Home

ECLI:NL:TADRSHE:2015:70 Raad van Discipline 17-03-2015 OB 32 - 2015

ECLI:NL:TADRSHE:2015:70 Raad van Discipline 17-03-2015 OB 32 - 2015

Gegevens

Instantie
Raad van Discipline 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
17 maart 2015
Datum publicatie
25 maart 2015
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2015:70
Zaaknummer
OB 32 - 2015

Inhoudsindicatie

Klaagester is er op gewezen dat voor de reeds verrichte werkzaamheden van de advocaat moest worden betaald bij afwijzing van de toevoeging. Begrijpelijk dat advocaat na definitive afwijzing van de toevoeging geen werkzaamheden meer heeft verricht. Klacht kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 17 maart 2015

in de zaak OB 32-2015

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

tegen:

verweerder

De (plaatsvervangend) voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissementOost-Brabantvan2 maart 2015 met kenmerk 48/14/149K, door de raad ontvangen op3 maart 2015, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1. FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan:

1.1 Klaagster heeft zich op 5 december 2013 tot verweerder gewend in een drietal kwesties. Verweerder heeft klaagster bericht dat in twee zaken geen toevoeging kon worden aangevraagd aangezien deze betrekking hadden op een zakelijk geschil betreffende de onderneming van klaagster. Verweerder heeft de opdracht aanvaard om bij een drietal banken informatie in te winnen betreffende op naam van klaagster geopende rekeningen en deze te doen beëindigen. Verweerder heeft op 13 december 2013 een opdrachtbevestiging aan klaagster toegezonden. In de opdrachtbevestiging is vastgelegd dat een toevoeging zou worden aangevraagd. Tevens is bevestigd wat de kosten van rechtsbijstand zouden zijn, indien de toevoeging niet zou worden verleend.

1.2 Verweerder heeft op 13 december 2013 tevens conceptbrieven aan de drie banken aan klaagster toegezonden. Klaagster heeft hierop gereageerd per e-mail dd. 16 december 2013. Verweerder heeft per e-mail d.d. 17 december 2013 de aangepaste conceptbrieven aan klaagster toegezonden. Verweerder heeft in deze e-mail voorts aan klaagster bericht dat in de kwestie betreffende de bankrekeningen een toevoeging was aangevraagd. Verweerder heeft voorts bericht zijn werkzaamheden in afwachting van de beslissing op de toevoegingsaanvraag te zullen beperken. Verweerder bevestigt voorts dat in de overige twee zaken, waarvoor klaagster zich tot verweerder had gewend, geen toevoeging zou worden verleend, omdat deze betrekking hadden op zakelijke kwesties betreffende de onderneming van klaagster. Verweerder heeft klaagster bericht dat het (beperkte) belang in deze zaken zijns inziens niet opwoog tegen de door hem te maken kosten. Verweerder heeft de brieven aan de banken toegezonden.

1.3 De Raad voor Rechtsbijstand heeft bij beslissing dd. 10 januari 2014 de toevoegingsaanvraag afgewezen omdat het inkomen van klaagster de wettelijk vastgestelde financiële grens overschreed en omdat de zaak een probleem betrof waarvoor geen advocaat nodig was. Verweerder heeft bij brief dd. 13 februari 2014 namens klaagster bezwaar ingediend tegen voormelde beslissing van de Raad voor Rechtsbijstand. Bij brief dd. 26 februari 2014 heeft verweerder aan klaagster bericht in afwachting van de beslissing op het bezwaarschrift zijn werkzaamheden (tijdelijk) te zullen opschorten c.q. te zullen beperken. Verweerder heeft bij brief dd. 28 februari 2014 aan de Raad voor de Rechtsbijstand desgevraagd de werkzaamheden onderbouwd die klaagster zelf reeds had ondernomen. Bij brief dd. 7 maart 2014 heeft verweerder de vraag van de Raad voor de Rechtsbijstand, in hoeverre het rechtsbelang van klaagster in Nederland was gelegen, beantwoord.

1.4 De Raad voor Rechtsbijstand heeft klaagster bij brief dd. 24 maart 2014 bericht dat de behandeling van het bezwaarschrift zou plaatsvinden op 16 april 2014. Indien klaagster hierbij aanwezig wilde zijn diende zij binnen zeven dagen na verzending van de brief daartoe een afspraak te maken. Verweerder heeft per e-mail dd. 26 maart 2014 aan klaagster bericht dat het zijns inziens niet zinvol was om alle reeds aangevoerde beschikbare argumenten te herhalen. Klaagster verzocht per e-mail dd. 27 maart 2014 te berichten of het verstandig was dat zij bij de behandeling aanwezig was. Verweerder antwoordde hierop per e-mail dd. 28 maart 2014 dat hij het aan klaagster overliet of zij het nog nodig vond om naast de reeds verschafte informatie extra informatie aan de Raad te verschaffen.

1.5 De commissie voor bezwaar van de Raad van de rechtsbijstand heeft het bezwaar afgewezen.

1.6 Verweerder heeft bij brief dd. 6 mei 2014 een voorstel tot afwikkeling van de door (het kantoor) van verweerder gemaakte kosten (18 uren) gedaan, waarbij klaagster een bedrag ad € 600, - excl. BTW (gelijk aan de eigen bijdrage indien een toevoeging zou zijn verleend) zou voldoen aan het kantoor van verweerder, te betalen in maandelijkse termijn ad € 50,-.

1.7 Klaagster heeft per e-mail dd. 15 mei 2014 bericht akkoord te gaan met de betalingsregeling. Zij berichtte voorts zich conform het advies van de Raad tot een Belgische advocaat te hebben gewend. Verweerder heeft bij brief dd. 16 mei 2014 de getroffen betalingsregeling aan klaagster bevestigd.

1.8 Klaagster heeft per e-mail dd. 16 juni 2014 bezwaar gemaakt tegen de door het kantoor van verweerder voorgestelde betalingsregeling. Een kantoorgenoot van verweerder heeft bij brief dd. 7 oktober 2014 aan klaagster voorgesteld de zaak aan de Geschillencommissie voor te leggen dan wel een begrotingsprocedure aanhangig te maken.

1.9 Klaagster heeft zich bij brief dd. 13 oktober 2014 bij de deken beklaagd over het optreden van verweerder.

2. KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

1. verweerder de opdracht van klaagster niet volledig heeft uitgevoerd;

2. verweerder de aanvraag voor rechtsbijstand onzorgvuldig en ongemotiveerd in behandeling heeft genomen (verweerder was tijdens de zitting niet aanwezig, ondanks klaagster vraag hierover).

3. VERWEER

3.1 Klaagster heeft zich in een drietal zaken tot verweerder gewend. Verweerder heeft klaagster bericht dat in twee zaken geen toevoeging kon worden verleend, aangezien deze betrekking hadden op de onderneming van klaagster. Verweerder heeft enkel de opdracht betreffende de bankrekeningen aanvaard. Verweerder heeft dit in de opdrachtbevestiging d.d. 13 december 2013 vastgelegd. Verweerder heeft toegezegd een toevoeging aan te zullen aanvragen. Hij heeft klaagster tevens voorgehouden dat zij, indien de toevoegingsaanvraag zou worden afgewezen, voor de werkzaamheden van verweerder € 200,- per uur diende te betalen.

3.2 Verweerder heeft zich ingespannen om een toevoeging voor klaagster te verkrijgen. Toen dit desondanks niet was gelukt, heeft verweerder een betalingsregeling aan klaagster voorgesteld, waarmee zij zich in eerste instantie akkoord heeft verklaard. Later kwam klaagster hierop weer terug.

4. BEOORDELING

4.1 Per 1 januari 2015 is de gewijzigde Advocatenwet in werking getreden.De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de Advocatenwet zoals deze tot 1 januari 2015 gold bedoeld.

4.2 Op de klacht kan met toepassing van artikel 46 g van de Advocatenwet door de voorzitter worden beslist.

4.3 Vast staat dat verweerder bij brief dd. 13 december 2013 heeft bevestigd welke opdracht hij van klaagster had aanvaard. Voorts heeft verweerder klaagster gewezen op de financiële consequenties indien aan klaagster geen toevoeging zou worden verleend.

4.4 Vast staat dat verweerder in overleg met klaagster brieven heeft geschreven aan een drietal banken in België. Verweerder heeft klaagster bericht, in afwachting van de beslissing van de Raad voor Rechtsbijstand, zijn verdere werkzaamheden op te schorten. Het is begrijpelijk dat verweerder, gelet op de bij hem bekende financiële situatie van klaagster, de kosten heeft willen beperken, zolang niet duidelijkheid was of klaagster al dan niet in aanmerking kwam voor gefinancierde rechtshulp.

4.5 Uit de aan de raad overgelegde stukken is gebleken dat verweerder zich heeft ingespannen een toevoeging voor klaagster te verkrijgen. Verweerder heeft bij herhaling daartoe benodigde stukken bij klaagster opgevraagd en een gemotiveerd bezwaarschrift tegen de afwijzende beslissing van de Raad voor Rechtsbijstand ingediend. Het is niet gebruikelijk dat een advocaat aanwezig is bij de behandeling van een bezwaarschrift. Zoals verweerder aan klaagster terecht heeft bericht, is dit enkel zinvol indien er nog zaken kunnen worden toegelicht die niet eerder al zijn toegelicht. Het stond klaagster vrij hiervoor zelf een afspraak bij de commissie voor bezwaar te maken, wat klaagster klaarblijkelijk heeft nagelaten. Dat het bezwaarschrift uiteindelijk is afgewezen betekent niet dat verweerder hiervan tuchtrechtelijk een verwijt te maken valt.

4.6 Van verweerder kon niet worden verwacht dat hij na de definitieve afwijzing van de toevoeging nog verdere werkzaamheden voor klaagster zou verrichten. Het stond verweerder vrij om de door verweerder gemaakte kosten bij klaagster in rekening te brengen. Verweerder heeft klaagster er immers steeds op gewezen dat zij verweerder voor zijn werkzaamheden diende te betalen, indien de toevoeging zou worden afgewezen. Verweerder heeft een alleszins redelijk betalingsvoorstel aan klaagster gedaan, waarmee zij zich in eerste instantie ook akkoord heeft verklaard.

4.7 De voorzitter is op grond van het bovenstaande van oordeel dat verweerder geen tuchtrechtelijk verwijt valt te maken en zal de klacht in beide onderdelen als kennelijk ongegrond afwijzen.

BESLISSING

De voorzitter:

wijst de klacht in beide onderdelen als kennelijk ongegrond af.

Aldus gegeven door mr.G.J.E. Poerink, voorzitter, met bijstand van mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier op 17 maart 2015.

griffier voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 23 maart 2015

per aangetekende en per gewone post verzonden aan:

- klaagster

per gewone post verzonden aan:

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissementOost-Brabant.

Ingevolge artikel 46h lid 1 van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissementOost-Brabantbinnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch, Postbus 3115, 4800 DC Breda (fax: 076-5490569) . Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge­lijk.

Het verzetschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij de raad van discipline:

a. Per post

Het verzetschrift dient samen met de beslissing waarvan verzet in tweevoud, per post te worden toegezonden aan de griffie van de raad.

Het postadres van de griffie van de raad van discipline is:

Postbus 3115, 4800 DC Breda

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Lage Mosten 7, Breda.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u vooraf telefonisch contact op te nemen met de griffie van de raad. Het telefoonnummer van de raad van discipline is : 076-54 90 568.

c. Per fax

Het faxnummer van de raad van discipline is 076 – 54 90 569. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het verzetschrift samen met een afschrift van de beslissing waarvan verzet in tweevoud per post te worden toegezonden aan de griffie van de raad van discipline.