Home

Raad van State, 16-09-2020, ECLI:NL:RVS:2020:2223, 201901634/1/V1

Raad van State, 16-09-2020, ECLI:NL:RVS:2020:2223, 201901634/1/V1

Gegevens

Instantie
Raad van State
Datum uitspraak
16 september 2020
Datum publicatie
23 september 2020
ECLI
ECLI:NL:RVS:2020:2223
Zaaknummer
201901634/1/V1

Inhoudsindicatie

Bij besluit van 7 november 2017 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd van de vreemdeling ingetrokken en tegen hem een inreisverbod uitgevaardigd.

Uitspraak

201901634/1/V1.

Datum uitspraak: 16 september 2020

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

appellant,

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 29 januari 2019 in zaak nr. 18/5761 in het geding tussen:

[de vreemdeling]

en

de staatssecretaris.

Procesverloop

Bij besluit van 7 november 2017 heeft de staatssecretaris de verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd van de vreemdeling ingetrokken en tegen hem een inreisverbod uitgevaardigd.

Bij besluit van 6 juli 2018 heeft de staatssecretaris het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 29 januari 2019 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 6 juli 2018 vernietigd en zelf in de zaak voorzien door het besluit van 7 november 2017 te herroepen en te bepalen dat de uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit.

Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld.

De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. K. Ross, advocaat te Amsterdam, heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

Overwegingen

1.    Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).

1.1.    Het hoger beroep gaat namelijk over een rechtsvraag die eerder door de Afdeling is beantwoord (uitspraak van 1 juli 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1547, over het bepalen van de verblijfsduur bij toepassing van de glijdende schaal). Het hoger beroep biedt geen reden hierover in dit geval anders te oordelen.

2.    Het hoger beroep is kennelijk ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De staatssecretaris moet de proceskosten vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.    bevestigt de aangevallen uitspraak;

II.    veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 525,00 (zegge: vijfhonderdvijfentwintig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

Aldus vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, voorzitter, en mr. E. Steendijk en mr. D.A. Verburg, leden, in tegenwoordigheid van mr. T. van Goeverden-Clarenbeek, griffier.

w.g. Sevenster    w.g. Van Goeverden-Clarenbeek

voorzitter    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 16 september 2020

32.