Home

ECLI:NL:TGZRGRO:2014:4 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 28-01-2014 G2013/41

ECLI:NL:TGZRGRO:2014:4 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 28-01-2014 G2013/41

Gegevens

Instantie
Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Groningen
Datum uitspraak
28 januari 2014
Datum publicatie
7 februari 2014
ECLI
ECLI:NL:TGZRGRO:2014:4
Zaaknummer
G2013/41

Inhoudsindicatie

Klacht tegen kinderarts. Klager verwijt verweerster dat zij bij de opname van zijn minderjarige dochter niet adequaat heeft gehandeld waardoor onaanvaardbaar delay bij de behandeling is ontstaan. Het feit dat zijn dochter te laat werd behandeld, heeft tot ernstige en onomkeerbare fysieke en geestelijke schade bij haar geleid. Verweerster heeft de klacht gemotiveerd betwist. Klacht ongegrond.

Uitspraak

Rep. nr. G2013/41

28 januari 2014

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE GRONINGEN

Het College heeft het volgende overwogen over en beslist op de op 24 april 2013 binnengekomen klacht van:

A,

wonende te B,

klager,

tegen

C,

kinderarts,

voorheen werkzaam te D,

verweerster,

BIG reg. nr. -,

gemachtigde: mr. R.P.T. van der Mark.

1. Verloop van de procedure

Het College heeft kennisgenomen van:

- het klaagschrift van 22 april 2013 met bijlage, ingekomen op 24 april 2013;

- het verweerschrift van 2 juli 2013 met bijlagen, ingekomen op 3 juli 2013;

- de repliek van onbekende datum, ingekomen op 19 september 2013;

- het proces-verbaal van het mondeling vooronderzoek onder leiding van de secretaris van het College, mr. L.C. Commandeur, van 25 september 2013;

- brief van verweerster van 21 oktober 2013 met bijlage, ingekomen op 22 oktober 2013.

De klacht is behandeld ter openbare zitting van 5 november 2013. Verschenen zijn klager, vergezeld van zijn echtgenote, en verweerster, bijgestaan door haar gemachtigde.

2. Vaststaande feiten

2.1

Voor de beoordeling van de klacht gaat het College uit van de volgende feiten, die als erkend dan wel enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist vaststaan.

2.2

Op 23 maart 2008 is de toen driejarige dochter van klager (hierna: patiënte) via de centrale spoedopvang (CSO) van het E te D in het ziekenhuis opgenomen. De huisarts had patiënte doorverwezen omdat zij die ochtend een insultachtige aanval had doorgemaakt waarna zij apathisch was geworden en er nauwelijks contact met haar kon worden gemaakt. Patiënte is bekend met het Syndroom van Mowat Wilson. De CSO-verpleegkundige heeft op het triageformulier (om 17.32 uur) opgetekend dat patiënte bij de aanval een sterk gespannen linkerbeen en een verkrampt lichaam had en dat haar ogen wegdraaiden. Verder had zij bij de eerste controles 38.9°C koorts en een pols van 187, was haar bloeddruk 82/47, was de saturatie was 95% en was haar gewicht 9.65 kilo. De drie dagen voor haar opname was zij verkouden, de einddiagnose luidde: verdenking bacteriële infectie.

2.3

De eerder dienstdoende kinderarts had patiënte aanvullend onderzoek laten verrichten alvorens haar behandeling te starten en daarbij gewacht op de uitslagen van het laboratorium, de consultatie van de neuroloog en de uitkomst van de ruggenprik. Zijn diagnostische overwegingen waren: “post-ictaal na convulsie (door?) bij koorts, infectie/sepsis – focus?, metabole ontregeling”. Om 20.21 uur waren de laboratoriumuitslagen bekend van de venapunctie die door de arts-assistent was verricht. Deze uitslag was: normaal Hb/Ht, witte bloedcellen binnen de laag-normale range (4,1 x 109/l), verhoogd CRP (107 mg/l) en verhoogd ureum (14,0 mg/l), geen stoornissen in de electrolyten, het kreatinine bedroeg 72, bloedgas analyse: normale ph, geen acidose. Aangetekend werd dat na de lumbaalpunctie met antibiotica zou worden gestart bij verdenking van een bacteriële infectie bij koorts zonder duidelijke focus.

2.4

Rond 23.00 uur heeft verweerster bij patiënte een lumbaalpunctie verricht en haar vocht toegediend. Omstreeks middernacht werd zij op de kinderafdeling (mediumcare) opgenomen en kreeg zij antibiotica toegediend. Om 02.00 uur is patiënte naar de kinder intensive care overgebracht in verband met circulatoire shock bij meningitis/sepsis op basis van pneumococ met purpura fulminans.

2.5

Later opgetreden necrose van delen van haar handen en voeten, in het bijzonder van de vingertoppen en rechtervoet, heeft geleid tot een necrotectomie (amputatie van de necrotische delen). Uiteindelijk zijn bij patiënte het rechter onderbeen, de tenen van de linkervoet en alle vingertoppen geamputeerd.

3. De klacht

Klager verwijt verweerster dat zij bij de opname van patiente niet adequaat heeft gehandeld waardoor onaanvaardbaar delay is ontstaan voordat patiente voldoende werd behandeld.

4. Het verweer

Verweerster begon om 23.00 uur met haar dienst, nadat de dagdienst aan haar was overgedragen. Verweerster diende antibiotica toe en de verpleegkundige heeft een verblijfskatheter aangelegd. Hierna is een urinekweek afgenomen omdat verweerster oordeelde dat toediening van antibiotica geen uitstel kon velen. Om 1.15 heeft verweerster de kinderintensivist gevraagd patiënte mede te beoordelen. Op dat moment werd purpura sacraal en petechiën vastgesteld. Op basis van de conclusie purpura fulminans met een progressieve respiratoire en circulatoire insufficiënte op basis van een sepsis werd om 1.30 uur besloten patiënte naar de kinder intensive care over te plaatsen, hetgeen om 2.00 uur werd uitgevoerd. Vanaf dat moment heeft verweerster geen bemoeienis meer met de behandeling van patiënte gehad.

5. Beoordeling van de klacht

Het College wijst erop dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsbeoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

Uit het medisch dossier blijkt dat verweerster om 23.00 uur met haar dienst is begonnen en patiënte in slechtere staat aantrof dan zij op basis van de overdracht had verwacht. Zij heeft patiënte meteen aan de monitor gelegd, gezorgd dat zij op het infuus werd aangesloten en vocht kreeg toegediend, voor de lumbaal punctie gezorgd en gezorgd dat patiënte vanaf 00.00 uur antibiotica kreeg toegediend. Omdat patiënte hier onvoldoende op reageerde, heeft verweerster de intensive care om consult gevraagd.

Het College is van oordeel dat verweerster vanaf het moment dat zij bij de behandeling van patiënte is betrokken, medisch adequaat heeft gehandeld. Zij kan dan ook niet voor enige vorm van delay verantwoordelijk worden gesteld. Ook overigens is niet gebleken van feiten en omstandigheden waaruit kan worden afgeleid dat zij in medisch professioneel opzicht is tekort geschoten door haar verantwoordelijkheid niet te nemen.

6. Slotsom

Nu de klacht faalt, zal deze ongegrond worden verklaard.

7. Beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Groningen:

verklaart de klacht ongegrond en wijst de klacht af.

Aldus gegeven door:

prof. mr. J.H.M. Willems, voorzitter,

mr. dr. W.J.A.M. Dijkers,lid-jurist,

dr. H.J. van Dijk, lid-geneeskundige,

mevrouw drs. M.E.H.M. Fortuin, lid-geneeskundige,

drs. J.U.R. Niewold, lid-geneeskundige,

bijgestaan door mr. Y.M.C. Bouman, secretaris,

en in het openbaar uitgesproken op 28 januari 2014 door mr. dr. H.L.C. Hermans, voorzitter, in tegenwoordigheid van de secretaris.

De secretaris: De voorzitter:

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door: a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard; b. degene over wie is geklaagd; c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat. Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Groningen, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.