Home

Raad van State, 18-07-2018, ECLI:NL:RVS:2018:2447, 201707598/1/R6

Raad van State, 18-07-2018, ECLI:NL:RVS:2018:2447, 201707598/1/R6

Gegevens

Instantie
Raad van State
Datum uitspraak
18 juli 2018
Datum publicatie
18 juli 2018
ECLI
ECLI:NL:RVS:2018:2447
Zaaknummer
201707598/1/R6

Inhoudsindicatie

Bij besluit van 11 juli 2017 heeft de raad het bestemmingsplan "Windpark Hulteweg" vastgesteld.

Uitspraak

201707598/1/R6.

m uitspraak: 18 juli 2018

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1. appellant sub 1A] en [appellant sub 1B], beiden wonend te [woonplaats] (hierna: tezamen en enkelvoud: [appellant sub 1]),

2. [ appellant sub 2A] en [appellant sub 2B], beiden wonend te [woonplaats],

en

1. de raad van de gemeente Coevorden,

2. het college van burgemeester en wethouders van Coevorden,

verweerders.

Procesverloop

Bij besluit van 11 juli 2017 heeft de raad het bestemmingsplan "Windpark Hulteweg" vastgesteld.

Bij besluit van 20 juli 2017 heeft het college aan KWind Beheer B.V. een omgevingsvergunning op grond van artikel 2.1, eerste lid, onder a en i, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) verleend voor de bouw en het in werking hebben van twee windturbines op het noordelijke deel van windpark Hulteweg, ook wel genoemd de windturbines KWind 1 en KWind 2. De locaties van de windturbines zijn kadastraal bekend gemeente Coevorden, sectie K, nummers 494 en 1818.

Bij besluit van 20 juli 2017 heeft het college aan Coevorden Zuid Exploitatie B.V. een omgevingsvergunning op grond van artikel 2.1, eerste lid, onder a en i, van de Wabo verleend voor de bouw en het in werking hebben van één windturbine op het zuidelijke deel van windpark Hulteweg, ook wel genoemd [locatie 1]. De locatie van de windturbine is kadastraal bekend gemeente Coevorden, sectie K, nummer 1259.

Tegen deze besluiten hebben [appellant sub 1] en [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] beroep ingesteld.

De raad en het college hebben gezamenlijk een verweerschrift ingediend.

[appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] hebben een nader stuk ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 14 juni 2018, waar zijn verschenen [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B], bij monde van [appellant sub 2B], bijgestaan door [gemachtigde], de raad en het college, vertegenwoordigd door D.F. Oude Lansink, H.A. Gortmaker, H. Schrik en drs. L. Vranken, bijgestaan door mr. drs. H. Witbreuk, advocaat te Almelo. Voorts zijn ter zitting als partij gehoord KWind Beheer B.V. en Coevorden Zuid Exploitatie B.V., vertegenwoordigd door [gemachtigde C] en [gemachtigde D], bijgestaan door mr. M.M. Kaajan, advocaat te Amsterdam.

Overwegingen

1. De bestreden besluiten zijn gecoördineerd voorbereid en bekend gemaakt met toepassing van artikel 3.30 van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro). Op deze besluiten is de Crisis- en herstelwet (hierna: Chw) van toepassing.

2. De relevante regelgeving is opgenomen in de uitspraak dan wel in de bijlage bij deze uitspraak. De in de bijlage opgenomen regelgeving betreft de regelgeving geldend ten tijde van het nemen van de bestreden besluiten. De bijlage maakt deel uit van de uitspraak.

HET BEROEP VAN [APPELLANT SUB 1]

3. [ appellant sub 1] is voor het door hem ingestelde beroep griffierecht verschuldigd. De Afdeling hanteert overeenkomstig artikel 1.6 van de Chw en artikel 8:52, tweede lid, aanhef en onder a, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), in onderlinge samenhang gelezen, een termijn van drie weken voor het betalen van het griffierecht. Dit is op de website van de Raad van State te vinden onder de zoekopdracht "Crisis- en herstelwet: informatie en procesregels". Ten aanzien van het griffierecht geldt, gelet op het stelsel van de Chw, dat niet wordt gerappelleerd indien aan het eerste betalingsverzoek niet wordt voldaan.

4. [ appellant sub 1] is bij aangetekend verzonden brief van 20 september 2017 op de verschuldigdheid van het griffierecht gewezen. Daarbij is meegedeeld dat het verschuldigde griffierecht uiterlijk 11 oktober 2017 op de rekening van de Raad van State dient te zijn bijgeschreven of contant op het adres van de Raad van State dient te zijn betaald. Tevens is vermeld dat, als het verschuldigde bedrag niet op deze datum is ontvangen, [appellant sub 1] ervan moet uitgaan dat reeds om die reden niet-ontvankelijkverklaring zal volgen en dat zijn zaak dan niet inhoudelijk wordt behandeld. Ook is vermeld dat in verband met een versnelde behandeling van de zaak geen tweede termijn voor het betalen van griffierecht wordt geboden.

Het bedrag is niet uiterlijk op 11 oktober 2017 op de rekening van de Raad van State bijgeschreven of contant op het adres van de Raad van State betaald. Niet is gebleken van feiten of omstandigheden, op grond waarvan redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat [appellant sub 1] in verzuim is geweest.

5. Het beroep van [appellant sub 1] is gelet op het vorenstaande niet-ontvankelijk.

6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

HET BEROEP VAN [APPELLANT SUB 2A] EN [APPELLANT SUB 2B]

INLEIDING

CRISIS- EN HERSTELWET

HET BESTEMMINGSPLAN

TOETSINGSKADER

PROCEDUREEL

INHOUDELIJK

CONCLUSIE BESTEMMINGSPLAN

OMGEVINGSVERGUNNINGEN

HET BOUWEN VAN EEN BOUWWERK (ARTIKEL 2.1, EERSTE LID, ONDER A, VAN DE WABO)

BEPERKTE MILIEUTOETS (ARTIKEL 2.1, EERSTE LID, ONDER I, VAN DE WABO)

CONCLUSIE OMGEVINGSVERGUNNINGEN

PROCESKOSTEN EN GRIFFIERECHT

BIJLAGE