ECLI:NL:TGZREIN:2017:8 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 11-01-2017 1627
ECLI:NL:TGZREIN:2017:8 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 11-01-2017 1627
Gegevens
- Instantie
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven
- Datum uitspraak
- 11 januari 2017
- Datum publicatie
- 11 januari 2017
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:TGZREIN:2017:8
- Zaaknummer
- 1627
Inhoudsindicatie
Huisarts wordt verweten dat zij klaagster zonder enige vorm van onderzoek en zonder hulp te bieden na een visite doodziek heeft achtergelaten, waardoor de gezondheidssituatie van klaagster verslechterde en een ziekenhuisopname volgde.
Gelet op de omstandigheden niet tuchtrechtelijk verwijtbaar dat verweerster geen onderzoek bij klaagster heeft gedaan naar hart en longen. Dat klaagster in de nacht na de visite kort van adem is geworden en deze toestand steeds erger werd, heeft verweerster tijdens haar bezoek niet kunnen en behoeven voorzien. Ongegrond.
Uitspraak
heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 1 maart 2016 binnengekomen klacht van:
[A]
wonende te [B]
klaagster
tegen:
[C]
huisarts
werkzaam te [D]
verweerster
gemachtigde mr. K. Zeylmaker te Breda
1. Het verloop van de procedure
Het college heeft kennisgenomen van:
- het klaagschrift
- het verweerschrift
- de brief van klaagster ontvangen op 28 mei 2016 waarbij zij de klacht intrekt
- de brief van de secretaris aan klaagster van 1 juni 2016
- de brief van klaagster ontvangen op 14 juni 2016 waarbij zij de intrekking annuleert.
Na ontvangst van het verweerschrift heeft de secretaris de zaak naar een openbare zitting van het college verwezen.
Partijen hebben geen gebruik gemaakt van het aangeboden mondelinge vooronderzoek.
De klacht is ter openbare zitting van 16 november 2016 behandeld. Verweerster was aanwezig, bijgestaan door haar gemachtigde. Klaagster was om gezondheidsredenen niet aanwezig maar wilde wel dat de behandeling van de zaak door zou gaan.
2. De feiten
Het gaat in deze zaak om het volgende.
Klaagster woont in een zorgcentrum. Verweerster is de huisarts van klaagster. Op 11 januari 2016 heeft verweerster klaagster in het zorgcentrum bezocht omdat klaagster vocht vasthield in haar benen. Daarop is de voorgeschreven medicatie verhoogd (furosemide 1 dd van 40 mg naar 80mg) en zijn vervolgens beide onderbenen twee weken gezwachteld.
Op 11 februari 2016 heeft verweerster klaagster opnieuw bezocht.
Tijdens dit bezoek heeft verweerster naar de benen van klaagster gekeken - deze waren dunner geworden - en heeft klaagster aangegeven dat ze benauwd was. Verweerster heeft tijdens dit consult niet het hart en de longen van klaagster beluisterd. Wel heeft verweerster, omdat klaagster over misselijkheid klaagde, haar domperidon voorgeschreven.
In de nacht van 11 op 12 februari 2016 is klaagster met spoed opgenomen in het ziekenhuis vanwege forse toename van dyspnoe klachten. Op 26 februari 2016 heeft klaagster het ziekenhuis verlaten.
3. Het standpunt van klaagster en de klacht
Verweerster wordt nalatig medisch handelen verweten omdat zij klaagster zonder enige vorm van onderzoek en zonder hulp te bieden na een visite doodziek heeft achtergelaten, waardoor de gezondheidstoestand van klaagster ernstig verslechterde en zij in het ziekenhuis moest worden opgenomen.
In haar toelichting op de klacht voert klaagster aan dat het zorgcentrum verweerster gebeld had omdat klaagster erg benauwd was, zich extreem ziek voelde en veel vocht vast hield.
4. Het standpunt van verweerster
Door het zorgcentrum is op 11 februari 2016 een controlebezoek aangevraagd voor klaagster. Tijdens dit bezoek heeft verweerster naar de benen van klaagster gekeken. Desgevraagd vertelde klaagster aan verweerster dat het beter ging met haar benen en dat deze dunner waren geworden. Klaagster gaf ook aan dat zij wat benauwd was, maar verweerster heeft dit niet geïnterpreteerd als de vraag waarvoor de visite bedoeld was. Verweerster heeft aan klaagster gevraagd of de benauwdheid anders dan anders was, waarop klaagster zei: “dit is de benauwdheid die ik altijd ervaar”. Verweerster heeft ongeveer een half uur met klaagster gesproken en daarbij niet de indruk gekregen dat klaagster benauwder was dan normaal
-zij vertelde zelf haar verhaal en kon dit in volle zinnen doen zonder naar lucht te hoeven happen- en zij maakte absoluut geen zieke en verzwakte indruk. Verweerster heeft ter zitting toegevoegd dat een verzorgende aanwezig was die niets over extra benauwdheid heeft opgemerkt. Klaagster was vanwege anemie reeds onder behandeling van een internist met wie zij de week erna een afspraak had.
5. De overwegingen van het college
Beoordeeld dient te worden of verweerster ten opzichte van klaagster de zorg heeft betracht die van haar als huisarts mocht worden verwacht. Naar het oordeel van het college dient deze vraag bevestigend te worden beantwoord en het college overweegt daarover als volgt.
Vaststaat dat verweerster niet met behulp van een stethoscoop naar het hart en/of de longen van klaagster heeft geluisterd. Wel heeft verweerster uitvoerig met klaagster gesproken over de klachten met betrekking tot haar benen en heeft zij klaagsters benen beoordeeld. De door klaagster aangegeven benauwdheid is eveneens met verweerster besproken. Deze benauwdheid paste volgens verweerster in het ziektebeeld van klaagster en tijdens het circa een half uur durende gesprek met klaagster heeft verweerster niet de indruk gekregen dat klaagster benauwder was dan anders of dat zij ziek was. Onder deze omstandigheden is het niet tuchtrechtelijk verwijtbaar dat verweerster geen onderzoek bij klaagster heeft gedaan naar hart en longen, nog daargelaten of een dergelijk onderzoek op dat moment een andere uitkomst had gegeven en daarmee tot een ander beleid had geleid. Daarbij komt dat klaagster de week erop een afspraak met de internist had en verweerster heeft voorgesteld deze afspraak af te wachten om te kijken wat het resultaat daarvan zou zijn. Zowel klaagster als de aanwezige verzorgende van het zorgcentrum waren het eens met dit voorstel.
Dat klaagster in de nacht van 11 op 12 februari 2016 kort van adem is geworden en deze toestand steeds erger werd - zoals zowel in het verslag van de huisarts die klaagster in de nacht van 11 op 12 februari 2016 heeft bezocht als in het verslag van de cardioloog die klaagster op 12 februari 2016 op de spoedeisende hulp heeft gezien staat vermeld -, heeft verweerster tijdens haar bezoek op 11 februari 2016 niet kunnen en behoeven voorzien.
De conclusie is dat verweerster met betrekking tot de klacht geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. De klacht is dan ook ongegrond
6. De beslissing
Het college:
- wijst de klacht af.
Aldus beslist door mr. C.D.M. Lamers als voorzitter, mr. J.H.C. Schouten als lid-jurist,
P.A.M. Beker, H.J. Weltevrede en J.L.M. van Helmond als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van mr. C.W.M. Hillenaar als secretaris en in het openbaar uitgesproken
op 11 januari 2017 in aanwezigheid van de secretaris.