Wet op de omzetbelasting 1968
Wet op de omzetbelasting 1968
Opschrift
Aanhef
Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat de richtlijnen van de Raad van de Europese Economische Gemeenschap betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de Lid-Staten inzake omzetbelasting (Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen van 14 april 1967) aanleiding zijn de bestaande omzetbelasting volgens het cumulatieve cascadestelsel te vervangen door een omzetbelasting volgens het stelsel van heffing over de toegevoegde waarde;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Hoofdstuk I. Inleidende bepalingen
Artikel 1
Onder de naam 'omzetbelasting' wordt een belasting geheven ter zake van:
leveringen van goederen en diensten, welke in Nederland door een als zodanig handelende ondernemer onder bezwarende titel worden verricht;
intracommunautaire verwervingen van goederen onder bezwarende titel in Nederland door een als zodanig handelende ondernemer en door rechtspersonen, andere dan ondernemers;
intracommunautaire verwervingen onder bezwarende titel, anders dan in de zin van onderdeel b, van nieuwe vervoermiddelen in Nederland;
invoer van goederen.