Home

ECLI:NL:TGZCTG:2015:153 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 28-05-2015 C2014.392

ECLI:NL:TGZCTG:2015:153 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 28-05-2015 C2014.392

Gegevens

Instantie
Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg
Datum uitspraak
28 mei 2015
Datum publicatie
28 mei 2015
ECLI
ECLI:NL:TGZCTG:2015:153
Zaaknummer
C2014.392

Inhoudsindicatie

De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege in eerste aanleg, zodat het beroep moet worden verworpen.

Uitspraak

C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2014.392 van:

A., wonende te B., appellante, klaagster in eerste aanleg,

tegen

C., huisarts, werkzaam te B., verweerder in beide instanties.

1. Verloop van de procedure

A. - hierna klaagster - heeft op 3 december 2013 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam tegen C. - hierna de huisarts - een klacht ingediend. Bij beslissing van 13 mei 2014, onder nummer 13/447 heeft dat College de klacht afgewezen.

Klaagster is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen.

De zaak is in hoger beroep tegelijkertijd maar niet gevoegd met de zaken C2014.389, C2014.390, C2014.391, C2014.393, C2014.394 en C2014.395 behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 28 april 2015, waar voor de behandeling van de onderhavige zaak klaagster noch de huisarts is verschenen.

2. Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

2. De feiten

Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan:

2.1 Verweerder is als huisarts verbonden aan Huisartsenpraktijk D. te B., verder te noemen: de praktijk.

2.2 Klaagster heeft verweerder in augustus en september 2011 geconsulteerd.

3. De klacht en het standpunt van klaagster

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder:

1. klaagsters wens haar niet te reanimeren en haar levensopvatting niet serieus

heeft genomen en tevens heeft geridiculiseerd;

2. heeft geweigerd – in het voordeel van de gemeente - haar wilsverklaring met

in gang van 29 januari 2011 in het dossier op te nemen;

3. heeft nagelaten klaagster tijdig te verwijzen naar de reumatoloog;

4. zijn beroepsgeheim heeft geschonden;

5. in samenzwering met klaagsters vorige huisarts en de cardioloog heeft

aangezet tot grensoverschrijdend gedrag.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5. De overwegingen van het college

De onderscheiden klachtonderdelen lenen zich, gelet op hun onderlinge samenhang, voor een gezamenlijke behandeling.

Anders dan klaagster meent, kan op grond van de stukken niet worden vastgesteld dat verweerder is tekortgeschoten in de zorg die klaagster van haar mocht verwachten.

Klaagster heeft de klacht dat verweerder haar wens haar niet te reanimeren niet serieus heeft genomen en/of heeft geridiculiseerd volstrekt niet onderbouwd. Datzelfde geldt voor de klacht dat verweerder haar wilsverklaring niet in het dossier heeft opgenomen en/of zijn beroepsgeheim heeft geschonden. Ook het college heeft in de stukken daarvoor geen aanknopingspunt gevonden. Evenmin heeft het college in de stukken aanwijzingen gevonden dat verweerder in samenzwering met de huisarts en de cardioloog heeft aangezet tot grensoverschrijdend gedrag. Dat betekent dat de juistheid van deze klachtonderdelen niet is komen vast te staan. Met betrekking tot de klacht dat verweerder klaagster niet tijdig heeft verwezen naar de reumatoloog heeft verweerder aangevoerd dat hij klaagster op 3 augustus 2011 heeft gezien voor de uitslag van het op 22 juli verrichte laboratoriumonderzoek en dat er mede op grond daarvan toen geen aanleiding was haar te verwijzen naar de reumatoloog. Ook de verslaglegging in het dossier biedt het college geen aanknopingspunten om te oordelen dat verweerder klaagster op dat moment had moeten verwijzen naar de reumatoloog.

Naar het oordeel van het college gaat het niet aan om vanuit het ongerijmde een beroepsbeoefenaar ongegronde verwijten te maken. Dat leidt tot de conclusie dat de klacht in al haar onderdelen kennelijk ongegrond is en zonder verder onderzoek in raadkamer zal worden afgewezen.

Verweerder kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.

3. Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in hoger beroep niet, althans onvoldoende, is bestreden.

4. Beoordeling van het hoger beroep

4.1 Klaagster beoogt met haar beroep haar klacht in volle omvang aan het Centraal Tuchtcollege voor te leggen en concludeert tot gegrond verklaring van het beroep.

4.2 Bij brief van 11 januari 2015 heeft de huisarts bericht dat hij geen toevoegingen heeft op zijn verweerschrift in eerste aanleg.

4.3 De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege in eerste aanleg, zodat het beroep moet worden verworpen.

5. Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. A.D.R.M. Boumans, voorzitter,

mr. R. Prakke-Nieuwenhuizen en mr. J.M. Rowel-van der Linde, leden-juristen en drs. F.M.M. van Exter en drs. M.A.P.E. Bulder-van Beers, leden-beroepsgenoten en

mr. M. van Esveld, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van 28 mei 2015.

Voorzitter w.g. Secretaris w.g.