Home

Raad van State, 03-07-2019, ECLI:NL:RVS:2019:2174, 201807157/1/A1

Raad van State, 03-07-2019, ECLI:NL:RVS:2019:2174, 201807157/1/A1

Gegevens

Instantie
Raad van State
Datum uitspraak
3 juli 2019
Datum publicatie
3 juli 2019
ECLI
ECLI:NL:RVS:2019:2174
Zaaknummer
201807157/1/A1

Inhoudsindicatie

Bij besluit van 11 mei 2017 heeft het college aan CompaNanny Nederland B.V. omgevingsvergunning verleend voor het verbouwen van het pand en het plaatsen van hekwerken in verband met de wijziging van het gebruik naar kinderdagverblijf op het perceel Burggravenlaan 250 te Leiden.

Uitspraak

201807157/1/A1.

Datum uitspraak: 3 juli 2019

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te Leiden,

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 6 juli 2018 in zaak nr. 18/74 in het geding tussen:

[appellant]

en

het college van burgemeester en wethouders van Leiden.

Procesverloop

Bij besluit van 11 mei 2017 heeft het college aan CompaNanny Nederland B.V. omgevingsvergunning verleend voor het verbouwen van het pand en het plaatsen van hekwerken in verband met de wijziging van het gebruik naar kinderdagverblijf op het perceel Burggravenlaan 250 te Leiden.

Bij besluit van 23 november 2017 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 6 juli 2018 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.

Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 mei 2019, waar [appellant], en het college, vertegenwoordigd door mr. A. Kooij, zijn verschenen. Voorts is daar gehoord CompaNanny, vertegenwoordigd door [directeur].

Overwegingen

Inleiding

1.    Het bouwplan voorziet in de wijziging van het gebruik van een pand ten behoeve van een kinderdagverblijf met een functie als crèche en voor buitenschoolse opvang en dat op werkdagen geopend is van 7.30 uur tot 20.00 uur. Het pand bevindt zich op de hoek van de Burggravenlaan en de Van Vollenhovenkade. Het bouwplan is onder meer in strijd met het destijds geldende artikel 2.5.30, eerste lid, van de bouwverordening Leiden in samenhang bezien met de geldende parkeernormen op grond waarvan 27 zogeheten Kiss+Ride parkeerplaatsen voor een kinderdagverblijf van deze omvang nodig zijn. Het college heeft besloten af te wijken van deze eis omdat het groot belang hecht aan een kinderdagverblijf in deze buurt en in de omliggende straten voldoende parkeerruimte beschikbaar is om kort te kunnen parkeren. [appellant] woont schuin tegenover de ingang van het kinderdagverblijf en vreest voor parkeeroverlast.

Wettelijk kader

2.    Artikel 2.5.30 van de bouwverordening luidde op het hier van belang zijnde moment:

"1.     Indien de omvang of de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, moet ten behoeve van het parkeren in voldoende mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort. (…)

4.    Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in het eerste lid.

5.    Het college stelt beleidsregels vast met betrekking tot het bepalen van de hoeveelheid benodigde parkeerplaatsen en tot het afwijken van wat bepaald is in het eerste lid. (…)"

    Op 19 mei 2015 heeft het college de nota ‘Beleidsregels parkeernormen Leiden, 1e wijziging’ (hierna: de beleidsnota) vastgesteld. De beleidsnota bevat beleidsregels als bedoeld in artikel 2.5.30, vijfde lid, van de bouwverordening.

    Artikel 1 van de beleidsnota luidt:

"Indien een ruimtelijke activiteit daartoe aanleiding geeft, moet ten behoeve van het parkeren of stallen van auto’s in voldoende mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder het terrein waar die activiteit plaatsvindt of dat bij die activiteit behoort. De vereiste ruimte heeft alleen betrekking op een nieuw ontstane parkeerbehoefte.

    Artikel 4 luidt:

Het bevoegd gezag kan geheel of gedeeltelijk afwijken van wat bepaald is in artikel 1:

a1 - b.    (…)

c.    bij ruimtelijke activiteiten met de volgende maatschappelijke en culturele functies:

- kinderopvang

- (…)

In de toelichting op beleidsregel 4c staat:

"Het bevoegd gezag kan afwijken van de in Hoofdstuk III genoemde beleidsregel 1 bij ruimtelijke activiteiten in de gehele gemeente met uitsluitend de volgende maatschappelijke en culturele functies:

    kinderopvang

    (…)

De reden hiervan is de kwetsbare status van dit soort voorzieningen, terwijl de gemeente er bijzonder grote waarde aan hecht in het belang van het welzijn van de bevolking."

    Bij de "Parkeernormen Leiden", die onderdeel uitmaken van de beleidsnota, staat onder het kopje Kiss+Ride het volgende:

"Voor het met de auto brengen en halen van kinderen bij basisscholen, kinderdagverblijven en buitenschoolse opvang is in het algemeen kortparkeerruimte dichtbij de ingang nodig om kinderen uit- of in te laten stappen. Dit wordt wel Kiss+Ride genoemd. Uit oogpunt van verkeersveiligheid dient hiervoor voldoende ruimte aanwezig te zijn.

Voor kinderdagverblijven geldt de norm van 3 parkeerplaatsen per 100 m² bruto vloeroppervlak."

Behandeling hoger beroep

3.    Niet in geschil is dat volgens de van toepassing zijnde parkeernormen moet worden voorzien in 27 Kiss+Ride parkeerplaatsen.

    Het college heeft zich in het in bezwaar gehandhaafde besluit op het standpunt gesteld dat het in redelijkheid kan afwijken van deze parkeernorm omdat het bijzonder grote waarde hecht aan kinderdagverblijfvoorzieningen in de gemeente in het belang van het welzijn van de bevolking en in het bijzonder ook in deze buurt, waarbij in aanmerking is genomen dat er in de omliggende straten voldoende parkeerplaatsen beschikbaar zijn om kort te kunnen parkeren. Volgens het college is er voldoende ruimte om te parkeren bij de kerk aan de Van Vollenhovenkade en vallen de momenten waarop van de parkeerplaatsen gebruik gemaakt wordt door bezoekers van de kerk en de kinderopvang op verschillende momenten. Gelet op de ruime openingstijden van de kinderopvang wordt daarnaast verwacht dat er voldoende spreiding in de haal- en brengmomenten zal zijn. Ook zal een deel van de bezoekers van de kinderopvang met de fiets komen. Omdat het college met de situatie bekend is, is een nader onderzoek naar de parkeersituatie niet nodig, aldus het college. Ter zitting heeft het college toegelicht dat er in het kader van een ander bouwplan, dat uiteindelijk niet is gerealiseerd, reeds naar de verkeerssituatie ter plaatse is gekeken, zodat het hiermee genoegzaam bekend is.

4.    [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het college in redelijkheid met toepassing van artikel 2.5.30, vierde lid, van de bouwverordening omgevingsvergunning heeft kunnen verlenen. Hij stelt dat het college niet zonder onderzoek of er in de omgeving van het perceel voldoende parkeerruimte beschikbaar is, heeft kunnen afwijken van de parkeernormen. Hij stelt dat in de wijk al onvoldoende parkeerplaatsen beschikbaar zijn en dat het zoeken naar parkeerplaatsen gevaarlijke verkeerssituaties oplevert. Sprake is van een complexe en drukke situatie voor zijn deur, waarvan hij overlast ondervindt.

4.1.    Naar het oordeel van de Afdeling heeft de rechtbank terecht overwogen dat het college gelet op de gegeven motivering in redelijkheid heeft kunnen afwijken van de parkeernormen uit de beleidsnota. Het college heeft, mede gelet op de afwijkingsmogelijkheid in artikel 4, aanhef en onder c, van de beleidsregels, belang mogen hechten aan de noodzaak van een kinderdagverblijf in dit deel van Leiden, ook gezien het feit dat in de directe nabijheid van de kinderopvang een basisschool met circa 900 leerlingen is gelegen, van wie een deel na schooltijd in de buitenschoolse opvang wordt opgevangen. Verder heeft het college zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat er voldoende parkeerplaatsen in de buurt van het pand van het kinderdagverblijf aanwezig zijn om kortstondig te parkeren, zonder daarnaar nader onderzoek te verrichten. Het college is bekend met de verkeerssituatie ter plaatse en heeft terecht gesteld dat er parkeerplaatsen beschikbaar zijn bij de kerk aan de Van Vollenhovekade als ook verderop in die straat en op de Burggravenlaan. De Afdeling acht het aannemelijk dat de parkeerplaatsen op de Van Vollenhovenkade op andere tijdstippen worden gebruikt voor de kerk dan ten behoeve van het kinderdagverblijf. Ook is aannemelijk dat het parkeren ten behoeve van het kinderdagverblijf verspreid over de dag plaatsvindt gelet op de ruime openingstijden, zodat er geen sprake is van duidelijke piekmomenten waarop een groot aantal kinderen tegelijk met de auto wordt gebracht of gehaald. Ter zitting heeft het college toegelicht dat de kinderen die op de buitenschoolse opvang zitten te voet of met de fiets vanuit school naar het pand gaan en in zoverre op dat tijdstip geen behoefte is aan parkeerplaatsen voor halen en brengen. De Afdeling acht deze stelling niet onaannemelijk omdat de basisschool op korte loopafstand van het kinderdagverblijf is gelegen. Voor zover [appellant] stelt dat in de bestaande situatie al een parkeerprobleem bestaat, wordt overwogen dat het college bestaande parkeerproblemen buiten beschouwing mag laten. Dat het druk is met autoverkeer is verder inherent aan het wonen in Leiden en in de buurt van een grote basisschool.

    Het betoog faalt.

5.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

6.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.M. van Driel, griffier.

w.g. Scholten-Hinloopen    w.g. Van Driel

lid van de enkelvoudige kamer    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 3 juli 2019

414.