Home

Raad van State, 22-08-2018, ECLI:NL:RVS:2018:2802, 201802770/1/R6

Raad van State, 22-08-2018, ECLI:NL:RVS:2018:2802, 201802770/1/R6

Gegevens

Instantie
Raad van State
Datum uitspraak
22 augustus 2018
Datum publicatie
22 augustus 2018
ECLI
ECLI:NL:RVS:2018:2802
Zaaknummer
201802770/1/R6

Inhoudsindicatie

Bij besluit van 14 december 2017 heeft de raad het bestemmingsplan "Overschie" vastgesteld.

Uitspraak

201802770/1/R6.

Datum uitspraak: 22 augustus 2018

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Tussenuitspraak met toepassing van artikel 8:51d van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb), in het geding tussen:

1.    [appellant sub 1], wonend te [woonplaats], en anderen,

2.    [appellante sub 2], gevestigd te Rotterdam,

en

de raad van de gemeente Rotterdam,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 14 december 2017 heeft de raad het bestemmingsplan "Overschie" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] en anderen en [appellante sub 2] beroep ingesteld.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 augustus 2018, waar [appellant sub 1], [appellante sub 2], vertegenwoordigd door [gemachtigde], en de raad, vertegenwoordigd door mr. E. van Lunteren en S. van de Ven, zijn verschenen.

Overwegingen

Toetsingskader

1.    Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.

Bestuurlijke lus

2.    Ingevolge artikel 8:51d van de Awb, voor zover hier van belang, kan de Afdeling het bestuursorgaan opdragen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen.

Het plan

3.    Het bestemmingsplan bevat een actueel juridisch planologisch kader voor het gebied Overschie en is grotendeels conserverend van aard.

De beroepen

4.    [appellant sub 1] en anderen en [appellante sub 2] richten zich tegen de wijziging bij de vaststelling van het plan waarbij de zuidelijke grens van het speelveld aan de Burgemeester Wijnaendtslaan is teruggelegd op de oorspronkelijke kadastrale grens. Zij wijzen erop dat de op korte termijn voorziene woningen aan de Burgemeester Wijnaendtslaan nabij huisnummer 50 hierdoor niet in zijn geheel als zodanig zijn bestemd, terwijl deze wel onherroepelijk zijn vergund op 30 september 2016.

4.1.    De raad heeft bij de vaststelling van het plan een amendement aangenomen, waarmee is besloten de zuidelijke grens van het speelveld aan de Burgemeester Wijnaendtslaan terug te leggen op de oorspronkelijke kadastrale grens.

4.2.    Dat een bestaand legaal bouwwerk in beginsel bij de vaststelling van een bestemmingsplan als zodanig dient te worden bestemd, geldt ook voor een bouwwerk dat weliswaar nog niet is opgericht, maar wel onherroepelijk is vergund. Een uitzondering hierop kan worden gemaakt als een dienovereenkomstige bestemming op basis van nieuwe inzichten niet langer in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening en het belang bij de beoogde nieuwe bestemming zwaarder weegt dan de gevestigde rechten en belangen. De raad heeft door te verwijzen naar het bij de vaststelling van het plan aangenomen amendement, niet duidelijk gemaakt waarom het belang bij de beoogde nieuwe groenbestemming voor hem zwaarder weegt dan de gevestigde rechten en belangen.

    Het betoog slaagt.

4.3.    Met het oog op een spoedige beslechting van het geschil zal de Afdeling de raad opdragen om binnen 12 weken na verzending van deze uitspraak het gebrek in het bestreden besluit te herstellen.

    De raad dient daartoe met inachtneming van overweging 4.2 te motiveren waarom het belang bij de beoogde nieuwe groenbestemming voor hem zwaarder weegt dan de gevestigde rechten en belangen, dan wel een nieuw besluit te nemen waarbij het geconstateerde gebrek wordt hersteld.

    Afdeling 3.4 van de Awb behoeft bij de voorbereiding van het eventuele nieuwe besluit niet opnieuw te worden toegepast.

Proceskosten en griffierecht

5.    In de einduitspraak zal worden beslist over de proceskosten en vergoeding van het betaalde griffierecht.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

draagt de raad van de gemeente Rotterdam op om:

- binnen 12 weken na de verzending van deze uitspraak met inachtneming van hetgeen in 4.3 is overwogen het daar omschreven gebrek te herstellen en;

- de Afdeling en de andere partijen de uitkomst mede te delen en een nieuw besluit zo spoedig mogelijk op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken en mede te delen.

Aldus vastgesteld door mr. E.J. Daalder, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M. Priem, griffier.

w.g. Daalder

lid van de enkelvoudige kamer    

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 22 augustus 2018

646.