Home

Besluit mestbassins milieubeheer

Geldig van 1 oktober 2010 tot 1 januari 2012
Geldig van 1 oktober 2010 tot 1 januari 2012

Besluit mestbassins milieubeheer

Opschrift

[Tekst geldig vanaf 01-10-2010 tot 01-01-2012]
[Regeling ingetrokken per 01-01-2013]

Aanhef

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 7 november 1989, Centrale Directie Juridische Zaken, afdeling Wetgeving, nr. MJZ07n89053, gedaan in overeenstemming met Onze Minister van Landbouw en Visserij en de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

Gelet op de artikelen 2a en 30e van de Hinderwet (Stb. 1981, 410);

De Raad van State gehoord (advies van 3 mei 1990, no. W08.89.0684);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer 12 december 1990, Centrale Directie Juridische Zaken, afdeling Wetgeving, nr. MJZ12d90014, uitgebracht in overeenstemming met Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij en Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

1.

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  1. inrichting: een inrichting die behoort tot een krachtens artikel 1.1, derde lid, van de Wet milieubeheer aangewezen categorie;

  2. bewaren van dunne mest: het bewaren van dunne mest in één of meer bassins, voor zover:

    1. 1°.

      de gezamenlijke oppervlakte van de in de inrichting aanwezige bassins niet meer bedraagt dan 750 m²;

    2. 2°.

      de gezamenlijke inhoud van de in de inrichting aanwezige bassins niet meer bedraagt dan 2500 m3;

    3. 3°.

      er in de bassins geen beluchting, geforceerde vergisting of een andere be- of verwerking van dunne mest plaatsvindt, behoudens mengen of roeren;

  3. dunne mest: mest die verpompbaar is en die bestaat uit faeces of urine van landbouwhuisdieren, al dan niet vermengd met mors-, spoel-, reinigings- of regenwater;

  4. bassin: een reservoir bestemd en geschikt voor het bewaren van dunne mest, dat niet geheel of gedeeltelijk is gelegen onder een stal en dat tot stand is gebracht na 1 juni 1987;

  5. woning: een gebouw of een deel van een gebouw, dat voor bewoning wordt gebruikt of daartoe is bestemd;

  6. gevoelig object: een gebouw of deel van een gebouw dat tot het verblijf van personen is bestemd, een gebouw of terrein dat is bestemd voor verblijfs- of dagrecreatie, niet zijnde een kampeerterrein als bedoeld in artikel 8, tweede lid, onder a, of artikel 8, derde lid, van de Wet op de openluchtrecreatie, een gebouw dat deel uitmaakt van een agrarisch bedrijf en ter beschikking wordt gesteld voor het houden van recreatief nachtverblijf, of een als kamphuis of blokhut aan te merken bouwwerk, dat ter beschikking wordt gesteld voor het houden van recreatief nachtverblijf;

  7. zeer kwetsbaar gebied: zeer kwetsbaar gebied in de zin van de Wet ammoniak en veehouderij;

  8. bevoegd gezag: het bestuursorgaan dat bevoegd is of zou zijn een omgevingvergunning voor de inrichting waar dunne mest wordt bewaard, te verlenen.

2.

Dit besluit is niet van toepassing op een inrichting waar dunne mest wordt bewaard in een bassin, dat is gelegen:

  1. op minder dan 50 m afstand van een woning van derden, die behoort tot een krachtens artikel 1.1, derde lid, van de Wet milieubeheer aangewezen inrichting voor het kweken, fokken, mesten, houden, verhandelen, verladen of wegen van dieren;

  2. op minder dan 100 m afstand van een gevoelig object van derden of een woning van derden, niet zijnde een woning als bedoeld onder a.

3.

Indien de gezamenlijke oppervlakte van de in de inrichting aanwezige bassins minder bedraagt dan 350 m², bedragen de in het tweede lid bedoelde afstanden respectievelijk 25 en 50 m.

Artikel 2

Degene die een inrichting drijft, waarin dunne mest wordt bewaard, dient te voldoen aan de voorschriften die zijn opgenomen in dit besluit en de bij dit besluit behorende bijlage I, alsmede aan de krachtens die voorschriften door het bevoegd gezag gestelde nadere eisen.

Artikel 3

Indien een inrichting tot een krachtens artikel 1.1, derde lid, van de Wet milieubeheer aangewezen categorie behoort, niet uitsluitend omdat daarin dunne mest wordt bewaard, geldt een voor de inrichting verleende omgevingsvergunning ook voor het oprichten, in werking hebben of veranderen van de inrichting, dan wel het veranderen van de werking daarvan, voor zover dit oprichten, in werking hebben of veranderen dan wel veranderen van de werking betrekking heeft op het bewaren van dunne mest overeenkomstig artikel 1.

Artikel 4

Artikel 5

Artikel 6

Artikel 7

Bijlage I. Behorende bij het besluit mestbassins milieubeheer

Bijlage II. Behorende bij het besluit mestbassins milieubeheer

Bijlage III. Behorende bij het besluit mestbassins milieubeheer