Home

Raad van State, 14-09-2017, ECLI:NL:RVS:2017:2495, 201705594/1/V2 en 201705594/2/V2

Raad van State, 14-09-2017, ECLI:NL:RVS:2017:2495, 201705594/1/V2 en 201705594/2/V2

Gegevens

Instantie
Raad van State
Datum uitspraak
14 september 2017
Datum publicatie
20 september 2017
ECLI
ECLI:NL:RVS:2017:2495
Zaaknummer
201705594/1/V2 en 201705594/2/V2

Inhoudsindicatie

Bij besluit van 28 april 2016 heeft de staatssecretaris, voor zover thans van belang, een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.

Uitspraak

201705594/1/V2 en 201705594/2/V2.

Datum uitspraak: 14 september 2017

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 92 van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: de Vw 2000), op het hoger beroep van:

[de vreemdeling],

appellant,

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 14 juni 2017 in zaak nr. 16/9265 in het geding tussen:

de vreemdeling

en

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie.

Procesverloop

Bij besluit van 28 april 2016 heeft de staatssecretaris, voor zover thans van belang, een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.

Bij uitspraak van 14 juni 2017 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.

Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. S.J. Koolen, advocaat te Utrecht, hoger beroep ingesteld.

Voorts heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De vreemdeling heeft nadere stukken ingediend.

Vervolgens is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1.    De vreemdeling heeft eerst in hoger beroep een vertaling van een identiteitsbewijs, een vertaling van de nationaliteitsverklaring van zijn gestelde moeder en vertaalde brieven van de 'Darfur Union' overgelegd. Deze stukken worden niet bij de beoordeling van het hoger beroep betrokken. Daartoe is van belang dat de aangevallen uitspraak ingevolge artikel 85, eerste lid, van de Vw 2000 dwingend als object van hoger beroep is aangewezen en de vreemdeling geen in rechte te honoreren verklaring heeft gegeven waarom hij deze stukken, die op verzoek zijn opgesteld, redelijkerwijs niet reeds in beroep heeft kunnen overleggen.

2.    Hetgeen verder in hoger beroep is aangevoerd en aan artikel 85, eerste en tweede lid, van de Vw 2000 voldoet, kan niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden. Omdat het aldus aangevoerde geen vragen opwerpt die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven, wordt, gelet op artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000, met dat oordeel volstaan.

3.    Het hoger beroep is kennelijk ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

4.    Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.

5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.    bevestigt de aangevallen uitspraak;

II.    wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. G. van der Wiel, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. L.R.M. Brouwer, griffier.

w.g. Van der Wiel    w.g. Brouwer

voorzieningenrechter    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 14 september 2017

791.