Home

ECLI:NL:TGZRSGR:2022:41 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 01-03-2022 D2021/2559

ECLI:NL:TGZRSGR:2022:41 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 01-03-2022 D2021/2559

Gegevens

Instantie
Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag
Datum uitspraak
1 maart 2022
Datum publicatie
1 maart 2022
ECLI
ECLI:NL:TGZRSGR:2022:41
Zaaknummer
D2021/2559

Inhoudsindicatie

Klacht tegen een verpleegkundige. Over klager is bij het meldpunt bemoeizorg een anonieme melding gedaan. De verpleegkundige is naar aanleiding van deze melding bij klager op huisbezoek geweest. Klager verwijt de verpleegkundige 1) plegen van smaad, 2) gegevensuitwisseling met de huisarts en 3) onjuiste informatieverstrekking. Het College is van oordeel dat uit het dossier niet valt af te leiden dat de verpleegkundige zich schuldig heeft gemaakt aan het vertellen van leugens of valse beschuldiging heeft geuit. Daarnaast heeft de verpleegkundige vanaf het moment dat klager zijn toestemming om contact op te nemen met zijn huisarts introk, geen informatie gedeeld. De verpleegkundige heeft alle mogelijke informatie aan klager ter beschikking gesteld en rekening gehouden met de persoonlijke levenssfeer van de anonieme melder. Klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Kenmerk: D2021/2559

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag heeft de volgende beslissing gegeven inzake de klacht van:

A,wonende te B,klager,

tegen:

C, verpleegkundige,werkzaam te D,beklaagde,gemachtigde: mr. E.A. van Win, werkzaam te Leiden.

1. Het verloop van de procedure1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:- het klaagschrift, ontvangen op 29 maart 2021;- het aanvullend klaagschrift met bijlagen;- het verweerschrift met bijlagen.

1.2 De partijen hebben afgezien van de mogelijkheid om in het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

1.3 Het College heeft de klacht op 18 januari 2022 in raadkamer behandeld.

2. Waar gaat de zaak over en wat is de beslissing?2.1 GGD E heeft op 13 juli 2020 F geïnformeerd over een anonieme melding die bij het meldpunt bemoeizorg was binnengekomen. Het betrof een melding waarin (ernstige) zorgen werden geuit over het gedrag van klager. Beklaagde ging naar aanleiding van deze melding, vergezeld door de wijkagent, bij klager op huisbezoek. Nadat de GGD wederom een melding kreeg over het gedrag van klager is beklaagde voor een tweede huisbezoek bij klager langs geweest. Klager wilde de identiteit van de melder achterhalen en dient een verzoek in bij F. F heeft klager de geanonimiseerde melding van 13 juli 2020 overhandigd. Klager was niet tevreden en verzocht inzage in zijn GGZ-dossier. De GGZ heeft klager vervolgens een kopie van zijn gedeeltelijk geanonimiseerde GGZ-dossier overhandigd. Klager heeft aangevoerd dat er sprake zou zijn van smaad, dat er gegevens van klager zouden zijn uitgewisseld met zijn huisarts zonder zijn toestemming en dat beklaagde onwaarheden zou hebben verteld. Beklaagde heeft de klacht bestreden. Het College komt tot de conclusie dat de klacht kennelijk ongegrond is en licht dat als volgt toe.

3. Wat is er precies gebeurd?3.1 GGD E (hierna: GGD) heeft via het meldpunt bemoeizorg meerdere meldingen ontvangen waarin de melders hun zorgen hebben geuit over het gedrag van klager. De GGD heeft op 13 juli 2020 F op de hoogte gesteld van de meldingen. Voor de gemeente B, waar klager woont, voert F (hierna: GGZ) de Openbare Geestelijke Gezondheidszorg uit. Een onderdeel van de Openbare Geestelijke Gezondheidszorg is zogenaamde bemoeizorg.

3.2 De GGD-meldingen zijn voor de GGZ aanleiding om bij klager op huisbezoek te gaan. Op 31 juli 2020 gaat beklaagde, werkzaam als sociaal psychiatrisch verpleegkundige, vergezeld van een wijkagent bij klager op huisbezoek. Klager wilde beklaagde en de wijkagent niet tot zijn woning toelaten. Het gesprek heeft daarom niet in de woning plaatsgevonden maar in het trappenhuis plaatsgevonden.

3.3 Beklaagde heeft klager de reden van het huisbezoek uitgelegd en klager in de gelegenheid gesteld om zijn kant van het verhaal te vertellen. Klager vertelt over een inbraak door buurman ’G’ in de slaapkamer van zijn zoontje en over de slechte verhouding met Veilig Thuis in verband met zijn zoontje. Na afloop van het gesprek gaf klager aan dat hij geen behoefte had aan verder contact met de GGZ. Een vervolgafspraak werd daarom niet gemaakt. Volgens de verklaring van beklaagde heeft klager, in het bijzijn van de wijkagent, toestemming gegeven om zijn huisarts te informeren over het huisbezoek van de GGZ. In het GGZ dossier van klager werd een gespreksverslag van het huisbezoek opgenomen. Beklaagde heeft op 6 augustus 2020 geprobeerd om contact op te nemen met de huisarts. De huisarts was niet aanwezig waardoor er geen contact heeft plaatsgevonden en ook geen informatie uitwisseling heeft plaatsgevonden.

3.4 In augustus 2020 ontving de GGD opnieuw meldingen over zorgelijk gedrag van klager. Naar aanleiding van deze meldingen heeft een tweede huisbezoek plaatsgevonden. Omdat klager niet thuis was heeft beklaagde haar gegevens achtergelaten met het verzoek om contact met haar op te nemen. Op 25 september 2020 neemt klager telefonisch contact op met beklaagde. Beklaagde legt uit dat klager een patiënt is en dat de huisbezoeken hebben plaatsgevonden vanuit de Openbare Geestelijke Gezondheidszorg.

3.5 Klager wilde de identiteit van de melders achterhalen. Daarom heeft klager bij de GGZ een verzoek ingediend om de meldingen te ontvangen. De GGZ stuurde het verzoek door naar de GGD, waar de meldingen waren ingekomen. De melder had anoniem gemeld en ook uitdrukkelijk aangegeven anoniem te willen blijven. Om de identiteit van de melder anoniem te houden heeft de GGZ de melding van 13 juli 2020 geanonimiseerd aan klager verstrekt. Klager was niet tevreden want hij kon de identiteit van de melder niet achterhalen. Klager heeft verzocht om inzicht te krijgen in het GGZ-dossier. De heer H, verpleegkundige en vervanger van beklaagde, heeft het gedeeltelijk geanonimiseerde dossier op 16 november 2020 aan klager overhandigd.

4. Wat houdt de klacht in?De klacht luidt – zakelijk weergegeven - als volgt.1) Beklaagde heeft smaad gepleegd tegenover klager;2) Beklaagde heeft zonder toestemming informatie gedeeld met anderen waaronder de huisarts;3) Beklaagde heeft klager onjuist geïnformeerd.

5. Het standpunt van beklaagde.Beklaagde is vanaf de melding van 13 juli 2020 bekend met klager. De beklaagde heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Beklaagde heeft intern overlegd met collega’s om te bepalen of de GGZ in het kader van bemoeizorg actie zou moeten ondernemen naar aanleiding van de GGD-meldingen, het huisbezoek en het latere contact met klager. Beklaagde heeft geprobeerd, zoals afgesproken, om de huisarts van klager over de betrokkenheid van de GGZ te informeren en om te vertellen dat het contact zou worden beëindigd. Toen er geen contact met de huisarts kon worden verkregen heeft beklaagde klager daarvan op de hoogte gesteld. Toen klager, in tegenstelling tot eerder, aangaf dat hij niet wilde dat klager zijn huisarts informeerde, heeft beklaagde conform klagers wens gehandeld en heeft er geen uitwisseling van informatie plaatsgevonden. Omdat klager zelf geen zorg vanuit de GGZ wilde en er geen aanleiding was voor zorg binnen een verplicht kader, is besloten het dossier te sluiten. Beklaagde meent dat zij in de uitoefening van haar werkzaamheden steeds heeft gehandeld als een redelijk bekwaam sociaal psychiatrisch verpleegkundige.

6. De beoordelingKlager heeft zijn klaagschrift gericht tegen verschillende personen. In het onderhavige geval behandelt het College de klacht tegen de beklaagde.Aan welke criteria toetst het College?

6.1 De vraag die het College moet beantwoorden is of beklaagde als sociaal psychiatrisch verpleegkundige de zorg heeft verleend die van haar verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een ‘redelijk bekwame en redelijk handelende’ sociaal psychiatrisch verpleegkundige. Het College houdt bij de beoordeling rekening met de toen voor de sociaal psychiatrisch verpleegkundige geldende beroepsnomen. Verder neemt het College bij de beoordeling van de verschillende onderdelen van de klacht het dossier tot uitgangspunt. Dat is de meest betrouwbare bron voor wat er is gebeurd en besproken.

Klachtonderdeel 1) plegen van smaad.6.2 Volgens klager heeft beklaagde onjuistheden, leugens en of valse beschuldigingen verteld.6.3 Het College is van oordeel dat het GGZ-dossier zorgvuldig is opgebouwd. Uit het dossier valt af te leiden dat er op 31 juli 2020 bij klager een huisbezoek heeft plaatsgevonden. Het huisbezoek was gebaseerd op een anonieme melding die bij de GGD binnen was gekomen. Om de melding te verifiëren en beoordelen of er sprake was van een behoefte of noodzaak voor bijstand vanuit de GGZ is beklaagde bij klager op huisbezoek gegaan. Van het huisbezoek heeft beklaagde een verslag gemaakt. Uit het verslag blijkt dat klager op de hoogte was gesteld over de reden van het huisbezoek en dat klager in de gelegenheid werd gesteld om zijn verhaal te vertellen.

6.4 De melding over het zorgelijke gedrag van klager was een anonieme melding. Het College is op grond van de overgelegde stukken van oordeel dat niet is gebleken dat het door beklaagde uitgevoerde huisbezoek op onjuiste gronden heeft plaatsgevonden. Er was naar aanleiding van de anonieme klacht reden tot zorg en vanuit die zorgen heeft het huisbezoek plaatsgevonden. Uit het dossier valt niet af te leiden dat beklaagde zich schuldig heeft gemaakt aan het vertellen van leugens of valse beschuldiging heeft geuit. Beklaagde heeft de inhoud van de melding besproken maar heeft over het waarheidsgehalte ervan geen mening gegeven, althans dat blijkt niet uit het dossier. Het klaagschrift geeft niet duidelijk aan waaruit de leugens en/of de valse beschuldigingen bestaan. Het College acht dit klachtonderdeel daarom kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel 2) gegevensuitwisseling met de huisarts.6.5 Klager is van mening dat beklaagde zonder zijn toestemming informatie heeft gedeeld met de huisarts over een stoornis waaraan hij zou lijden.

6.6 Nergens in het overgelegde dossier wordt er gesproken over een stoornis waaraan klager zou lijden. Het dossier bevat e-mails en de registratie van (telefonische) contact momenten. Uit geen van deze stukken valt af te leiden dat er wordt gesproken over een diagnose.6.7 Volgens het dossier heeft klager tijdens het eerste huisbezoek op 31 juli 2020, in aanwezigheid van de wijkagent, mondeling toestemming gegeven om contact op te nemen met zijn huisarts. Beklaagde heeft in overeenstemming gehandeld met de Handreiking Gegevens uitwisseling in de Bemoeizorg, GGD GHOR Nederland, september 2014. Volgens beklaagde was het, gezien de zorgen over de gedragingen van klager, van belang om de huisarts te informeren over de meldingen en het GGZ-huisbezoek. Het uitwisselen van informatie heeft niet plaatsgevonden omdat de huisarts afwezig was. Vanaf het moment dat klager zijn toestemming om contact op te nemen met zijn huisarts introk heeft beklaagde geen informatie gedeeld. Dit klachtonderdeel is op grond van het vorenstaande naar het oordeel van het College kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel 3) klager is onjuist geïnformeerd6.8 Doordat klager de identiteit van de melder niet heeft kunnen achterhalen uit de geanonimiseerde melding van 13 juli 2020 noch uit zijn geanonimiseerde GGZ-dossier is klager van mening dat hij niet over alle informatie heeft kunnen beschikken. Ook zou klager onjuist zijn geïnformeerd. Daarbij heeft beklaagde volgens klager geweigerd om zichzelf kenbaar te maken. Aangaande het laatste geldt dat niet goed meer is vast te stellen hoe beklaagde zich bij het huisbezoek aan klager heeft voorgesteld maar beklaagde stelt wel dat zij dit heeft gedaan. Het College kan op dit punt daarom niet uitgaan van de juistheid van hetgeen klager over het besprokene stelt. Klager heeft bovendien later, toen bij het tweede huisbezoek klager niet thuis was, in elk geval (nogmaals) kennis kunnen nemen van de persoonsgegevens van beklaagde doordat beklaagde een briefje in de brievenbus heeft achtergelaten.

6.9 Aangaande het anonimiseren van de gegevens van de melder overweegt het College als volgt. Conform de KNMG richtlijn “Omgaan met medische gegevens”, KNMG, 2020, par. 7.1 bestaat er een uitzondering op het recht op inzage “Het recht op inzage kent één uitzondering: er wordt aan een patiënt geen inzage in of een afschrift van (een deel van) het medische dossier verleend als de persoonlijke levenssfeer van een ander daardoor wordt geschaad, en diens belang een overwegend karakter heeft.” Voordat beklaagde over ging tot het verstrekken van de verzochte informatie heeft beklaagde collegiaal overleg gepleegd. Het belang op informatie werd afgezet tegen het belang van bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de melder, die anoniem wilde blijven. Het vermoeden dat klager de melder zou kunnen lastigvallen maakt dat het belang om de persoonlijke levenssfeer van de melder te beschermen zwaarder woog dan het belang van klager om over alle informatie te beschikken. De belangenafweging die heeft plaatsgevonden alvorens over te gaan tot het verstrekken van de verzochte informatie is naar het oordeel van het College juist. Beklaagde heeft alle mogelijke informatie aan klager ter beschikking gesteld en rekening gehouden met de persoonlijke levenssfeer van de anonieme melder. Het College is van oordeel dat er geen sprake is van het onjuist informeren van klager. Dit klachtonderdeel is kennelijk ongegrond.

6.10 Om bovenstaande redenen zal de klacht als geheel kennelijk ongegrond worden verklaard.

7. De beslissingHet Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag beslist als volgt:verklaart de klacht kennelijk ongegrond.

Deze beslissing is gegeven op 1 maart 2022 door E.F. Brinkman, voorzitter, B.S. Abdoelkariem, lid-jurist, E.M. Rozemeijer, I.M. Bonte en W.M.E. Bil, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door L.B.M. van ’t Nedereind, secretaris.