Home

Raad van State, 12-04-2023, ECLI:NL:RVS:2023:1432, 202201897/1/R1

Raad van State, 12-04-2023, ECLI:NL:RVS:2023:1432, 202201897/1/R1

Gegevens

Instantie
Raad van State
Datum uitspraak
12 april 2023
Datum publicatie
12 april 2023
Annotator
ECLI
ECLI:NL:RVS:2023:1432
Zaaknummer
202201897/1/R1

Inhoudsindicatie

Bij besluit van 26 januari 2022 heeft de raad van de gemeente Laren het bestemmingsplan "Herontwikkeling voormalige Rabobanklocatie" vastgesteld. Het voorliggende bestemmingsplan maakt de herontwikkeling mogelijk van het voormalige kantoorgebouw van de Rabobank aan de Burgemeester van Nispen van Sevenaerstraat 6 in Laren. Met het voorliggende bestemmingsplan wordt planologisch mogelijk gemaakt dat de kantoorfunctie wordt vervangen door hoofdzakelijk een woonfunctie. Beleggingsmaatschappij Triumph B.V. is voornemens om de bestaande bebouwing te slopen en een ondergrondse parkeergarage met daarop twee appartementsgebouwen te realiseren. Het meest oostelijke appartementsgebouw biedt op de begane grond en in de kelder ruimte aan bedrijvigheid. Aan de noordelijke zijde, aan de weg Bij Den Toren, zullen twee twee-onder-een-kapwoningen worden gebouwd. [appellant] en anderen, bestaande uit bewoners aan de Dammaat en de Nieuwlarenweg, te Laren, keren zij zich tegen de voorziene ontwikkelingen, hoofdzakelijk omdat volgens hen het beschermd dorpsgezicht en hun woon- en leefklimaat anderszins wordt aangetast.

Uitspraak

202201897/1/R1.

Datum uitspraak: 12 april 2023

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant] en anderen, allen wonend te Laren (NH),

appellanten,

en

de raad van de gemeente Laren,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 26 januari 2022 heeft de raad het bestemmingsplan "Herontwikkeling voormalige Rabobanklocatie" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [appellant] en anderen beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

Beleggingsmaatschappij Triumph B.V. heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

[appellant] en anderen hebben een nader stuk ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 1 februari 2023, waar [appellant] en anderen, vertegenwoordigd door [appellant], [appellant A], [appellant B] en [appellant C], bijgestaan door mr. H.E. Ellerman, advocaat te Amsterdam, en de raad, vertegenwoordigd door K. Loman en mr. H.J.M. de Jong, bijgestaan door mr. M.F.A. Dankbaar, advocaat te Haarlem, zijn verschenen. Voorts is ter zitting Beleggingsmaatschappij Triumph B.V., vertegenwoordigd door [gemachtigde A], bijgestaan door mr. M.O. Klaassen, advocaat te Amsterdam, als partij gehoord.

Overwegingen

Inleiding

1.       Het voorliggende bestemmingsplan maakt de herontwikkeling mogelijk van het voormalige kantoorgebouw van de Rabobank aan de Burgemeester van Nispen van Sevenaerstraat 6 in Laren. Op grond van het vorige bestemmingsplan "Centrum Laren 2018" hadden de gronden van het plangebied de bestemming "Kantoor". Gronden met deze bestemming zijn alleen aangewezen voor kantoren en de daarbij horende parkeervoorzieningen. Met het voorliggende bestemmingsplan wordt planologisch mogelijk gemaakt dat de kantoorfunctie wordt vervangen door hoofdzakelijk een woonfunctie. Beleggingsmaatschappij Triumph B.V. is voornemens om de bestaande bebouwing te slopen en een ondergrondse parkeergarage met daarop twee appartementsgebouwen te realiseren. Het meest oostelijke appartementsgebouw biedt op de begane grond en in de kelder ruimte aan bedrijvigheid. Aan de noordelijke zijde, aan de weg Bij Den Toren, zullen twee twee-onder-een-kapwoningen worden gebouwd.

[appellant] en anderen, bestaande uit bewoners aan de Dammaat en de Nieuwlarenweg, te Laren, keren zij zich tegen de voorziene ontwikkelingen, hoofdzakelijk omdat volgens hen het beschermd dorpsgezicht en hun woon- en leefklimaat anderszins wordt aangetast.

Toetsingskader

2.       Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.

Wettelijk kader

3.       De wettelijke bepalingen die ten grondslag liggen aan de hierna volgende rechtsoverwegingen, zijn opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak. De bijlage maakt deel uit van deze uitspraak.

Beroepsgronden

Woon- en leefklimaat

4.       [appellant] en anderen vrezen dat het plan hun woon- en leefklimaat onevenredig zal aantasten. Zij voeren in dat verband diverse beroepsgronden aan. Het gaat daarbij om verschillende aspecten, die de Afdeling hierna zal bespreken.

Beschermd dorpsgezicht

5.       [appellant] en anderen betogen dat het beschermd dorpsgezicht wordt aangetast door de met voorliggend plan voorziene ontwikkelingen. Ten eerste voeren zij aan dat de met dit plan toegestane maximale bouwhoogte in strijd is met de aanwijzing als beschermd dorpsgezicht, omdat dit ongeveer het dubbele is van de bouwhoogte van de omliggende bestaande bebouwing. De bestaande bebouwingshoogte houdt volgens [appellant] en anderen wel rekening met de omliggende bebouwing, omdat de bestaande nokhoogte van ongeveer 13 m afloopt naar 7 m in de richting van de omliggende woningen. In het bestemmingsplan is ten onrechte niet voorzien in een dergelijke overgang, zo stellen zij. Ten tweede voeren [appellant] en anderen aan dat het met dit plan toegestane bouwvolume in strijd is met de aanwijzing als beschermd dorpsgezicht. De voorziene nieuwbouw heeft namelijk een groter oppervlaktebeslag dan de bestaande bebouwing, zo stellen zij. Zij wijzen in dit verband ook op artikel 11.1 van de planregels dat het college van burgemeester en wethouders de mogelijkheid biedt om het bouwvolume verder te vergroten, omdat overschrijdingen van bestemmingsgrenzen en bestemmingsvlakken met 2 m respectievelijk 5 procent kunnen worden toegestaan. [appellant] en anderen voeren verder aan dat de vergroting van het bouwvolume in strijd is met de Woningbouwnota "Laren, behoud door ontwikkeling" (hierna: de Woningbouwnota). Ten derde betogen [appellant] en anderen dat bij het plan ten onrechte geen cultuurhistorische onderbouwing en geen kopie van het advies van de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit (hierna: de CRK) is gevoegd. [appellant] en anderen vinden daarom het standpunt van de raad dat de voorziene ontwikkelingen goed aansluiten op het omliggende bebouwingsbeeld, niet deugdelijk gemotiveerd.

5.1.    Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad deugdelijk gemotiveerd dat de voorziene ontwikkelingen volgens hem passen binnen het beschermd dorpsgezicht.

De raad heeft toegelicht dat de CRK de voorziene ontwikkeling in het kader van het planvoornemen heeft getoetst. De CRK heeft geconcludeerd dat zij kan instemmen met alle aspecten van de ontwikkeling, waaronder de relatie tot het beschermd dorpsgezicht en de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden. De enkele omstandigheid dat het positieve advies van de CRK van 11 juni 2021 niet als bijlage bij de toelichting van het plan is gevoegd, maakt niet dat het plan niet toereikend is gemotiveerd.      

Verder heeft de raad toegelicht dat het voorliggende bestemmingsplan geen hogere bebouwing mogelijk maakt dan de planologisch toegestane bebouwing op grond van het vorige plan. In het voorliggende plan is de bouwhoogte, anders dan in het vorige plan, niet zodanig begrensd dat de nokhoogte van de voorziene nieuwbouw afloopt in de richting van de omliggende woningen. Dat neemt echter niet weg dat het voorliggende plan voorziet in een maximumbouwhoogte die reeds onder het vorige plan was toegestaan. Verder is de bebouwing aan de Dammaat en de Nieuwlarenweg weliswaar lager dan de met dit plan toegestane maximumbouwhoogte, maar zijn op andere percelen in de omgeving van het plangebied vergelijkbare bebouwinghoogtes toegestaan. Zo geldt een maximale bouwhoogte van 12 m aan de Burgemeester van Nispen van Sevenaerstraat 4 en een maximumhoogte van 14 m aan de Stationsweg 1. Van een planologische verslechtering ten opzichte van het vorige plan is in zoverre dan ook geen sprake, aldus de raad. Verder is de bescherming van het dorpsgezicht ingebed in het bestemmingsplan. Op de gronden van het plangebied rust namelijk de dubbelbestemming "Waarde - Beschermd dorpsgezicht". Op grond van artikel 6.1 van de planregels zijn voor deze bestemming aangewezen gronden bestemd voor het behoud, de versterking dan wel het herstel van het waardevol dorpsgezicht.

Voor zover [appellant] en anderen stellen dat met voorliggend plan het bouwvolume in het plangebied wordt vergroot in strijd met de Woningbouwnota en op die manier het beschermd dorpsgezicht wordt aangetast, heeft de raad toegelicht dat de totale inhoud van de nieuwe bebouwing niet toeneemt ten opzichte van de huidige bebouwing. Het huidige kantoorpand heeft een feitelijke omvang van 1.547 m2 en 13.500 m3, terwijl met het voorliggende plan in een bebouwingsomvang van 1.515 m2 en 13.300 m3 wordt voorzien. [appellant] en anderen hebben dit niet gemotiveerd bestreden.

De Afdeling is gelet op het voorgaande van oordeel dat de raad zich op het standpunt mocht stellen dat de in het plan voorziene bouwhoogte en het in het plan voorziene bouwvolume niet zodanig zijn dat daarmee afbreuk wordt gedaan aan het beschermde dorpsgezicht. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat ingevolge artikel 6.3, onder a en onder b, van de planregels, het college nadere eisen kan stellen aan de situering en de omvang van de bebouwing, de nokrichting van de kappen van gebouwen, de gevelindeling en het materiaal- en kleurgebruik. Daarmee wordt het in stand houden van het dorpsgezicht bevorderd.

De Afdeling ziet in de door [appellant] en anderen overgelegde notitie van KPG Architecten van 22 mei 2001 geen aanleiding voor een ander oordeel. Daarbij wordt in beschouwing genomen dat volgens die notitie niet alleen het voorliggende bestemmingsplan, maar ook het eerder voor het plangebied geldende bestemmingsplan een maximale maatvoering kent die een bedreiging vormt voor het dorpse karakter. Volgens de notitie had de raad het vertrek van de bank en het verdwijnen van het betrekkelijk hoge en volumineuze bestaande gebouw moeten aangrijpen om de toegestane bouwhoogte en het toegestane bouwvolume aanzienlijk te verminderen. De Afdeling merkt op dat de raad daarvoor in beginsel had kunnen kiezen. De raad was hiertoe mede gelet op de maximale bouwhoogtes die in de omgeving gelden, echter niet verplicht. In dat verband herhaalt de Afdeling dat de raad beleidsruimte heeft bij de beoordeling of een plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening.

Het betoog faalt.

In- en uitrit parkeergarage

6.       [appellant] en anderen vrezen voor hinder als gevolg van de voorziene locatie van de in- en uitrit van de ondergrondse parkeergarage. Zij betogen dat de versmalling van de inrit naar de parkeergarage zal leiden tot onaanvaardbare geluidsoverlast. Volgens hen heeft de raad ten onrechte geen akoestisch onderzoek laten doen naar de gevolgen hiervan. Ook voorzien zij hinder door de uitlaatgassen van auto’s die van en naar de ondergrondse parkeergarage rijden.

6.1.    De raad heeft zich gemotiveerd op het standpunt gesteld dat de wijk waarin het plangebied ligt, moet worden aangemerkt als gemengd gebied in de zin van de brochure "Bedrijven en milieuzonering" van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (hierna: de VNG-brochure). Deze stelling van de raad acht de Afdeling niet onjuist. Weliswaar bevinden zich in de directe omgeving aan de Dammaat en de Nieuwlarenweg voornamelijk woningen, maar in de verdere omgeving van het plangebied komen naast woningen ook andere functies voor, zoals winkels, horeca en andere bedrijven. Voor het typeren van een wijk aan de hand van de VNG-brochure moet naar de hele omgeving van een plangebied worden gekeken. Volgens de VNG-brochure is de akoestische kwaliteit in de meeste gevallen voldoende als woningen in de omgeving buiten de richtafstand van 10 m liggen. De in- en uitrit voldoet aan deze norm en ligt op 12 m afstand van de omringende woningen, evenals het geval is in de huidige situatie. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad er, gelet hierop, zonder nader onderzoek van mogen uitgaan dat de voorziene locatie van de in- en uitrit niet leidt tot onevenredige geluidhinder voor omwonenden.

Zekerheidshalve heeft de raad na het instellen van het beroep alsnog nader onderzoek naar dit aspect laten verrichten. Uit het in dat verband door de raad overgelegde mobiliteitsrapport van adviesbureau Goudappel van 24 juli 2022 komt naar voren dat de verkeersbewegingen van en naar de parkeergarage lager zullen zijn dan bij het huidige gebruik. De Afdeling ziet geen aanleiding hieraan te twijfelen. In de eveneens door de raad overgelegde notitie "Omgevingsgeluid Nispenpark Laren" van 20 juli 2022 van het bureau DWA is uiteengezet welke geluideffecten er te verwachten zijn vanaf de in- en uitrit van de parkeergarage. Hierbij is rekening gehouden met het feit dat het bovengrondse parkeerterrein wordt vervangen door een ondergrondse parkeergarage. De geluideffecten zijn afgezet tegen de bestaande situatie. In deze notitie wordt geconcludeerd dat de akoestische situatie verbetert ten opzichte van de huidige situatie. Overigens hebben de raad en Beleggingsmaatschappij Triumph B.V. zich ter zitting bereid verklaard om, zoals aanbevolen in het DWA-advies, nadere geluiddempende maatregelen te nemen ingeval naar aanleiding van de vergunningaanvraag blijkt dat dergelijke maatregelen nodig zijn om de geluideffecten te verminderen.

Gelet op het voorgaande levert het alsnog verrichte onderzoek geen grond op om te veronderstellen dat het gebruik van de in-/uitrit, ondanks het feit dat wordt voldaan aan de afstandseisen uit de VNG-brochure, leidt tot onevenredige geluidhinder voor omwonenden. In aanmerking genomen dat het gebruik van de garage niet zal toenemen en het aantal verkeersbewegingen afneemt, acht de Afdeling het verder niet aannemelijk dat onevenredige hinder ontstaat als gevolg van uitlaatgassen.

Het betoog faalt.

Geluidhinder door gebruik van het nieuwe gebouw

7.       [appellant] en anderen vrezen voor geluidhinder als gevolg van ingebruikname van de voorziene woningbouw. Volgens hen zal de aanwezigheid van woningen op korte afstand van de bestaande woningen, anders dan bij een kantoorgebouw, leiden tot geluidhinder. [appellant] en anderen voeren aan dat ten onrechte geen onderzoek is gedaan naar de mogelijke geluidhinder voor bestaande woningen als gevolg van de voorziene woningbouw.

7.1.    De Afdeling is van oordeel dat de raad er bij de vaststelling van het plan van uit mocht gaan dat geen onaanvaardbare geluidhinder zal ontstaan als gevolg van de ingebruikname van de voorziene woningbouw. De raad heeft zich tijdens de zitting op het standpunt gesteld dat nader onderzoek naar de akoestische gevolgen van de ingebruikname voor [appellant] en anderen niet nodig is, omdat de raad niet verwacht dat door de ontwikkeling van het appartementsgebouw een hoge geluidbelasting bij de woningen van [appellant] en anderen zal optreden. In wat [appellant] en anderen hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet op dit standpunt heeft mogen stellen. Hierbij neemt de Afdeling in aanmerking dat de bouwvlakken op enige afstand zijn gesitueerd ten opzichte van de woningen van [appellant] en anderen. Verder wordt in beschouwing genomen dat tussen de woningen van [appellant] en anderen en het bouwvlak een hoge beplantingsstrook aanwezig is.

Het betoog faalt.

Aantasting uitzicht en privacy

8.       [appellant] en anderen vrezen dat het plan zal leiden tot een ernstige aantasting van het uitzicht en privacy van omwonenden en de kantoorgebruikers aan de Stationsweg. Volgens hen is ten onrechte geen onderzoek gedaan naar de effecten van de woningbouw op het uitzicht en de privacy van bewoners van bestaande woningen. Zij wijzen er daarbij op dat het plan een appartementengebouw met een hoogte van 13 m mogelijk maakt, en dat dat meer is dan de hoogte van omliggende woningen. Volgens [appellant] en anderen deed de gestelde inbreuk op privacy zich niet voor onder het vorige plan, omdat het bestaande gebouw een kantoorfunctie had en dus in ieder geval in de avond en het weekend leeg was.

8.1.    In het algemeen kunnen aan een geldend bestemmingsplan geen blijvende rechten worden ontleend. De raad kan op grond van gewijzigde planologische inzichten en na afweging van alle betrokken belangen andere bestemmingen en regels voor gronden vaststellen. Hieruit volgt dat [appellant] en anderen geen aanspraak kunnen maken op een blijvend vrij uitzicht vanuit de woning. Dit geldt ook voor de bewoners aan de Dammaat, ten westen van het plangebied, waar onder het vorige bestemmingsplan geen bebouwing werd toegestaan. De Afdeling wijst hierbij op haar vaste rechtspraak, zie onder meer de uitspraak van 8 juni 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1602.

De raad heeft zich redelijkerwijs op het standpunt kunnen stellen dat de aantasting van de privacy en het uitzicht van de omwonenden van het plangebied niet zodanig zwaarwegend is dat daaraan een doorslaggevende betekenis moet worden toegekend. De Afdeling stelt vast dat de bouwvlakken van de twee westelijk voorziene appartementsgebouwen op grotere afstand van de omliggende woningen zijn gesitueerd dan het bouwvlak van het huidige gebouw. De Afdeling is mede in verband hiermee van oordeel dat het uitzicht en de privacy van de omwonenden rond de twee voorziene appartementsgebouwen niet onevenredig zal worden aangetast als gevolg van voorliggend bestemmingsplan. Hoewel op de plek van het noordelijk voorziene bouwvlak nu geen bebouwing is opgericht en onder het voorheen geldende plan geen bebouwing is toegestaan, heeft de raad zich redelijkerwijs op het standpunt kunnen stellen dat ook de beperking van de privacy en het uitzicht van de omwonenden in relatie tot dat bouwvlak is gerechtvaardigd. De raad heeft daarbij mogen betrekken dat de woningen zijn gelegen in het centrum van Laren met een betrekkelijk hoge concentratie aan bebouwing. Hij heeft zich op het standpunt mogen stellen dat in een dergelijke verstedelijkte omgeving enige wijziging verwacht kan worden in de mate waarin privacy wordt geborgd. De Afdeling stelt bovendien vast dat de bestaande woningen op een afstand van minimaal 11 m liggen van het meest noordelijk gelegen bouwvlak. Deze afstanden zijn in een stedelijke omgeving niet ongebruikelijk. De Afdeling is in het licht daarvan van oordeel dat het uitzicht en de privacy van de omwonenden rond de voorziene twee-onder-een-kapwoningen niet onevenredig zal worden aangetast als gevolg van voorliggend bestemmingsplan.

Het betoog faalt.

Behoud groenstrook

9.       [appellant] en anderen betogen dat in het plan ten onrechte niet is uitgesloten dat vergunningvrij kan worden gebouwd ter plaatse van de groenstrook. Volgens hen is vergunningvrij bouwen op die plek namelijk mogelijk op grond van artikel 2, onderdeel 3, van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (hierna: het Bor). Zij stellen dat het plan zou moeten borgen dat op de plek van de groenstrook niet vergunningvrij gebouwd kan worden, zodat de groenstrook tussen hun woningen en de voorziene nieuwbouw behouden blijft.

9.1.    De Afdeling is van oordeel dat de raad ervoor heeft mogen kiezen in het plan vergunningvrij bouwen ter plaatse van de groenstrook met de bestemming "Tuin" niet uit te sluiten. De Afdeling overweegt dat beschermde stads- en dorpsgezichten op grond van artikel 4a, tweede lid, van bijlage II, van het Bor zijn uitgezonderd van de mogelijkheid tot vergunningvrij bouwen van een op de grond staand bijbehorend bouwwerk, zoals geregeld is in artikel 2, aanhef en onderdeel 3, van bijlage II, van het Bor. Gelet op het feit dat het plangebied valt binnen de begrenzing van het beschermd dorpsgezicht van Laren, betekent deze beperking dat de vergunningvrije bouwmogelijkheden ter plaatse van de groenstrook al beperkt zijn. Het is daarom aannemelijk dat het groene karakter van de woonomgeving van [appellant] en anderen ook zonder verdere beperkingen behouden blijft. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat met voorliggend plan meer groenoppervlakte wordt voorzien tussen de bestaande bebouwing en de voorziene nieuwbouw dan het geval is op gronden die binnen het huidige bestemmingsplan "Centrum laren 2018" onderdeel zijn van een geheel verhard binnenterrein.

Het betoog faalt.

Veiligheid

10.     [appellant] en anderen vrezen voor sociale onveiligheid als gevolg van de voorziene publieke ruimte rondom de te realiseren appartementsgebouwen. Zij stellen dat het voor derden toegankelijk maken van dit nu nog afgesloten terrein ertoe kan leiden dat hangjongeren en drugsdealers zich zullen verplaatsen naar deze locatie, met overlast en mogelijk gevaarlijke situaties tot gevolg. Bovendien stellen zij dat de woningen rond het plangebied daarmee eenvoudig bereikbaar worden voor inbrekers.

10.1.  De Afdeling ziet in wat [appellant] en anderen hebben aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat de voorziene publieke ruimte rondom de voorziene woningbouw zal leiden tot onveilige situaties. De raad heeft toegelicht dat de openbaarheid van het terrein niet zal zorgen voor onveilige situaties, omdat de locatie grotendeels in het zicht van de openbare weg ligt. De Afdeling merkt tevens op dat het bestemmingsplan er niet aan in de weg staat om het terrein af te sluiten. Het tegengaan van eventuele overlast door hangjongeren of drugsdealers is verder een kwestie van handhaving die in deze procedure als zodanig niet aan de orde kan komen.

Het betoog faalt.

Conclusie

11.     Het beroep is ongegrond.

Proceskosten

12.     De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. C. Sparreboom, griffier.

w.g. Sevenster

lid van de enkelvoudige kamer

w.g. Sparreboom

griffier

Uitgesproken in het openbaar op 12 april 2023

195-996

 

Bijlage - Wettelijk kader

 

Besluit omgevingsecht

Bijlage II

Artikel 2

Een omgevingsvergunning voor activiteiten als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a of c, van de wet is niet vereist, indien deze activiteiten betrekking hebben op:

[…]

3. een op de grond staand bijbehorend bouwwerk of uitbreiding daarvan in achtererfgebied, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:

[…].

Artikel 4a

[…]

2. Onverminderd artikel 5, zijn de artikelen 2 en 3 slechts van toepassing op een activiteit die plaatsvindt in een beschermd stads- of dorpsgezicht, voor zover het een activiteit betreft als bedoeld in:

a. artikel 2, onderdelen 1 en 2, of

b. artikel 2, onderdelen 4 tot en met 21, of artikel 3 voor zover het betreft:

[…].

Bestemmingsplan "Herontwikkeling voormalige Rabobanklocatie"

Artikel 6 Waarde - Beschermd dorpsgezicht

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, de versterking dan wel het herstel van het waardevol dorpsgezicht.

[…].

6.3 Nadere eisen

a. Het college van burgemeester en wethouders kan nadere eisen stellen aan:

1. de situering en de omvang van de bebouwing;

2. de nokrichting van de kappen van gebouwen;

3. de gevelindeling;

4. materiaal- en kleurgebruik;

ten einde het behoud, de versterking of het herstel van de karakteristiek van het dorpsgezicht te verzekeren.

b. Bij het stellen van nadere eisen zoals genoemd onder sub a:

1. mag het doelmatig gebruik van de gronden niet worden geschaad;

2. dient vooraf advies te worden ingewonnen bij in van de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit.

[…].

Artikel 11 Algemene wijzigingsregels

11.1 Algemene wijzigingsbevoegdheid

Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), ten behoeve van:

a. overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen echter niet meer dan 2 m bedragen en het bestemmingsvlakte met niet meer dan 5% wordt vergroot;

b. het aanbrengen van wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen en/of andere grenslijnen en aanduidingen ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan met dien verstande dat de afwijking niet meer dan 2 m bedraagt, mits het wijzigingen betreft waarbij geen belangen van derden worden geschaad, dan wel ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden van bestemmingsvlakken en/of aanduidingen ten opzichte van de feitelijke situatie of anderszins een meetverschil of indien de situatie ter plekke daartoe aanleiding geeft.

[…].