ECLI:NL:TADRSGR:2021:140 Raad van Discipline 26-07-2021 20-816/DH/RO
ECLI:NL:TADRSGR:2021:140 Raad van Discipline 26-07-2021 20-816/DH/RO
Gegevens
- Instantie
- Raad van Discipline 's-Gravenhage
- Datum uitspraak
- 26 juli 2021
- Datum publicatie
- 11 augustus 2021
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:TADRSGR:2021:140
- Zaaknummer
- 20-816/DH/RO
Inhoudsindicatie
Verzet ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 26 juli 2021 in de zaak 20-816/DH/RO naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 6 januari 2021 op de klacht van:
klager
over:
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 5 juni 2020 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 28 oktober 2020 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk R 2020/72 cij/gh van de deken ontvangen.
1.3 Bij beslissing van 6 januari 2021 heeft de voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is op 6 januari 2021 verzonden aan partijen.
1.4 Op 1 februari 2021 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op 1 februari 2021 ontvangen.
1.5 Het verzet is behandeld op de (video)zitting van de raad van 28 juni 2021. Daarbij waren klager en zijn partner, alsmede verweerder aanwezig.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift.
2 VERZET
2.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat klager zich met de beslissing van de voorzitter en de gronden waarop deze berust, niet kan verenigen.
2.2 Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klager in verzet niet op.
3 FEITEN EN KLACHT
3.1 Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.
4 BEOORDELING
4.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.
4.2 De raad is van oordeel dat de door klager aangevoerde verzetgronden niet slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Hoewel de raad begrijpt dat de (juridische) werkelijkheid voor klager lastig te begrijpen en accepteren is, valt aan verweerder geen verwijt te maken. Verweerder heeft klager juist en volledig geïnformeerd. Dat verweerders handelen niet tot een voor klager acceptabel resultaat heeft geleid, is niet aan verweerder te wijten, maar aan het (op dit punt onbevredigende) wettelijke systeem. De voorzitter heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.
4.3 Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.
BESLISSING
De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.
Aldus beslist door mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, voorzitter, mrs. P.J.E.M. Nuiten en P.C.M. van Schijndel, leden, bijgestaan door mr. C.M. van de Kamp als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 26 juli 2021.