Raad van State, 30-03-2022, ECLI:NL:RVS:2022:927, 202201526/1/V3
Raad van State, 30-03-2022, ECLI:NL:RVS:2022:927, 202201526/1/V3
Gegevens
- Instantie
- Raad van State
- Datum uitspraak
- 30 maart 2022
- Datum publicatie
- 6 april 2022
- ECLI
- ECLI:NL:RVS:2022:927
- Zaaknummer
- 202201526/1/V3
Inhoudsindicatie
Bij besluit van 24 februari 2022 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de vreemdeling in bewaring gesteld.
Uitspraak
202201526/1/V3.
Datum uitspraak: 30 maart 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, van 7 maart 2022 in zaak nr. NL22.3145 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 24 februari 2022 heeft de staatssecretaris de vreemdeling in bewaring gesteld.
Bij uitspraak van 7 maart 2022 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. H.T Gerbrandy, advocaat te Leeuwarden, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1. Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
1.1. De rechtbank is namelijk terecht en op goede gronden tot haar oordeel gekomen.
2. Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. B. Meijer, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.A. Verweij, griffier.
w.g. Meijer
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Verweij
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 30 maart 2022
722