Home

ECLI:NL:TGZREIN:2011:YG0950 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 14-03-2011 1014

ECLI:NL:TGZREIN:2011:YG0950 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 14-03-2011 1014

Gegevens

Instantie
Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven
Datum uitspraak
14 maart 2011
Datum publicatie
14 maart 2011
ECLI
ECLI:NL:TGZREIN:2011:YG0950
Zaaknummer
1014

Inhoudsindicatie

Klacht over schending tweede tuchtnorm. Klager verwijt verweerder, plastisch chirurg, dat hij zich tegen klagers patiënte in het kader van een second opinion negatief heeft uitgelaten over de door klager uitgevoerde mini-facelift. Klager niet-ontvankelijk.

Uitspraak

heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 29 januari 2010 binnengekomen klacht van:

A

wonende te B

klager

tegen:

C

plastisch chirurg

werkzaam en wonende te D

verweerder

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

- het klaagschrift

- het verweerschrift

- de repliek

- de dupliek

- de richtlijnen medisch specialistische rapportage

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

De klacht is ter openbare zitting van 31 januari 2011 behandeld. Partijen waren aanwezig. De wederzijdse standpunten zijn toegelicht, waarbij klager gebruik heeft gemaakt van een pleitnota welke is overgelegd.

2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende:

In januari 2009 heeft klager bij een patiënte een minifacelift verricht. Op 19 juni 2009 heeft verweerder op verzoek van patiënte een second opinion uitgevoerd. Zijn bevindingen heeft verweerder per brief aan de huisarts van patiënte medegedeeld. Op verzoek van patiënte heeft verweerder geen kopie van die brief aan klager gestuurd. Vervolgens heeft patiënte haar ontevredenheid geuit bij klager. Klager is in december 2009 geconfronteerd met een letselschadeadvocaat en daarna met publicatie van het verhaal van patiënte via een journalist.

3. Het standpunt van klager en de klacht

Klager baseert zijn klacht op de tweede tuchtnorm. Hij stelt daartoe - kort en zakelijk weergegeven - het navolgende. Verweerder heeft de second opinion verricht zonder dat hij het dossier kende. Door de conclusies van verweerder lijdt klager als beroepsbeoefenaar reputatieschade en wordt het vertrouwen in de wijze waarop hij de individuele gezondheidszorg bedrijft, beperkt. Ook volgens de richtlijnen van de beroepsvereniging NVPC (artikel 6) is het handelen van verweerder als onprofessioneel gedrag te duiden. Patiënte heeft klager aangegeven van verweerder te hebben gehoord dat klager prutswerk had verricht. Mede gesteund door de uitspraken en conclusies van verweerder is patiënte actief de pers gaan zoeken. Klager heeft verweerder om opheldering gevraagd, doch heeft die niet gekregen.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft met name verweer gevoerd als volgt.

Klager behoort in zijn klacht niet-ontvankelijk te worden verklaard. Klager is niet in het openbaar in diskrediet gebracht, verweerder heeft slechts gereageerd op het verzoek van een patiënte die zich bij hem meldde voor een second opinion.

Noch in het gesprek met patiënte, noch in de brief aan de huisarts heeft verweerder de intentie gehad op enigerlei wijze publiciteit te bedrijven. Verweerder herkent zich niet in de woorden ‘prutswerk’ en zeker niet in zodanige uitlatingen aan patiënten. Verweerder heeft ook niet als doel voor ogen gehad klagers reputatie te schaden. Gevoelens van superioriteit zijn in de brief aan de huisarts niet aan de orde. Verweerder heeft het opzoeken van de media door patiënte niet geïnitieerd noch geadviseerd.

5. De overwegingen van het college

Allereerst dient de vraag te worden beantwoord of klager in zijn klacht kan worden ontvangen.

Voor ontvankelijkheid van de klacht dient sprake te zijn van optreden dat in het openbaar is gedaan dan wel in het openbaar bekend is geworden, terwijl dat optreden op enige wijze in verband staat met het algemeen belang van de individuele gezondheidszorg. Gelet op de memorie van toelichting en met name de navolgende uitspraken: RTG Zwolle d.d. 9 december 2010; CTG d.d. 11 mei 2006 (TvGR 2006,28) en RTG Groningen 22 november 2004 (TvGR 2005,10) is het college van oordeel dat klager in zijn klacht niet kan worden ontvangen. Verweerder heeft op een gerechtvaardigd verzoek van patiënte zijn visie op het medisch handelen van klager gegeven, waarbij hij concludeert dat mogelijk sprake is van een beperkte voorlichting en een zijns inziens erg beperkte indicatie tot operatie. Verweerder heeft zijn visie neergelegd in het schrijven aan de huisarts. Niet is gebleken dat hij zich in het openbaar heeft uitgelaten over klager, dan wel dat zijn brief directe invloed heeft (gehad) op het algemeen belang van de individuele gezondheidszorg. Dat patiënte de second opinion heeft aangegrepen om de publiciteit te zoeken, is verweerder niet aan te rekenen.

Klager zal niet-ontvankelijk worden verklaard.

6. De beslissing

Het college:

- verklaart klager niet-ontvankelijk.

Aldus beslist door mr. P.G.T. Lindeman-Verhaar als voorzitter, mr. W.E.M. Duynstee-Bijvoet als lid-jurist, A. de Jong, dr. C. van der Heul en N.Ph. Zonneveld als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van mr. R. Sanders als secretaris en in het openbaar uitgesproken op 14 maart 2011 in aanwezigheid van de secretaris.