ECLI:NL:TGZRAMS:2018:105 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 06-07-2018 2018/049
ECLI:NL:TGZRAMS:2018:105 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 06-07-2018 2018/049
Gegevens
- Instantie
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam
- Datum uitspraak
- 6 juli 2018
- Datum publicatie
- 6 juli 2018
- ECLI
- ECLI:NL:TGZRAMS:2018:105
- Zaaknummer
- 2018/049
Inhoudsindicatie
Klager dient een klacht in naar aanleiding van zijn gedwongen opname in een GGZ-instelling. Klager verwijt verweerster dat zij op basis van één gesprek een BOPZ verklaring kan aanvragen. Tevens zegt klager nooit toestemming te hebben gegeven tot inzage in zijn huisartsendossier.
Ongegrond
Uitspraak
AMSTERDAM
Beslissing naar aanleiding van de op 12 februari 2018 binnengekomen klacht van:
A,
wonende te B,
klager,
tegen
C,
psychiater,
werkzaam te D,
verweerster,
gemachtigde: mr. drs. P.A. de Zeeuw, jurist verbonden aan DAS Rechtsbijstand te Amsterdam.
1. De procedure
Het college heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- het klaagschrift met de bijlage;
- het aanvullende klaagschrift;
- het verweerschrift met de bijlagen;
- de correspondentie met betrekking tot het vooronderzoek;
- het proces-verbaal van het op 14 mei 2018 gehouden vooronderzoek.
De klacht is in raadkamer behandeld.
2. De feiten
Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan:
2.1. Verweerster is met ingang van januari 2013 werkzaam bij GGZ F in hoedanigheid van psychiater. De werkzaamheden van verweerster bestaan onder meer uit het opstellen van geneeskundige verklaringen voor de beoordelingen van voorlopige en voorwaardelijke machtigingen tot een (voorwaardelijke) opneming van personen in een psychiatrisch ziekenhuis (RM) in het kader van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (hierna: Wet BOPZ).
2.2. Klager is eind 2017 door zijn huisarts doorverwezen naar GGZ F.
2.3. Na doorverwijzing door de huisarts heeft verweerster op 23 januari 2018 (na vrijwillige instemming van klager) klager thuis bezocht. Na het huisbezoek heeft verweerster diezelfde dag nog een geneeskundige verklaring opgesteld van klager voor de indiening en beoordeling van een nader in te dienen voorwaardelijke machtiging ten aanzien van klager.
2.4. Bij brief van 24 januari 2018 heeft een collega psychiater van verweerster aan klager meegedeeld dat hij verweerster heeft gevraagd om als onafhankelijk psychiater een oordeel te geven of een voorwaardelijke machtiging moet worden aangevraagd in het kader van Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (hierna: de Wet BOPZ). Op basis van dit oordeel is besloten een een dergelijke machtiging aan te vragen.
3. De klacht en het standpunt van klager
De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerster:
I. een geneeskundige verklaring heeft opgesteld in het kader van de Wet BOPZ op basis van summier onderzoek dan wel zonder medisch onderzoek;
II. haar geneeskundige verklaring heeft gebaseerd op en gebruik heeft gemaakt van informatie van de huisarts van klager, waarvan klager de huisarts reeds heeft verzocht om die te verwijderen;
III. haar geneeskundige verklaring heeft gebaseerd op en gebruik heeft gemaakt van informatie van de huisarts van klager, waarvoor klager geen toestemming heeft gegeven aan de huisarts om die informatie met derden te delen;
IV. het ziektebeeld van klager heeft verdraaid;
V. een onjuiste diagnose heeft gesteld;
VI. zonder wetenschap van klager overleg heeft gehad met zijn huisarts.
4. Het standpunt van verweerster
Verweerster heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.
5. De beoordeling
5.1. Vooropgesteld wordt dat het bij een tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen het er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.
Klachtonderdelen I., IV. en V.
5.2. Uit de geneeskundige verklaring van 23 januari 2018 blijkt dat het huisbezoek wel degelijk medische informatie heeft opgeleverd als gevolg van psychiatrisch onderzoek en observatie. Verweerster heeft deze informatie aangevuld met informatie uit het medisch dossier en contact met de huisarts. De duur van het gesprek is in dit geval niet van belang. Het gaat om wat er besproken is en hierover bestaat tussen partijen geen verschil van mening. Klager is het voorts niet eens met de conclusie die verweerster heeft getrokken, met name waar zij stelt dat klager een waanstoornis heeft. De vraag die het college moet beantwoorden is of verweerster in redelijkheid tot deze conclusie heeft kunnen komen. Het college beantwoordt die vraag bevestigend. Haar verklaring van 23 januari 2018 bevat voldoende aanknopingspunten en is voldoende gemotiveerd om de conclusie te kunnen dragen.
Naar het oordeel van het College is er dan ook geen grond om te concluderen dat verweerster wat betreft klachtonderdelen I., IV. en V in tuchtrechtelijke zin verwijtbaar heeft gehandeld. Deze klachtonderdelen dienen derhalve te worden verworpen.
Klachtonderdelen II en III.
5.3. In het geval er ten onrechte zou zijn verzuimd om de medische gegevens van klager bij zijn huisarts te vernietigen, kan dit niet aan verweerster worden verweten. Zij gaat hier niet over.
5.4. Ditzelfde geldt ook voor de omstandigheid dat de huisarts zonder toestemming van klager zijn medische gegevens zou hebben uitgewisseld met verweerster. Ook hier kan geen persoonlijk verwijt aan verweerster worden gemaakt.
5.5. Een en ander leidt tot de slotsom dat verweerster niet tuchtrechtelijk verantwoordelijk kan worden gehouden voor het gestelde verwijtbaar handelen of nalaten op dit punt, zodat klachtonderdelen II. en III. eveneens falen.
5.6. Het vorenstaande leidt tot de slotsom dat de klacht kennelijk ongegrond is. Verweerster kan met betrekking tot de klacht (in al haar onderdelen) geen (persoonlijk) verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.
6. De beslissing
Het college wijst de klacht af.
Aldus beslist op 6 september 2018 door:
J. Recourt, voorzitter,
T.A. Wouters en E.D.M. Masthoff, leden-beroepsgenoten,
bijgestaan door D. Pieterse, secretaris.
WG WG
secretaris voorzitter