Home

Raad van State, 13-06-2018, ECLI:NL:RVS:2018:1942, 201708934/1/R1

Raad van State, 13-06-2018, ECLI:NL:RVS:2018:1942, 201708934/1/R1

Gegevens

Instantie
Raad van State
Datum uitspraak
13 juni 2018
Datum publicatie
13 juni 2018
ECLI
ECLI:NL:RVS:2018:1942
Zaaknummer
201708934/1/R1

Inhoudsindicatie

Bij besluit van 25 september 2017 heeft de raad het bestemmingsplan "[locatie 1], Reuver" vastgesteld.

Uitspraak

201708934/1/R1.

Datum uitspraak: 13 juni 2018

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant A], [appellante B] en [appellant C], wonend te Reuver, gemeente Beesel (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant]),

en

de raad van de gemeente Beesel,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 25 september 2017 heeft de raad het bestemmingsplan "[locatie 1], Reuver" vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

[belanghebbende] heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

[appellant] heeft een nader stuk ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 2 mei 2018, waar [appellant], vertegenwoordigd door [appellant A] en [appellant C], en de raad, vertegenwoordigd door mr. S.T.P. Joosten, advocaat te Eindhoven, bijgestaan door mr. A.G.J. van Loon en ing. R. Slangen, zijn verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1. Het plan heeft betrekking op het perceel [locatie 1] waar een horecagelegenheid is gevestigd. [belanghebbende] is eigenaar van dit perceel. [appellant] woont op het perceel [locatie 2] dat naast de horecagelegenheid ligt. Hij kan zich niet verenigen met het plan, omdat hij de gevolgen van de horecagelegenheid onaanvaardbaar vindt. De raad heeft eerder een plan vastgesteld voor de horecagelegenheid. Hij heeft bij besluit van 15 december 2014 het bestemmingsplan "Bebouwde gebieden" vastgesteld. In de tussenuitspraak van de Afdeling van 16 december 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3888, heeft de Afdeling een aantal gebreken geconstateerd en de raad de opdracht gegeven deze gebreken te repareren. Bij uitspraak van 16 november 2016, ECLI:NL:RVS:2016:3070, heeft de Afdeling het besluit van 15 december 2014 en een besluit van 20 juni 2016 tot vaststelling, onderscheidenlijk gewijzigde vaststelling van het bestemmingsplan "Bebouwde gebieden" voor zover dat betreft het plandeel ter plaatse van het perceel [locatie 1] vernietigd. In deze uitspraak oordeelde de Afdeling dat het besluit was vastgesteld in strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) aangezien de raad niet inzichtelijk had gemaakt waarom de geluidgevolgen van de horecagelegenheid en het terras op de woning van [appellant] aanvaardbaar zijn. De Afdeling overwoog dat de raad het besluit in zoverre onvoldoende had gemotiveerd. Met het besluit van 25 september 2017 heeft de raad beoogd het vernietigde besluit te repareren.

Toetsingskader

2. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.

Intrekking beroepsgrond ter zitting

3. [ appellant] heeft zijn beroepsgrond dat ten onrechte niet is voorzien in de beperking dat slechts 50% van het perceel mag worden bebouwd, ter zitting ingetrokken.

Wettelijke bepalingen en planregels

4. De relevante wettelijke bepalingen en planregels die ten grondslag liggen aan de hierna volgende rechtsoverwegingen, zijn opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak. De bijlage maakt deel uit van deze uitspraak.

Procedurele aspecten

Voorbereidingsprocedure

5. [ appellant] betoogt dat de voorbereidingsprocedure onjuist is verlopen, omdat niet opnieuw een ontwerpbestemmingsplan ter inzage is gelegd.

5.1.

Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in onder meer rechtsoverweging 3.1 van haar uitspraak van 12 april 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1008, staat het in geval van vernietiging van een besluit door de bestuursrechter het bevoegd gezag in beginsel vrij om bij het nemen van een nieuw besluit terug te vallen op de al gevoerde procedure die aan het vernietigde besluit ten grondslag lag, dan wel de gehele procedure van afdeling 3.4 van de Awb opnieuw te doorlopen. Er kunnen zich echter omstandigheden voordoen waarin het uit een oogpunt van zorgvuldige voorbereiding van een besluit, mede gelet op de aard en ernst van de gebreken die tot vernietiging hebben geleid en het verhandelde in die eerste procedure, niet passend moet worden geoordeeld indien het bevoegd gezag ermee volstaat terug te vallen op de eerdere procedure en niet een nieuw ontwerpbesluit opstelt en ter inzage legt.

5.2.

In het ontwerpbestemmingsplan en het bestemmingsplan zijn ter plaatse van het perceel [locatie 1] de bestemming "Centrum" en de aanduiding "horeca" toegekend.

Nu het ontwerpbestemmingsplan en het bestemmingsplan in feite in dezelfde ontwikkeling voorzien, bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan sprake is van een wezenlijk ander plan of van wijzigingen die niet als van ondergeschikte aard kunnen worden aangemerkt. Ook bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat het niet passend is dat de raad ermee heeft volstaan terug te vallen op de eerdere procedure en niet een nieuw ontwerpbesluit heeft opgesteld en ter inzage heeft gelegd vanwege de aard en ernst van de gebreken die tot vernietiging hebben geleid en het verhandelde in de eerste procedure. Er bestaat dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat de raad er ten onrechte van heeft afgezien om voor het nemen van het besluit een nieuw ontwerpbestemmingsplan ter inzage te leggen.

Het betoog faalt.

Inhoudelijke beroepsgronden

Woon- en leefklimaat

Akoestische gevolgen

6. [appellant] voert aan dat ten onrechte een horecagelegenheid met een bijbehorend terras is toegestaan op het perceel [locatie 1]. Hij voert aan dat als gevolg van de horecagelegenheid zijn woon- en leefklimaat wordt aangetast. In dit verband betoogt [appellant] dat de horecagelegenheid leidt tot ernstige geluidoverlast bij zijn woning. Hij voert aan dat de raad zich ten onrechte baseert op het rapport "Onderbouwing aanvaardbaar akoestisch woon- en leefklimaat; aanpandige woning van [café] van 22 augustus 2017, opgesteld door Caubergh-Huygen Raadgevende Ingenieurs BV (hierna: akoestisch rapport) ter ondersteuning van het standpunt dat de geluidgevolgen van het plan ter plaatse van zijn woning aanvaardbaar zijn. Daarvoor heeft hij verschillende argumenten naar voren gebracht die hierna afzonderlijk zullen worden besproken.

6.1.

De raad heeft aanleiding gezien om de akoestische gevolgen van de horecagelegenheid ter plaatse van het perceel van [appellant] te laten onderzoeken. In het akoestisch rapport is het gebruik van het café, de kleine zaal aan de achterzijde en het terras beschouwd met het daarbij horende muziek- en stemgeluid van bezoekers. Onder verwijzing naar de conclusie uit het akoestische rapport stelt de raad zich op het standpunt dat sprake is van een aanvaardbaar akoestisch klimaat ter plaatse van de woning op het perceel [locatie 2].

Geluidnormen

6.2. [

appellant] betoogt dat in het akoestisch rapport ten onrechte uitsluitend is bezien of aan de geluidnormen zoals die zijn neergelegd in het Activiteitenbesluit milieubeheer wordt voldaan. In dit verband wijst hij onder verwijzing naar de "Factsheet horeca" van het voormalige Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, op de zendwaarde waarvan moet worden uitgegaan voor een jongerencafé. Ook blijkt volgens [appellant] reeds uit het "Akoestisch onderzoek stemgeluid terrassen gemeente Beesel" van 14 oktober 2010 opgesteld door Caubergh-Huygen Raadgevende Ingenieurs BV (hierna: akoestisch onderzoek stemgeluid terrassen) dat de afstand tussen het terras en zijn woning te klein is.

6.2.1.

De raad heeft zich voor de beoordeling van het akoestisch klimaat aangesloten bij de normen uit het Activiteitenbesluit milieubeheer. In het akoestisch rapport is tevens menselijk stemgeluid bezien.

6.2.2.

Aan het plangebied is de bestemming "Centrum" met de aanduiding "horeca" toegekend. Aan het plandeel dat direct grenst aan de Pastoor Vranckenlaan is de aanduiding "terras" toegekend. Aan de rest van het plangebied is de aanduiding "bouwvlak" toegekend. Aan dit plandeel is aan de zijde van de Pastoor Vranckenlaan de aanduiding "specifieke vorm van horeca - caféruimte" toegekend. Aan het plandeel dat daaraan grenst is de aanduiding "zaalruimte" toegekend.

6.2.3.

In de "Factsheet horeca" van het voormalige Ministerie van VROM staat dat wanneer het ten gehore brengen van muziek structureel deel uitmaakt van de bedrijfsvoering en uit de aard van het bedrijf onmisbaar is, de gemeente een akoestisch onderzoek verlangt bij de melding. In geval van het enkel afspelen van achtergrondmuziek is een akoestisch onderzoek niet nodig. Vervolgens wordt in de "Factsheet horeca" van het voormalige Ministerie van VROM uiteengezet wanneer een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd.

6.2.4.

In het Akoestisch onderzoek stemgeluid terrassen is onderzoek gedaan naar de geluiduitstraling van de geluidrelevante activiteiten op een terras. In dit onderzoek is het uitgangspunt gehanteerd dat per tafel 4 zitplaatsen aanwezig zijn en dat dit een totale gebruiksoppervlakte van 10 m2 in beslag neemt. In het Akoestisch onderzoek stemgeluid terrassen staat dat de aanbevolen afstanden tussen een terras en een woning vanwege het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr,LT) voor het gebiedstype dorpscentrum voor een klein terras van maximaal 30 m2 voor de dag 0 m, voor de avond 7 m en voor de nacht 14 m bedraagt. Indien de afstand van de woningen tot het terras kleiner is dan deze afstanden, dan dient het bevoegd gezag een gedetailleerd onderzoek van de initiatiefnemer te verlangen waarin een beoordeling van de optredende niveaus is opgenomen.

6.2.5.

In het akoestisch rapport is onderzocht of aan de normen uit artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit milieubeheer wordt voldaan. Verder staat in het akoestisch rapport dat met name het geluid vanaf het terras ten gevolge van bezoekers op het onverwarmd en onoverdekt terras relevant is. Om die reden wordt in afwijking van artikel 2.18, eerste lid, onder a, van het Activiteitenbesluit milieubeheer het menselijk stemgeluid meegenomen bij beoordeling van het geluidniveau binnen de woning. De uitgevoerde beoordeling heeft hiermee betrekking op het muziekgeluid en het menselijk stemgeluid.

6.2.6.

Voor de horecagelegenheid geldt in het kader van het bestemmingsplan geen specifiek wettelijk kader op grond waarvan de geluidgevolgen moeten worden beoordeeld. Dit neemt niet weg dat de raad bij het vaststellen van het plan in het kader van een goede ruimtelijke ordening moet beoordelen of de geluidgevolgen van de in het plan voorziene ontwikkeling aanvaardbaar zijn. Bij de wijze waarop hij dat in beeld brengt, komt de raad enige ruimte toe. [appellant] betoogt ten onrechte dat het Akoestisch onderzoek stemgeluid terrassen met zich brengt dat de daarin aanbevolen afstand moet worden aangehouden. In het Akoestisch onderzoek stemgeluid terrassen staat immers dat indien de afstand van de woningen tot het terras kleiner is dan de aanbevolen afstand, een gedetailleerd onderzoek dient plaats te vinden. Ook de "Factsheet horeca" van het voormalige Ministerie van VROM geeft criteria voor wanneer het is aangewezen om een akoestisch onderzoek uit te voeren. De raad heeft zich naar het oordeel van de Afdeling terecht op het standpunt gesteld dat is voldaan aan de eisen van het Akoestisch onderzoek stemgeluid terrassen en voldoende rekening is gehouden met de "Factsheet horeca" van het voormalige Ministerie van VROM door het akoestisch rapport op te stellen waarin de geluidgevolgen van de horecagelegenheid op de woning van [appellant] zijn onderzocht. De Afdeling overweegt dat de raad in het kader van het onderzoek naar de geluidgevolgen van de horecagelegenheid in redelijkheid kon aansluiten bij de normen uit het Activiteitenbesluit milieubeheer waarbij ook geluid van activiteiten die worden uitgesloten van de beoordeling in het Activiteitenbesluit milieubeheer, te weten stemgeluid, in het toetsingskader is betrokken.

De Afdeling gaat hierna in op het door de raad gekozen kader voor de beoordeling van de geluidgevolgen van de horecagelegenheid zoals die door dit plan mogelijk wordt gemaakt.

Invoergegevens

6.3. [

appellant] voert aan dat in het akoestisch rapport ten onrechte informatie ontbreekt over de exacte locaties van de meetpunten en geluidbronnen, de weersomstandigheden tijdens en de duur van de verrichte metingen.

6.3.1.

In het akoestisch rapport staat dat de eerste metingen plaatsvonden op maandag 3 april 2017 tussen 13.00 uur en 16.00 uur waarna de horecagelegenheid openging en de metingen niet verder konden worden afgerond. De tweede metingen vonden plaats op donderdag 13 april 2017 tussen 9.00 en 11.00 uur. Ook staat in het akoestisch rapport dat de externe geluidniveaumetingen zijn verricht op de volgende meetpunten:

A: In de kinderkamer van [locatie 2] op de begane grond.

B: In het kantoor van [locatie 2] op de begane grond.

C: In slaapkamer 1 van [locatie 2] op de 1e verdieping.

D: In slaapkamer 2 van [locatie 2] op de 1e verdieping.

Al deze meetpunten zijn gesitueerd aan de straatzijde waar het terras van [café] zich bevindt.

De interne immissieniveaumetingen zijn verricht op de volgende meetpunten:

A: In de kinderkamer van [locatie 2] op de begane grond.

B: In het kantoor van [locatie 2] op de begane grond.

C: In de woonkamer van [locatie 2] op de begane grond.

D: In slaapkamer 1 van [locatie 2] op de 1e verdieping.

E: In slaapkamer 2 van [locatie 2] op de 1e verdieping.

F: In slaapkamer 3 van [locatie 2] op de 1e verdieping.

Al deze meetpunten grenzen aan het cafégedeelte dan wel het zaaltje van [café] .

Ook staat in het akoestisch rapport dat er twee externe geluidmetingen zijn uitgevoerd, namelijk:

- Geluidmetingen met een geluidbron voor het vaststellen van de overdracht tussen terras en de geluidgevoelige ruimtes in de betreffende aanpandige woning.

- Geluidmetingen met een geluidbron ter vaststelling van de specifieke geluidwering van de gevel van de woning (overeenkomstig NEN 5077).

6.3.2.

In het akoestisch rapport staat wat de locaties van de meetpunten en de geluidbronnen zijn en wanneer de metingen zijn verricht. De weersomstandigheden tijdens de verrichte metingen zijn niet genoemd in het akoestisch rapport, maar de raad heeft ter zitting onbestreden gesteld dat de weersomstandigheden in dit geval niet relevant zijn omdat de horecagelegenheid en de woning van [appellant] aan elkaar grenzen. De duur van de individuele metingen is evenmin genoemd in het akoestisch rapport. Hierover heeft de raad ter zitting echter onbestreden gesteld dat lang genoeg is gemeten om tot een vaste waarde te komen. Er bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat het akoestisch rapport in zoverre gebreken bevat.

Het betoog faalt.

Onjuiste manier van meten

6.4. [

appellant] voert aan dat het akoestisch rapport onvolledig is, omdat niet is onderzocht wat de verwachte geluidbelasting is op de achtergevel en noordelijke zijgevel van zijn woning. [appellant] voert verder aan dat ten onrechte geen continumetingen zijn verricht waardoor het aantal en de omvang van de piekgeluiden niet kan worden vastgesteld. Ook betoogt hij dat de metingen ten onrechte zijn verricht met gesloten binnendeuren. Verder voert [appellant] aan dat ten onrechte geen metingen zijn verricht die betrekking hebben op contactgeluiden.

6.4.1.

De raad stelt zich op het standpunt dat het terras akoestisch maatgevend is. Om die reden is de voorgevel van de woning beschouwd. De achtergevel en noordelijke zijgevel van de woning liggen verder van het terras en zijn daarom niet maatgevend en om die reden niet beschouwd in het akoestisch rapport. Ook licht de raad toe dat de geluidmetingen zijn uitgevoerd overeenkomstig de daarop van toepassing zijnde regels uit de NEN 5077. Met betrekking tot geluidmetingen in gebouwen is in de NEN 5077 aangegeven dat tijdens de metingen alle deuren en ramen gesloten moeten zijn. De raad stelt zich onder verwijzing naar het rapport "[locatie 1]a en 30 te Reuver, Geluidisolatiemetingen" van augustus 2011 opgesteld door DHV B.V. (hierna: rapport van DHV) op het standpunt dat aan de norm voor contactgeluid wordt voldaan.

6.4.2.

In NEN 5077+C3:2012 staat dat ten aanzien van de omstandigheden bij geluidniveau-metingen binnen een gebouw voorwaarden worden gesteld ten aanzien van de meetruimten. De ruimten waarin geluidniveaus worden gemeten, alsmede de ruimten waar ten behoeve van een meting een geluidbron wordt geplaatst, moeten aan de volgende voorwaarden voldoen:

a) alle ramen en deuren moeten zijn gesloten tijdens de metingen.

6.4.3.

In het akoestisch rapport zijn de maximale geluidniveaus berekend.

6.4.4.

In het rapport van DHV wordt geconcludeerd dat er ruimschoots wordt voldaan aan de wettelijke eisen voor de contactgeluidisolatie volgens het Bouwbesluit 2003, ongeacht het type bijeenkomstfunctie.

6.4.5.

Gelet op de toelichting van de raad zoals die is weergegeven onder 6.4.1, is de voorgevel van de woning van [appellant] terecht als maatgevend beschouwd. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat de achtergevel en de noordelijke zijgevel van de woning ten onrechte niet in het akoestisch rapport zijn betrokken. Verder heeft de raad ter zitting onbestreden toegelicht dat aan de maximale geluidniveaus van het Activiteitenbesluit milieubeheer kan worden voldaan. Dit is echter niet berekend door middel van continumetingen, maar door de geluidisolatie van de woning van [appellant] te meten, waarna is bezien welke geluidniveaus mogen optreden in de horecagelegenheid om aan de normen uit het Activiteitenbesluit milieubeheer te voldoen. De raad heeft ter zitting onbestreden gesteld dat de geluidniveaus die mogen optreden in de horecagelegenheid overeenkomen met de normale geluidniveaus die in een café voorkomen. Ook heeft de raad zich terecht op het standpunt gesteld dat overeenkomstig de NEN 5077+C3:2012 de metingen terecht met gesloten deuren hebben plaatsgevonden gelet op de onder 6.4.2 aangehaalde passage uit de NEN 5077+C3:2012. Verder stelt de raad zich terecht op het standpunt dat aan de norm voor contactgeluid wordt voldaan gelet op de conclusie uit het rapport van DHV. De Afdeling ziet om die reden geen aanleiding voor het oordeel dat de raad in het kader van dit plan metingen had moeten laten verrichten die betrekking hebben op contactgeluiden.

Het betoog faalt.

Representatieve invulling van de maximale planologische mogelijkheden

6.5. [

appellant] voert aan dat in het akoestisch rapport ten onrechte rekening is gehouden met de voorwaardelijke verplichtingen zoals neergelegd in artikel 3, lid 3.4.6, onder a en b, van de planregels. Hij voert tegen de voorwaardelijke verplichting zoals neergelegd in artikel 3, lid 3.4.6, onder a, van de planregels aan dat het te realiseren geluidscherm geen geluid reducerend effect heeft op de eerste verdieping van zijn woning waar de slaapkamers zich bevinden. Tegen de voorwaardelijke verplichting zoals neergelegd in artikel 3, lid 3.4.6, onder b, van de planregels voert [appellant] aan dat deze planregel niet is te handhaven. De planregel is namelijk niet effectief omdat de exploitant of het personeel moet optreden tegen geschreeuw. Ook voert [appellant] aan dat deze planregel slechts werking heeft als er al is geschreeuwd, waardoor die geen effect heeft op het te verwachten maximale geluidniveau. Verder voert [appellant] aan dat ten onrechte geen rekening is gehouden met aanmoedigings- en vreugdekreten vanwege het darten dat is toegestaan in de zaal achter het café.

6.5.1.

De raad stelt zich op het standpunt dat de gehanteerde bronvermogens voor pratende, roepende en schreeuwende bezoekers gebruikelijk en overeenkomstig de zogenoemde VDI-richtlijn zijn.

6.5.2.

In het akoestisch rapport zijn berekeningen uitgevoerd met een scherm van 1,5 m hoogte op de grens van het terras. Hierbij wordt opgemerkt dat deze maatregel op de begane grond een geluid reducerend effect heeft, maar op de verdieping niet. Ook is in het akoestisch rapport rekening gehouden met een organisatorische maatregel die bestaat uit goed beheer van het terras en het door middel van instructie van het personeel toezien op het gedrag van bezoekers om deze direct aan te spreken op eventueel luid schreeuwen. In het akoestisch rapport zijn de geluidgevolgen van de zaal achter het café bezien. Hierbij is uitgegaan van niet geluidbelastende activiteiten in de vorm van darten, kleinschalige recepties en vergaderingen waarbij achtergrondmuziek is toegestaan.

6.5.3.

Ingevolge artikel 3, lid 3.4.6, onder a, van de planregels mag het terras alleen worden gebruikt als een geluidscherm wordt gerealiseerd en in stand gehouden. Om die reden is in het akoestisch rapport terecht bezien wat de geluidbelasting ter plaatse van de woning van [appellant] is indien dit geluidscherm wordt gerealiseerd en in stand gehouden. Voor zover [appellant] met zijn beroepsgrond bedoelt aan te voeren dat het plaatsen van een geluidscherm niet effectief is, overweegt de Afdeling dat het geluidscherm weliswaar geen geluidreducerend effect heeft op de eerste verdieping van de woning van [appellant], maar dit geluidscherm volgens het akoestisch rapport wel een geluid reducerend effect heeft ter plaatse van de begane grond van die woning, hetgeen door [appellant] niet is bestreden.

Ingevolge artikel 3, lid 3.4.6, onder b, van de planregels mag het terras alleen worden gebruikt indien het personeel van het horecabedrijf waarvan het terras onderdeel uitmaakt door de exploitant is geïnstrueerd om luid schreeuwen van bezoekers te voorkomen en de exploitant of het personeel direct maatregelen treft in geval van luid schreeuwen. Anders dan [appellant] aanvoert is deze maatregel niet uitsluitend gericht om tegen luid schreeuwen op te treden, maar ook om het luid schreeuwen door bezoekers van het terras te voorkomen. Om die reden is de voorwaardelijke verplichting zoals opgenomen in artikel 3, lid 3.4.6, onder b, van de planregels naar het oordeel van de Afdeling terecht betrokken bij het berekenen van de geluidbelasting op de woning van [appellant]. Als niet aan artikel 3, lid 3.4.6, onder b, van de planregels wordt voldaan omdat de exploitant of het personeel niet aan hun verplichtingen voldoen, betreft dat een kwestie van handhaving die niet in deze procedure aan de orde kan komen.

In het akoestisch rapport moet worden uitgegaan van een representatieve invulling van de maximale planologische mogelijkheden. Ingevolge artikel 3, lid 3.1, in samenhang gelezen met lid 3.4.5, onder b, van de planregels is ter plaatse van de zaal achter het café uitsluitend een bijeenkomstruimte bestaande uit een vergader-, dart- en kleinschalige receptieruimte met niet-geluidbelastende activiteiten toegestaan. Gelet op de aard van de in de zaal achter het café toegestane beperkte activiteiten heeft de raad ervan mogen uitgaan dat met deze planregeling in zoverre onaanvaardbare geluidoverlast kan worden voorkomen. Anders dan [appellant] stelt, valt niet in te zien dat deze planregeling niet handhaafbaar is.

Het betoog faalt.

Conclusie akoestisch rapport

6.6. [

appellant] voert aan dat zelfs als aan het Activiteitenbesluit milieubeheer kan worden voldaan, geen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. In dit verband wijst [appellant] er op dat ingevolge de Algemene plaatselijke verordening gemeente Beesel 2011, vastgesteld door de raad bij besluit van 21 maart 2011 (hierna: APV), negen incidentele festiviteiten mogen worden gehouden en het college van burgemeester en wethouders een ongelimiteerd aantal collectieve festiviteiten mag aanwijzen waarbij de normen van het Activiteitenbesluit milieubeheer met 20 dB(A) worden opgerekt.

6.6.1.

De raad licht toe dat in artikel 4.1.3. van de APV is vastgelegd dat het een inrichting is toegestaan maximaal negen incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij de waarden als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Activiteitenbesluit niet van toepassing zijn. Daarnaast kan het college collectieve festiviteiten aanwijzen op basis van artikel 4.1.2 van de APV. Dan gaat het om festiviteiten die niet aan één of een klein aantal inrichtingen zijn verbonden, maar de hele gemeente raken, bijvoorbeeld oudjaar, nieuwjaar, carnaval, Koningsnacht en kermis. Het college kan aan deze activiteiten voorwaarden verbinden ter voorkoming of beperking van geluidhinder. De raad heeft ter zitting toegelicht dat deze voorwaarden ook op verzoek kunnen worden vastgesteld en dat maatwerk kan worden geleverd. De raad heeft geen aanleiding gezien om de incidentele en collectieve activiteiten in het plan te beperken.

6.6.2.

In het akoestisch rapport staat dat met de vastgestelde maximaal toegestane geluidniveaus in het café en het zaaltje, het plaatsen van een (wind)scherm met een hoogte van 1,5 m op de grens van het terras en een organisatorische maatregel voor de avond- en nachtperiode aan de gehanteerde normstelling binnen de woning wordt voldaan en sprake is van een aanvaardbaar akoestisch woon- en leefklimaat.

6.6.3.

Gelet op de overwegingen 6.2 tot en met 6.5.3 bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat het akoestisch onderzoek zodanige gebreken of leemten in kennis vertoont dat de raad zich niet op de resultaten hieruit heeft kunnen baseren. Gelet op de conclusie in het akoestisch onderzoek heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de geluidgevolgen ter plaatse van de woning van [appellant] als gevolg van de naastgelegen horecagelegenheid aanvaardbaar zijn. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd over de negen incidentele festiviteiten per kalenderjaar en de collectieve festiviteiten, heeft de raad geen aanleiding hoeven zien om vanwege de daarvoor geldende regeling het akoestisch klimaat ter plaatse van de woning van [appellant] onaanvaardbaar te achten. Daarbij betrekt de Afdeling dat dit een algemene regeling is die voor de hele gemeente geldt en ingevolge de artikelen 4.1.2, vijfde lid, en 4.1.3, zesde lid, van de APV voorwaarden kunnen worden verbonden aan deze incidentele en collectieve festiviteiten om geluidhinder te voorkomen of beperken. Gelet op het voorgaande heeft de raad zich naar het oordeel van de Afdeling in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de akoestische gevolgen van dit plan niet leiden tot een onaanvaardbare aantasting van het woon- en leefklimaat ter plaatse van het perceel van [appellant].

Het betoog faalt.

Artikel 2 van het EVRM

7. Voorts betoogt [appellant] dat artikel 2 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (hierna: EVRM) wordt geschonden vanwege de geluidhinder die hij ondervindt. Hij voert hiertoe aan dat alle deuren in de woning dicht moeten worden gehouden om de geluidoverlast zoveel mogelijk te beperken. Ook voert hij onder verwijzing naar verschillende rapporten aan dat geluidoverlast tot gezondheidsproblemen leidt als gevolg van het afnemen van de slaapkwaliteit.

7.1.1.

Nu onder 6.6.3 is overwogen dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de akoestische gevolgen ter plaatse van de woning van [appellant] als gevolg van de horecagelegenheid aanvaardbaar zijn, bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat het plan in strijd met artikel 2 van het EVRM is vastgesteld.

Het betoog faalt.

Voorwaardelijke verplichtingen en nadere regels met betrekking tot geluid

8. [appellant] betoogt voorts dat in het plan voorwaardelijke verplichtingen hadden moeten worden opgenomen die ertoe strekken dat de gronden waarop dit plan betrekking heeft slechts ten behoeve van horeca mogen worden gebruikt indien isolerende maatregelen worden getroffen en artikel 3, lid 3.4.6, onder b, van de planregels wordt aangepast in die zin dat al sprake is van luid schreeuwen van bezoekers van het terras indien het bronvermogen van het stemgeluid meer bedraagt dan 60 dB(A). Ook voert [appellant] aan dat aanvullende planregels hadden moeten worden opgenomen die ertoe strekken zijn woon- en leefklimaat te beschermen. In dit verband voert hij aan dat ten onrechte niet in de planregels is opgenomen dat de piekgeluiden op het terras maximaal 60 dB(A) mogen bedragen. Ook voert hij aan dat de openingstijden voor het terras en de horecagelegenheid in de planregels moeten worden vastgelegd. Verder dienen de uitgangspunten die in het Akoestisch onderzoek stemgeluid terrassen worden gehanteerd in het plan te worden vastgelegd, aldus [appellant].

8.1.1.

Nu onder 6.6.3 is overwogen dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de akoestische gevolgen ter plaatse van de woning van [appellant] als gevolg van de horecagelegenheid aanvaardbaar zijn, heeft de raad er in redelijkheid van kunnen afzien om een voorwaardelijke verplichting in het plan op te nemen die ertoe strekt dat de gronden waarop dit plan betrekking heeft, slechts ten behoeve van horeca mogen worden gebruikt indien isolerende maatregelen worden getroffen. Om dezelfde reden heeft de raad in redelijkheid kunnen afzien van het opnemen van aanvullende planregels.

Het betoog faalt.

Geurgevolgen

9. Verder betoogt [appellant] dat de horecagelegenheid leidt tot geuroverlast bij zijn woning.

9.1.

De raad heeft niet bestreden dat enige geurgevolgen vanwege de horecagelegenheid kunnen voorkomen. De raad heeft naar het oordeel van de Afdeling in redelijkheid geen zwaarder gewicht hoeven toekennen aan het belang dat [appellant] heeft bij het gevrijwaard blijven van mogelijke geurgevolgen. Daarbij heeft de raad in redelijkheid kunnen betrekken dat de VNG-brochure voor een café of bar een afstand van 0 m voor het aspect geur aanbeveelt. Ook heeft de raad er ter zitting op gewezen dat geurgevolgen worden begrensd doordat de horecagelegenheid is gebonden aan het Activiteitenbesluit milieubeheer en de Activiteitenregeling milieubeheer. Gelet op het voorgaande acht de Afdeling niet aannemelijk dat het plan leidt tot dermate ernstige geurgevolgen dat de raad het plan daarom niet in redelijkheid heeft kunnen vaststellen.

Het betoog faalt.

Conclusie woon- en leefklimaat

9.2.

Gelet op hetgeen is overwogen onder 6.6.3 en 9.1 heeft de raad zich naar het oordeel van de Afdeling in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de gevolgen van dit plan niet leiden tot een onaanvaardbare aantasting van het woon- en leefklimaat ter plaatse van het perceel van [appellant].

Bouwbesluit 2012 en 2003

10. Verder betoogt [appellant] dat de raad ten onrechte de horecagelegenheid voor horeca heeft bestemd, omdat niet kan worden voldaan aan het Bouwbesluit 2012.

10.1.

De raad stelt zich op het standpunt dat het bestaande pand wordt genormeerd door het Bouwbesluit 2003 en hieraan voldoet.

10.2.

In het Bouwbesluit 2012 en in het Bouwbesluit 2003 voor zover de voorschriften daarvan ingevolge het Bouwbesluit 2012 nog gelden, zijn voorschriften opgenomen waaraan een bouwwerk moet voldoen. De raad hoeft het plan niet rechtstreeks aan deze voorschriften te toetsen. Hij dient wel een plan vast te stellen waarbij een invulling mogelijk is die aan de desbetreffende voorschriften voldoet. In hetgeen door [appellant] is aangevoerd bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat geen enkel bouwplan mogelijk is dat hieraan voldoet. Gelet hierop is er ook geen reden om aan te nemen dat het Bouwbesluit 2012 of het Bouwbesluit 2003 in de weg staat aan de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

Het betoog faalt.

Conclusie en proceskosten

11. Het beroep is ongegrond.

12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, voorzitter, en mr. J.A. Hagen en mr. H. Bolt, leden, in tegenwoordigheid van mr. C. Sparreboom, griffier.

w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Sparreboom

voorzitter griffier

Uitgesproken in het openbaar op 13 juni 2018

812.

BIJLAGE

*Bij rechtsoverweging 6.2.6.

Planregels

Bestemming "Centrum"

3.1

Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Centrum’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

[…]

c. horeca in categorie 1 met bijbehorende terrassen ter plaatse van de aanduiding 'horeca', met dien verstande dat:

1. café-activiteiten uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - caféruimte' en uitsluitend op de begane grond;

2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - zaalruimte' uitsluitend een bijeenkomstruimte met niet-geluidbelastende activiteiten is toegestaan, met inachtneming van het bepaalde in 3.4.5 en uitsluitend op de begane grond;

3. terrassen uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'terras';

4. op de gronden buiten de aanduidingen 'specifieke vorm van horeca - caféruimte', 'specifieke vorm van horeca - zaalruimte' en 'terras' uitsluitend opslag ten dienste van de horeca is toegestaan;

[…].

Activiteitenbesluit milieubeheer

Artikel 2.17

1. Voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr,LT) en het maximaal geluidsniveau (LAmax), veroorzaakt door de in de inrichting aanwezige installaties en toestellen, alsmede door de in de inrichting verrichte werkzaamheden en activiteiten en laad- en losactiviteiten ten behoeve van en in de onmiddellijke nabijheid van de inrichting, geldt dat:

a. de niveaus op de in tabel 2.17a genoemde plaatsen en tijdstippen niet meer bedragen dan de in die tabel aangegeven waarden;

Artikel 2.18

1. Bij het bepalen van de geluidniveaus, bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19, 2.20 dan wel 6.12, blijft buiten beschouwing:

a. het stemgeluid van personen op een onverwarmd en onoverdekt terrein, dat onderdeel is van de inrichting, tenzij dit terrein kan worden aangemerkt als een binnenterrein;

b. het stemgeluid van bezoekers op het open terrein van een inrichting voor sport- of recreatieactiviteiten;

[…]

3. Bij het bepalen van het maximaal geluidniveau LAmax, bedoeld in artikel 2.17 blijft buiten beschouwing het geluid als gevolg van:

a. het komen en gaan van bezoekers bij inrichtingen waar uitsluitend of in hoofdzaak horeca-, sport- en recreatieactiviteiten plaatsvinden.

*Bij rechtsoverweging 6.5.3.

Planregels

3.4

Specifieke gebruiksregels

3.4.5

Horeca

[…]

b. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - zaalruimte' mag de bebouwing uitsluitend worden gebruikt voor horecadoeleinden in de vorm van een bijeenkomstfunctie bestaande uit een vergader-, dart- en kleinschalige receptieruimte met niet-geluidbelastende activiteiten, mits het in de ruimte te produceren geluid beperkt blijft tot geluid afkomstig van vergader-, dart- en kleinschalige receptie-activiteiten met achtergrondmuziek. De bebouwing ter plaatse van deze aanduiding mag niet worden gebruikt voor café-activiteiten.

3.4.6

Voorwaardelijke verplichtingen gebruik terras

Het gebruik van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'terras' als (horeca)terras is uitsluitend toegestaan indien:

a. op de gehele erfgrens vóór de voorgevellijn tussen het perceel [locatie 1] en het perceel [locatie 2] een geluidwerend terrasscherm van minimaal 1,5 meter hoog is opgericht en dit scherm in stand wordt gehouden;

b. het personeel van het horecabedrijf waarvan het terras onderdeel uitmaakt door de exploitant is geïnstrueerd om luid schreeuwen van bezoekers te voorkomen en de exploitant en/of het personeel direct maatregelen treft in geval van luid schreeuwen, bestaande uit het aanspreken van de bezoekers en bij herhaling (na de eerste keer waarschuwen) het direct verwijderen van de bezoekers van het terras. Er is sprake van luid schreeuwen indien het bronvermogen van het stemgeluid meer bedraagt dan 95 dB(A).

*Bij rechtsoverweging 6.6.3.

Algemene Plaatselijke Verordening 2011 Gemeente Beesel

Artikel 4.1.2 Aanwijzing collectieve festiviteiten

1. De waarden bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit gelden niet voor door het college aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.

2. Het voorschrift 4.113 van het Besluit geldt niet voor door het college aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.

3. In een aanwijzing als bedoeld in het eerste lid en tweede lid, kan het college bepalen dat de aanwijzing slechts geldt in een of meer van de volgende delen: Reuver, Offenbeek of Beesel.

4. Het college kan wanneer een collectieve festiviteit redelijkerwijs niet te voorzien was, een festiviteit terstond als collectieve festiviteit als bedoeld in het eerste lid aanwijzen.

5. Het college kan nadere voorwaarden verbinden aan de collectieve festiviteiten ter voorkoming of beperking van geluidhinder.

Artikel 4.1.3 Kennisgeving incidentele festiviteiten

1. Het is een inrichting toegestaan maximaal negen incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij de waarden bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit niet van toepassing zijn mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.

2. Het is een inrichting toegestaan maximaal negen incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij het voorschrift 4.113 van het Besluit niet van toepassing is mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.

3. Het college stelt een formulier vast voor het doen van een kennisgeving.

4. De kennisgeving wordt geacht eerst dan te zijn gedaan wanneer het formulier, volledig en naar waarheid ingevuld, tijdig is ingeleverd op de plaats op dat formulier vermeld.

5. De kennisgeving wordt tevens geacht te zijn gedaan wanneer het college op verzoek van de houder van een inrichting een incidentele festiviteit, die redelijkerwijs niet te voorzien was, terstond toestaat.

6. Het college kan nadere voorwaarden verbinden aan de incidentele festiviteiten ter voorkoming of beperking van geluidhinder.