Home

Raad van State, 23-11-2016, ECLI:NL:RVS:2016:3103, 201605271/1/R6

Raad van State, 23-11-2016, ECLI:NL:RVS:2016:3103, 201605271/1/R6

Gegevens

Instantie
Raad van State
Datum uitspraak
23 november 2016
Datum publicatie
23 november 2016
ECLI
ECLI:NL:RVS:2016:3103
Zaaknummer
201605271/1/R6
Relevante informatie
Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-06-2023 tot 01-07-2023], Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-06-2023 tot 01-07-2023] art. 8:119

Inhoudsindicatie

Bij uitspraak van 8 juli 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2130, heeft de Afdeling onder meer het beroep van [verzoeker] ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Uitspraak

201605271/1/R6.

Datum uitspraak: 23 november 2016

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het verzoek van:

[verzoeker], wonend te Wijk en Aalburg, gemeente Aalburg,

om herziening (artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb)) van de uitspraak van de Afdeling van 8 juli 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2130.

Procesverloop

Bij uitspraak van 8 juli 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2130, heeft de Afdeling onder meer het beroep van [verzoeker] ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

[verzoeker] heeft de Afdeling verzocht die uitspraak te herzien.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De raad van de gemeente Aalburg heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

[verzoeker] heeft nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft het verzoek ter zitting behandeld op 27 oktober 2016, waar [verzoeker], aanvankelijk bijgestaan door mr. I.A. Roorda, advocaat te Apeldoorn, thans bijgestaan door mr. J.H. Hermsen, advocaat te Zutphen, is verschenen. Voorts is ter zitting verschenen de raad, vertegenwoordigd door mr. E.K.J. Eilander en mr. G. Verweij, beiden werkzaam bij de gemeente, bijgestaan door mr. A. de Snoo, advocaat te Amsterdam.

Overwegingen

Inleiding

1. [verzoeker] is eigenaar van het perceel [locatie 1]. Met de vaststelling van het bestemmingsplan "Spijk en omgeving" is de woning op zijn perceel als een bedrijfswoning bestemd. [verzoeker] is het hier niet mee eens en wenst een woonbestemming voor zijn perceel.

2. In haar uitspraak van 8 juli 2015 heeft de Afdeling onder meer het beroep van [verzoeker] tegen het bestemmingsplan "Spijk en omgeving" ongegrond verklaard. Hiertoe is overwogen dat er geen aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad de woning op het perceel van [verzoeker] niet in redelijkheid als bedrijfswoning heeft kunnen bestemmen.

3. De raad heeft aan de bestemming van de woning als een bedrijfswoning kort gezegd ten grondslag gelegd dat [verzoeker] niet aan de hand van onder meer een bodemonderzoek heeft aangetoond dat een goed woon- en leefklimaat op het perceel [locatie 1] kan worden gewaarborgd. Hierbij heeft de raad betrokken dat uit historisch bodemonderzoek blijkt dat het perceel mogelijk is vervuild met bestrijdingsmiddelen, minerale oliën en vluchtige aromaten, zodat onderzoek wel nodig was. Omdat de woning ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan nog als bedrijfswoning in gebruik was, behoorde de woning volgens de raad tot categorie c van de woningen waarvoor de raad een vaste gedragslijn hanteert. Voor deze categorie woningen geldt kort gezegd dat de kosten voor eventuele onderzoeken (zoals een bodemonderzoek) voor rekening komen van de eigenaar van het perceel.

Het verzoek

4. Gelet op het verhandelde ter zitting heeft [verzoeker] kennelijk bedoeld het volgende aan te voeren.

[verzoeker] stelt door een verslag van een gesprek tussen de eigenaren van perceel [locatie 2] en gemeenteambtenaren op 4 juli 2013, ermee bekend te zijn geworden dat de raad hem slechts een woonbestemming heeft geweigerd omdat hij geen € 20.276,00 voor een bestemmingswijziging heeft willen betalen.

[verzoeker] stelt verder erachter te zijn gekomen dat ter plaatse van het perceel [locatie 2] geen bodemonderzoek heeft plaatsgevonden, terwijl de raad aan dit perceel wel een woonbestemming heeft toegekend.

Tot slot stelt [verzoeker] dat hij het verweerschrift in de procedure over het bestemmingsplan "Spijk en omgeving" te laat heeft ontvangen, zodat hij in die procedure te weinig tijd heeft gehad om op de in het verweerschrift geformuleerde vaste gedragslijn te reageren.

Wettelijk kader

5. Ingevolge artikel 8:119, eerste lid, van de Awb kan de Afdeling op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:

a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,

b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en

c. waren zij bij de Afdeling eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.

Beoordeling van het verzoek om herziening

6. De Afdeling is van oordeel dat [verzoeker] geen feiten of omstandigheden als bedoeld in artikel 8:119, eerste lid, van de Awb naar voren heeft gebracht. Hieronder zal de Afdeling haar oordeel motiveren.

7. In het gespreksverslag van 4 juli 2013 staat in antwoord op de vraag wat er zou gebeuren als de eigenaren van perceel [locatie 2] de exploitatiekosten niet zouden betalen, dat de raad dan wordt geadviseerd de nieuwe bestemming niet aan het perceel toe te kennen. Wat er verder ook zij van deze opmerking in het gespreksverslag, anders dan [verzoeker] stelt toont deze niet aan dat de keuze om een bedrijfsbestemming voor het perceel [locatie 1] op te nemen niet is gebaseerd op ruimtelijke redenen maar louter op financiële redenen. Gelet hierop zou het gespreksverslag van 4 juli 2013, was het eerder bij de Afdeling bekend geweest, niet tot een andere uitspraak hebben geleid.

8. Ter zitting heeft de raad aan de hand van kaartmateriaal laten zien dat op het perceel [locatie 2] wel degelijk een bodemonderzoek heeft plaatsgevonden. De stelling van [verzoeker] dat een dergelijk onderzoek op dat perceel niet heeft plaatsgevonden en dat desondanks toch een woonbestemming aan dat perceel is toegekend, mist derhalve feitelijke grondslag.

9. Over de stelling dat [verzoeker] het verweerschrift in de procedure over het bestemmingsplan "Spijk en omgeving" te laat zou hebben ontvangen, overweegt de Afdeling als volgt. De raad heeft het verweerschrift met inachtneming van de tiendagentermijn als bedoeld in artikel 8:58, eerste lid, van de Awb, voor die zitting ingediend. [verzoeker] had tijdens die zitting naar voren kunnen brengen dat hij het verweerschrift met het oog op een goede procesorde te laat heeft ontvangen, hetgeen hij toen niet heeft gedaan. Gelet hierop ziet de Afdeling in het gestelde geen nieuw feit of nieuwe omstandigheid die bij [verzoeker] vóór de uitspraak niet bekend was of bekend kon zijn.

10. Voor het overige lijkt [verzoeker] met zijn herzieningsverzoek het debat over de bestemming voor de woning op het perceel [locatie 1] opnieuw te willen voeren. Het bijzondere rechtsmiddel herziening dient er echter niet toe om een geschil dat reeds is beslist, naar aanleiding van de uitspraak opnieuw aan de rechter voor te leggen. Het middel biedt een partij derhalve niet de mogelijkheid het debat te heropenen nadat is gebleken dat de aangevoerde feiten en omstandigheden niet tot het gewenste resultaat hebben geleid.

Conclusie

11. Gelet op het voorgaande dient het verzoek te worden afgewezen.

Proceskosten

12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. N.S.J. Koeman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. E.K. van Leening, griffier.

w.g. Koeman w.g. Van Leening

lid van de enkelvoudige kamer griffier

Uitgesproken in het openbaar op 23 november 2016

513-813.