Home

ECLI:NL:TGZRZWO:2022:151 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 15-11-2022 Z2021/3707

ECLI:NL:TGZRZWO:2022:151 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 15-11-2022 Z2021/3707

Gegevens

Instantie
Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle
Datum uitspraak
15 november 2022
Datum publicatie
17 november 2022
ECLI
ECLI:NL:TGZRZWO:2022:151
Zaaknummer
Z2021/3707

Inhoudsindicatie

Klacht tegen gz-psycholoog in tbs-instelling. De klacht gaat onder meer over de overplaatsing naar een andere afdeling, de aanvraag van een EVBG-status en de plaatsing in afzondering. Klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing in raadkamer d.d. 15 november 2022 naar aanleiding van de op 13 december 2021 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam ingekomen (en vervolgens naar het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle doorgestuurde) klacht van

A, verblijvende te B,

k l a g e r

-tegen-

C, gezondheidszorg-psycholoog, (destijds) werkzaam te B, bijgestaan door mr. R.J. Peet, jurist bij VvAA Rechtsbijstand te Utrecht,

b e k l a a g d e

1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit het volgende:

- het klaagschrift met bijlagen;

- het verweerschrift met bijlage;

- de voortgangsrapportage;

- het proces-verbaal van het op 7 juli 2022 gehouden mondeling vooronderzoek.

2. DE FEITEN

Op grond van de stukken dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Klager is eerder veroordeeld tot tbs met dwangverpleging. In verband hiermee heeft hij in verschillende klinieken verbleven. Op 12 augustus 2020 is hij, na een behandelimpasse, vanuit D, met een EVBG-status (Extreem Vlucht- en Beheers Gevaarlijk) overgeplaatst naar een intensive care unit (ICU) binnen E. Het doel van plaatsing bij E was het instellen op medicatie, al dan niet onder dwang.

Aanvankelijk is klager geplaatst op afdeling ICU-A. Daar is hij ingesteld op een dosering antipsychotica (aripiprazol, 1dd5mg). De medicatie, in combinatie met het verblijf op een kleinschalige afdeling, leidde tot een afname van het probleemgedrag. In verband hiermee is de eerder afgegeven EVBG-status op 29 september 2020 beëindigd. Klager is op enig moment betrokken geraakt bij een incident met een medepatiënt. Hierop is klager op 10 november 2020 overgeplaatst van ICU-A naar ICU-B.

Klager is vervolgens met ingang van 30 december 2020 geplaatst op de behandelafdeling G, waar een minder strak kader geldt dan op de ICU. Hier zijn de achterdocht enhet wantrouwen richting het behandelteam en de grensoverschrijdende gedragingen van klager weer toegenomen. Ondanks een verhoging van de medicatie (tot 1dd15mg vanaf februari 2021) was sprake van een terugval.

Een en ander heeft ertoe geleid dat klager met ingang van 26 november 2021 weer op de ICU is geplaatst.

Op 2 december 2021 is een longstay-aanvraag gedaan.

3. HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT

Klager verwijt beklaagde -zakelijk weergegeven-:

3. overplaatsing van ICU-A naar ICU-B nadat klager was aangevallen door een patiënt;

4. dat klager geen dekbed kreeg in verband met zijn astma/allergie;

6. plaatsing op de ICU;

9. de aanvraag van een EVBG-status;

13. dat beklaagde er op 23 november 2021 voor heeft gezorgd dat klager geen arbeid, sport, koken, bibliotheek en vrijdaggebed meer had;

18. dat klager in afzondering is gezet.

4. HET STANDPUNT VAN BEKLAAGDE

Beklaagde is van mening dat zij in tuchtrechtelijke zin niet tekort is geschoten en dat zij in de zorgverlening aan klager heeft gehandeld zoals van een redelijk bekwaam handelend zorgverlener zou moeten handelen.

5. DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1 Algemeen

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2 Klachtonderdeel a

Dit betreft de overplaatsing van ICU-A naar ICU-B nadat klager was aangevallen door een medepatiënt. Klager vindt het gek dat hij degene is die is overgeplaatst terwijl hij niet de dader was.

Uit het dossier leidt het college af dat niet in geschil is dat klager bij het betreffende incident het slachtoffer was en niet de dader. Het college begrijpt echter ook dat klager en de medepatiënt niet langer op dezelfde afdeling konden blijven en dat de medepatiënt gezien zijn problematiek niet kon worden overgeplaatst naar een andere afdeling. Voor klager was het wel mogelijk om te worden overgeplaatst zonder onderbreking van zijn behandeling, zodat daarvoor is gekozen.

Het college ziet hierin geen aanknopingspunten voor het oordeel dat tuchtrechtelijk verwijtbaar is gehandeld. Daar komt bij dat uit het dossier niet blijkt wat de eventuele rol van beklaagde bij de overplaatsing is geweest. Ook om die reden kan het college geen tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen vaststellen.

Klachtonderdeel a is daarom ongegrond.

5.3 Klachtonderdeel b

Klager verwijt beklaagde dat hij geen dekbed kreeg, terwijl hij last had van astma/allergie. Pas na maanden en verschillende procedures heeft hij alsnog een dekbed gekregen. Tijdens het mondeling vooronderzoek heeft hij hierover verklaard dat beklaagde degene is die hierover gaat en dat zij tegen hem had gezegd dat niemand in E een dekbed mocht in verband met de veiligheid.

De stelling van klager dat hem dit door beklaagde ontzegd is, vindt op geen enkele wijze steun in het dossier.

Om die reden verklaart het college ook klachtonderdeel b ongegrond.

5.4 Klachtonderdelen c, e en f

Vanwege de samenhang van deze klachtonderdelen, zal het college deze gezamenlijk bespreken. Deze klachtonderdelen gaan over (de aanloop naar) de plaatsing op de ICU. Bij besluit van de directeur van 26 november 2021 is tot plaatsing op de ICU besloten, na beoordeling door de interne toetsingscommissie. De interne toetsingscommissie betreft een multidisciplinaire commissie waar ook beklaagde deel van uitmaakt.

In het verslag van de interne toetsingscommissie (zoals aangehaald in het verweerschrift) is onder meer het volgende overwogen:

“Betrokkene is enkel functioneel in contact en weigert behandelcontacten en veel groepsmomenten, waardoor het behandelteam nauwelijks een inschatting kan maken over zijn beleving, functioneren, alsmede eventuele consequenties die zijn gedragingen hebben op zijn plaats en veiligheid binnen het cluster waar hij verblijft. Daarnaast wordt hij verdacht van het ontwrichten van het afdelingsmilieu door het opzettelijk wegmaken van spullen (w.o. een mes en biljartbal), het beïnvloeden van medepatiënten door het geven van adviezen welke potentieel schadelijk zijn voor het behandelresultaat, het verspreiden van leugens/beschuldigingen over het behandelteam en het binnensmokkelen van drugs. Ook wordt er een toename van wantrouwen/achterdocht jegens het behandelteam waargenomen. (…)

Gesteld kan worden dat betrokkene zich enkel enigszins staande kan houden binnen het milieu van een icu-afdeling. Zelf bij minimale stresserende omstandigheden, zoals overplaatsing naar een andere afdeling of instelling, of bij afschalen van intensief extern risicomanagement, blijkt de kans op destabilisatie zeer groot, zelfs binnen de huidige context. Het is daarom de verwachting dat betrokkene verder zal terugvallen op het moment dat hij geplaatst zal worden op reguliere tbs-afdeling waarmee risico’s op recidive ook zullen toenemen

(…)

Ook binnen de huidige context is het niet gelukt om een duurzame behandelrelatie op te bouwen met patiënt en voeren antisociale gedragingen en achterdocht de boventoon. Patiënt heeft een omgeving nodig waarin hij actief begrensd wordt, strakke, duidelijke regels aanwezig zijn en iedere stap die hij zet gecontroleerd en begeleid wordt.”

Klager wordt te ontregelend geacht voor de afdeling waar hij op dat moment verblijft en een ICU-status wordt geïndiceerd geacht.

De overwegingen van de interne toetsingscommissie getuigen naar het oordeel van het college van een navolgbare beoordeling. Het college ziet geen aanknopingspunten voor het oordeel dat beklaagde in dit verband tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Hetzelfde geldt ten aanzien van de overige verwijten.

Daarom zijn ook de klachtonderdeel c, e en f ongegrond.

5.5 Klachtonderdeel d

Dit klachtonderdeel betreft de aanvraag van een EVBG-status.

Klager had al EVBG-status toen hij bij E kwam. Daar is beklaagde verder niet bij betrokken geweest. Deze EVBG-status is met ingang van 29 september 2020 beëindigd. Uit het dossier kan niet worden afgeleid dat er opnieuw een EVBG-status is aangevraagd. Enkel is in het besluit tot ICU-plaatsing van 26 november 2021 meegedeeld: “een EVBG-status wordt aangevraagd”. Van een daadwerkelijke aanvraag lijkt het echter niet te zijn gekomen. Hiervoor vindt het college geen aanknopingspunten in het dossier en ook beklaagde stelt in verweer dat haar geen nieuwe EVBG-aanvraag bekend is.

Dat betekent dat ook klachtonderdeel d ongegrond is.

5.6 Conclusie

Gelet op het voorgaande dient als volgt te worden beslist.

6. DE BESLISSING

Het college verklaart de klacht kennelijk ongegrond.

Aldus gegeven door P.A.H. Lemaire, voorzitter, L.P.T. Raijmakers en G.G.A. Schuitemaker, leden-beroepsgenoten, in tegenwoordigheid van M.D. Moeke, secretaris.

voorzitter

secretaris

Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

a. Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als

- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard of

- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.

b. Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.

c. Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.

U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle/Groningen. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.

Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.