Home

ECLI:NL:TGZREIN:2014:17 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 16-01-2014 13102a

ECLI:NL:TGZREIN:2014:17 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 16-01-2014 13102a

Gegevens

Instantie
Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven
Datum uitspraak
16 januari 2014
Datum publicatie
16 januari 2014
ECLI
ECLI:NL:TGZREIN:2014:17
Zaaknummer
13102a

Inhoudsindicatie

Klager verwijt desociaal psychiatrisch verpleegkundige dat hij hem onprofessioneel heeft bejegend, geen diagnose bij hem heeft gesteld en hem niet adequaat behandeld heeft, ten onrechte afspraken met hem heeft afgezegd en dat hij hem gedurende een jaar ondanks herhaaldelijk verzoek om hulp geen begeleiding heeft geboden, maar dat klager wel is volgestopt met medicijnen, waardoor hij zijn medicijngebruik niet heeft kunnen afbouwen. Klacht ongegrond.

Uitspraak

heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 7 mei 2013 binnengekomen klacht van:

[A]

wonende te [B]

klager

tegen:

[C]

sociaal psychiatrisch verpleegkundige

werkzaam te [B]

verweerder

gemachtigde mr. C.W.M. Verberne te Eindhoven

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

- het klaagschrift en een aanvulling daarop

- het verweerschrift en drie aanvullingen daarop

- de brieven met bijlagen ontvangen van klager op 10 oktober en 23 oktober 2013

- aanvullende stukken ontvangen van klager op 12 november 2013

- de pleitnota overgelegd door de gemachtigde van verweerder.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

De klacht is ter openbare zitting van 2 december 2013 behandeld. Partijen waren aanwezig, verweerder bijgestaan door gemachtigde mevrouw mr. C. van der Kolk-Heinsbroek.

2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende:

Verweerder is als sociaal psychiatrisch verpleegkundige verbonden aan de GGZ [D].. Verweerder heeft klager in september en in december 2009 op verzoek van respectievelijk de huisarts en de acupuncturist, bij wie klager onder behandeling is, gezien in het kader van de crisisdienst. Beide keren is na overleg met de dienstdoende psychiater afgezien van verdere actie. Naar aanleiding van huiselijk geweld heeft de echtgenote van klager in februari 2010 aangegeven te willen scheiden. Naar aanleiding daarvan heeft klager op 9 februari 2010 een overdosis medicatie ingenomen, waarna hij in het ziekenhuis is opgenomen. Vanaf februari 2010 tot november 2011 is verweerder hoofdbehandelaar van klager geweest. Op 2 maart 2010 heeft verweerder met klager het eerste gesprek gevoerd. In juni 2010 is de thuissituatie geëscaleerd. Klager is strafrechtelijk veroordeeld tot een werkstraf van 70 uur; een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand, verplicht reclasseringscontact en een straat/contactverbod. Klager was ondertussen in behandeling bij Novadic Kentron in verband met zijn alcoholprobleem. Per september 2010 is klager gestart met door verweerder gegeven agressietraining, welke op 18 januari 2011 is geëindigd. In deze periode hebben geen individuele gesprekken tussen klager en verweerder plaatsgevonden; wel heeft klager twee keer per maand contact gehad met de teampsychiater. Van 4 maart 2011 tot 7 november 2011 heeft klager eenmaal per maand dit contact gehad.

Vanaf 31 januari 2011 tot mei 2011 en vanaf september 2011 tot 15 november 2011 hebben weer individuele gesprekken tussen klager en verweerder plaatsgevonden. In november 2011 is klager vanuit Novadic Kentron verwezen naar de [E], waarna verweerder klager niet meer heeft gezien.

3. Het standpunt van klager en de klacht

Uit het klaagschrift zijn de navolgende klachten te destilleren.

1. Verweerder heeft klager onprofessioneel bejegend.

Tijdens de begeleiding heeft verweerder verwijten aan het adres van klager gemaakt waardoor hij meer is gaan drinken, dieper in de put raakte en toen geprobeerd heeft uit het leven te stappen door 360 pillen in te nemen. Na de suïcidepoging heeft verweerder tegen klager gezegd dat het een schreeuw om aandacht was. Nadat klager was vrijgekomen heeft verweerder de politie gebeld met de mededeling ‘vastzetten die vent’.

2. Verweerder heeft geen diagnose bij klager gesteld en klager niet adequaat behandeld.

Klager is daardoor doorgedraaid en is ‘in zijn privésituatie in de fout gegaan’. Als gevolg van het gebrek aan vakkundige hulp heeft klager een schuld opgebouwd van € 65.000,--.

3. Verweerder heeft afspraken met klager afgezegd, terwijl hij ’s avonds wel agressietraining kon geven.

4. Klager heeft gedurende een jaar ondanks herhaaldelijk verzoek om hulp geen begeleiding gehad, maar is wel volgestopt met medicijnen. Hij heeft zijn medicijngebruik niet kunnen afbouwen, waardoor nu zijn rijbewijs niet is verlengd.

4. Het standpunt van verweerder

Ad 1. Door zijn jarenlange ervaring is verweerder zeer ervaren en bekwaam. Verweerder zal nooit in een begeleidingstraject verwijten uiten richting patiënt. Klager heeft niet omschreven waaruit die verwijten zouden hebben bestaan, zodat verweerder zich daartegen niet kan verweren.

Verweerder betwist met klem zich na de suïcidepoging dan wel na het vrijkomen van klager op de door klager aangehaalde wijzen jegens hem te hebben geuit. Een professional doet zulke uitlatingen niet.

Ad 2. Er zijn wel degelijk diagnoses gesteld bij klager, te weten volgens de DSM IV-TR Classificatie: alcoholmisbruik, post traumatische stress-stoornis (PTSS), partner relatieprobleem en een persoonlijkheidsstoornis NAO. Aan de hand van deze diagnose is wel degelijk adequaat gehandeld. Voor het alcoholmisbruik is een behandeltraject bij Novadic Kentron opgestart; het partnerrelatieprobleem is in de vorm van relatietherapiegesprekken aangepakt; klager heeft agressietherapie gevolgd en voor de PTSS is klager op een wachtlijst gezet voor een traumacursus. De reclasseringsbegeleider heeft er voor gezorgd dat klager EMDR bij de [E] krijgt.

Bovendien betwist verweerder het causaal verband tussen enerzijds het gestelde ontbreken van een diagnose en adequate behandeling en anderzijds het escaleren in de thuissituatie en de gevolgen daarvan. Op het verwijt van de gestelde schuld kan verweerder niet reageren omdat dat verwijt niet is onderbouwd noch gemotiveerd.

Ad 3. Gedurende een aantal maanden heeft verweerder vanwege privéomstandigheden geen individuele gesprekken (met klager) gevoerd. Klager is hiervan door verweerder op de hoogte gebracht. Alle patiënten van verweerder hebben hierover van de organisatie een brief gekregen. De uitkomst van een gesprek tussen de behandelaren hield in dat de situatie van klager niet dusdanig was dat aanstonds vervanging nodig was. Klager had immers contact met de teampsychiater en volgde de agressietraining. Het stond klager bovendien vrij om meer begeleiding te vragen.

Ad 4. Er is geen sprake geweest van afwezigheid van begeleiding gedurende een jaar. Individuele begeleiding heeft een aantal maanden niet kunnen plaatsvinden. Voorts is verweerder niet degene die de medicijnen voorschrijft; dat is de taak van de psychiater. Verweerder weet wel dat klager geneigd is te vluchten in middelengebruik om de spanningen onder controle te houden. Nu klager in 2011 is gestopt met alcoholgebruik neigde hij er naar te vluchten in het gebruik van medicatie, met name in de groep benzodiazepines.

5. De overwegingen van het college

Ad 1. Met betrekking tot dit onderdeel van de klacht staan de standpunten van partijen lijnrecht tegenover elkaar.

In gevallen, waarin de lezingen van partijen over de feitelijke gang van zaken uiteenlopen en niet kan worden vastgesteld welke van beide lezingen aannemelijk is, kan een verwijt dat gebaseerd is op de lezing van klager in beginsel niet gegrond worden bevonden.

Dit berust niet op het uitgangspunt dat het woord van klager minder geloof verdient dan dat van verweerder, maar op de omstandigheid dat voor het oordeel dat een bepaalde gedraging of nalaten verwijtbaar is, eerst moet worden vastgesteld dat er een voldoende feitelijke grondslag voor dat oordeel bestaat.

Dit brengt mede dat dit klachtonderdeel ongegrond wordt verklaard.

Ad 2. Het college stelt voorop dat het niet de taak van verweerder is een medische diagnose te stellen. Uit het dossier blijkt dat er zowel een diagnose is gesteld als een behandelplan is opgemaakt. Duidelijk is ook dat conform het doel van het behandelplan is gewerkt en verweerder middels verschillende cursussen is begeleid en getraind. Van enig causaal verband tussen enerzijds het gestelde handelen c.q. nalaten van verweerder en anderzijds de escalatie thuis en het ontstaan van een uiteindelijk grote schuld – daargelaten dat die schuld niet is onderbouwd – is niet gebleken.

Dit klachtonderdeel behoort dan ook ongegrond te worden verklaard.

Ad 3. Vaststaat dat verweerder wegens privéproblemen de individuele begeleiding overdag een aantal maanden heeft moeten staken. Verweerder heeft ter zitting onweersproken gesteld dat hij met zijn werkgever en de bedrijfsarts een en ander heeft besproken. Vanuit de organisatie zou hierover aan klager een brief zijn gestuurd. Klager stelt evenwel deze brief niet te hebben ontvangen. Het staken van de individuele begeleiding noch het niet ontvangen hebben van de betreffende brief kan, naar het oordeel van het college, verweerder tuchtrechtelijk worden verweten. Ook dit klachtonderdeel behoort derhalve ongegrond te worden verklaard.

Ad 4. Zoals uit de hiervoor weergegeven feiten volgt, is er geen sprake geweest van afwezigheid van begeleiding gedurende een jaar. Gedurende het aantal maanden dat verweerder geen individuele gesprekken met klager voerde, had klager wel contact met de psychiater en volgde hij ook de agressietraining. De psychiater is degene die de medicijnen voorschrijft. Volgens de rapportage is de afbouw van de medicatie steeds onderwerp van gesprek bij de psychiater geweest. Het college kan zich op grond van het dossier niet aan de indruk onttrekken dat klager meer benzodiazepines gebruikte dan in eerste instantie voorgeschreven. Dat verweerders rijbewijs daardoor niet is verlengd, kan verweerder niet verweten worden.

Dit klachtonderdeel wordt dan ook ongegrond verklaard.

Hetgeen hiervoor is overwogen, brengt mede dat als volgt wordt beslist.

6. De beslissing

Het college:

- wijst de klacht af.

Aldus beslist door mr. P.G.Th. Lindeman-Verhaar als voorzitter, mr. E.J.M. Walstock-Krens als lid-jurist, C.E.B. Driessen, G.J.T. Kooiman en A. Petiet als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van mr. I.H.M. van Rijn als secretaris en in het openbaar uitgesproken op

16 januari 2014 in aanwezigheid van de secretaris.