Home

Besluit aanvulling arbeidsongeschiktheidsuitkering

Geldig van 28 augustus 2002 tot 1 januari 2006
Geldig van 28 augustus 2002 tot 1 januari 2006

Besluit aanvulling arbeidsongeschiktheidsuitkering

Opschrift

[Tekst geldig vanaf 28-08-2002 tot 01-01-2006]
[Regeling ingetrokken per 01-01-2014]

Aanhef

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken van 11 januari 1973, nr. AW73/U14, Directoraat-Generaal Overheidspersoneelsbeleid, Directie Overheidspersoneelszaken, Hoofdafdeling Pensioenen en Wachtgelden;

gelet op de artikelen 125, eerste lid, en 134, eerste lid, van de Ambtenarenwet 1929 en op artikel A 4 van de Algemene burgerlijke pensioenwet;

de Raad van State gehoord (advies van 14 februari 1973, nr. 6);

gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken van 3 juli 1974, nr. AW74/U563, Directoraat-Generaal Overheidspersoneelsbeleid, Directie Overheidspersoneelszaken, Hoofdafdeling Pensioenen en Wachtgelden;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

  1. Onze Minister: Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

  2. wachtgeld: elke uitkering ter zake van onvrijwillige werkloosheid;

  3. arbeidsongeschiktheidsuitkering: elke uitkering ter zake van arbeidsongeschiktheid;

  4. invaliditeitspensioen: invaliditeitspensioen krachtens de Algemene burgerlijke pensioenwet;

  5. betrokkene:

    1. de gewezen ambtenaar in de zin van het Algemeen Rijksambtenarenreglement, met uitzondering van hem op wie hoofdstuk VI van dat reglement niet van toepassing was, aan wie wegens blijvende ongeschiktheid voor het vervullen van zijn betrekking ontslag is verleend met dadelijk ingaand recht op invaliditeitspensioen;

    2. de gewezen ambtenaar in de zin van het Algemeen Rijksambtenarenreglement, die op grond van artikel 42 van dat reglement aanspraak heeft op een uitkering overeenkomstig de normen van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering en aan het hem verleende ontslag geen aanspraak op wachtgeld kon ontlenen;

    3. de gewezen burgemeester, aan wie wegens blijvende ongeschiktheid voor het vervullen van zijn ambt ontslag is verleend met dadelijk ingaand recht op invaliditeitspensioen;

    4. de gewezen burgemeester, die op grond van het Rechtspositiebesluit burgemeesters op de voet van artikel 42 van het Algemeen Rijksambtenarenreglement aanspraak heeft op een uitkering overeenkomstig de normen van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering en aan het hem verleende ontslag geen aanspraak op wachtgeld kon ontlenen.

Artikel 2

1.

Een betrokkene heeft, indien hij onvrijwillig werkloos is, met ingang van de dag waarop het recht op invaliditeitspensioen, onderscheidenlijk het recht op uitkering overeenkomstig de normen van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering ingaat, recht op een uitkering.

2.

Voor de toepassing van het besluit wordt geen onvrijwillige werkloosheid aangenomen, indien betrokkene werkzaam blijft in een gelijktijdig vervulde volledige of als volledig aan te merken betrekking.

3.

In afwijking van het eerste lid heeft een betrokkene geen recht op een uitkering indien zijn invaliditeitspensioen of uitkering overeenkomstig de normen van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering is gebaseerd op de bepalingen van de Algemene burgerlijke pensioenwet of de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering zoals deze zijn komen te luiden na de inwerkingtreding van de Wet terugdringing beroep op de arbeidsongeschiktheidsregelingen.

Artikel 3

De duur van de uitkering bedraagt zes maanden.

Artikel 4

Artikel 5

Artikel 6

Artikel 7

Artikel 8

Artikel 9

Artikel 10

Artikel 11

Artikel 12

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 13

Artikel 14

Artikel 15