Home

Raad van State, 17-06-2015, ECLI:NL:RVS:2015:1859, 201404517/1/A1

Raad van State, 17-06-2015, ECLI:NL:RVS:2015:1859, 201404517/1/A1

Gegevens

Instantie
Raad van State
Datum uitspraak
17 juni 2015
Datum publicatie
17 juni 2015
ECLI
ECLI:NL:RVS:2015:1859
Formele relaties
Zaaknummer
201404517/1/A1
Relevante informatie
Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-06-2023 tot 01-07-2023], Wet algemene bepalingen omgevingsrecht [Tekst geldig vanaf 19-04-2023 tot 01-01-2024] [Regeling ingetrokken per 2024-01-01], Wet ruimtelijke ordening [Tekst geldig vanaf 01-07-2021 tot 01-01-2024] [Regeling ingetrokken per 2024-01-01]

Inhoudsindicatie

Bij besluit van 31 juli 2013 heeft het college aan [verzoeker rechtbank] een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van een varkensschuur en een omgevingsvergunning beperkte milieutoets voor het houden van vleesvarkens op het perceel [locatie] te Zenderen.

Uitspraak

201404517/1/A1.

Datum uitspraak: 17 juni 2015

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant A] en [appellant B], beiden wonend te Zenderen, gemeente Borne (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant]),

appellanten,

tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Overijssel (hierna: de rechtbank) van 22 april 2014 in zaak nrs. 14/732 en 14/733 in het geding tussen:

[verzoeker rechtbank]

en

het college van burgemeester en wethouders van Borne.

Procesverloop

Bij besluit van 31 juli 2013 heeft het college aan [verzoeker rechtbank] een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van een varkensschuur en een omgevingsvergunning beperkte milieutoets voor het houden van vleesvarkens op het perceel [locatie] te Zenderen (hierna: het perceel).

Bij besluit van 18 februari 2014 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard en het besluit van 31 juli 2013 herroepen.

Bij uitspraak van 22 april 2014 heeft de rechtbank het door [verzoeker rechtbank] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard en het besluit van 18 februari 2014 vernietigd.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.

Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft [verzoeker rechtbank] een schriftelijke uiteenzetting ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 maart 2015, waar [appellant A] en [appellant B], bijgestaan door mr. H. Witbreuk, advocaat te Almelo, en het college, vertegenwoordigd door mr. M. Kruit en G. Ramerman, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is daar [verzoeker rechtbank], bijgestaan door [gemachtigde], gehoord.

Overwegingen

1. Tussen partijen is niet in geschil dat de bij besluit van 31 juli 2013 aan [verzoeker rechtbank] verleende omgevingsvergunning voorziet in een intensieve veehouderij als bedoeld in artikel 1 van de planregels van de ter plaatse geldende bestemmingsplannen "Buitengebied Borne" en "Buitengebied Borne, actualisatie en reparatie". Tussen partijen is voorts niet in geschil dat het perceel omstreeks oktober 2010 niet werd gebruikt voor intensieve veehouderijdoeleinden, nu op 4 oktober 2010 tijdens een controle is geconstateerd dat de inrichting niet in werking was en dat er geen activiteiten plaatsvonden op het perceel. Voorts is [verzoeker rechtbank] op 19 januari 2012 eigenaar geworden van het perceel en heeft hij op 12 november 2013 medegedeeld aan het college dat de bestaande schuur in december 2012 in gebruik is genomen voor het stallen van vee. De in de onderhavige procedure aan de orde zijnde aanvraag om omgevingsvergunning is op 6 maart 2013 ingediend.

2. Ingevolge de bestemmingsplannen rust op het perceel de bestemming "Agrarisch gebied met landschapswaarden".

Ingevolge artikel 8.1.1, onder a, van de planregels zijn de op de plankaart aangewezen gronden met deze bestemming bestemd voor de uitoefening van een agrarisch bedrijf.

Ingevolge artikel 1 van de planregels wordt onder "agrarisch bedrijf" verstaan:

een bedrijf gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, uitgezonderd vis- en wormkwekerijen; Voor zover het geen nieuwvestiging van een intensief veehouderijbedrijf betreft (Goedkeuringsbesluit GS d.d. 26 april 2005).

Ingevolge artikel 1 van de planregels wordt onder "intensieve veehouderij" verstaan:

een agrarisch bedrijf of een deel daarvan met ten minste 250 m2 bedrijfsoppervlak aanwezig is dat wordt gebruikt voor veehouderij volgens de Wet milieubeheer voor het houden van vee, pluimvee of nertsen, waarbij dit houden van vee geheel of nagenoeg plaatsvindt in bebouwing. Het biologisch houden van dieren en houden van melkrundvee, schapen en paarden wordt niet aangemerkt als intensieve veehouderij.

Ingevolge artikel 4, aanhef en onder e, van de planregels behorende bij het bestemmingsplan "Buitengebied Borne, actualisatie en reparatie" is aan artikel 8.1.1, onder a, van de planregels, toegevoegd dat uitsluitend de bestaande intensieve veehouderijen zijn toegestaan.

3. [ appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het bouwplan in strijd is met artikel 8.1.1, onder a, van de planregels, nu de rechtbank ten onrechte als peildatum voor het bestaande gebruik heeft genomen de datum waarop het Reconstructieplan Salland-Twente (hierna: het reconstructieplan) ter inzage is gelegd, te weten van 7 januari tot en met 4 februari 2004. Hij voert hiertoe aan dat het bestemmingsplan "Buitengebied Borne, actualisatie en reparatie", is vastgesteld op 28 september 2010 en dat de op het perceel aanwezige schuur sinds februari 2010 niet in gebruik was ten behoeve van intensieve veehouderij. Voorts voert hij aan dat het gebruik meer dan twee jaar onderbroken is geweest waardoor de veehouderij van [verzoeker rechtbank] volgens [appellant] niet kan worden aangemerkt als een bestaande intensieve veehouderij als bedoeld in artikel 8.1.1, onder a, van de planregels.

3.1. In de toelichting behorende bij het bestemmingsplan "Buitengebied Borne, actualisatie en reparatie" staat dat het college van Gedeputeerde Staten van Overijssel het begrip "agrarisch bedrijf", zoals dat was opgenomen in het bestemmingsplan "Buitengebied Borne", had goedgekeurd, behoudens voorzover deze bepaling de mogelijkheid biedt om een intensief veehouderijbedrijf op te richten, zoals bedoeld in het reconstructieplan. Volgens de toelichting valt het buitengebied van de gemeente Borne op grond van het reconstructieplan binnen het verwevingsgebied en is nieuwvestiging van intensieve veehouderijen op agrarische percelen uitgesloten. In dit bestemmingsplan wordt nieuwvestiging van een intensieve veehouderij dan ook uitgesloten door alleen de bestaande intensieve veehouderijbedrijven toe te staan, aldus de toelichting. Voorts staat in de toelichting dat (her)vestiging op een bestaand bouwvlak zonder intensieve veehouderij niet mogelijk is. Hervestiging van een intensieve veehouderij op een bouwvlak waar al een intensieve veehouderij aanwezig is, is in principe mogelijk, aldus de toelichting.

In paragraaf 5.6.2 van het reconstructieplan staat dat nieuwvestiging van intensieve veehouderij in verwevingsgebieden is uitgesloten. In het verwevingsgebied liggen veel bestaande agrarische bedrijven die een intensieve veehouderijtak kunnen ontwikkelen. Om de concentratiegedachte gestalte te geven en vanwege de aanwezigheid van andere belangen, wordt terughoudend omgegaan met de ontwikkelingsmogelijkheden van de intensieve veehouderijen in dit gebied. Bestaande bedrijven met intensieve veehouderij (uitgezonderd toekomstige sterlocaties) dienen echter wel hervestigings- en uitbreidingsmogelijkheden te houden. […] Verder staat in het reconstructieplan dat de (her)vestiging van een intensieve veehouderij op een bestaand bouwblok waar op het tijdstip van de terinzagelegging van het reconstructieplan geen intensieve veehouderij aanwezig is, niet mogelijk is. Een uitzondering kan alleen worden gemaakt voor bijvoorbeeld een locatie temidden van een groep intensieve veehouderijen. Als daarmee de samenwerking tussen de bedrijven wordt bevorderd en geen redelijk belang zich ertegen verzet, kan bij uitzondering aan hervestiging op een locatie van een niet-intensieve veehouderij worden meegewerkt. Hervestiging van intensieve veehouderij op een bouwblok waar al een intensieve veehouderij aanwezig is, is in principe mogelijk. De gemeente beziet in overleg met de ondernemer of dit wel de meest geschikte locatie is of dat hervestiging binnen het landbouwontwikkelingsgebied meer voor de hand ligt.

3.2. Het betoog van [appellant] dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat bij de beantwoording van de vraag of al dan niet sprake is van een bestaande intensieve veehouderij als bedoeld in de planregels moet worden uitgegaan van het tijdstip van terinzagelegging van het reconstructieplan, te weten van 7 januari tot en met 4 februari 2004, is terecht voorgedragen. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat in de planregels het begrip bestaande intensieve veehouderij niet is omschreven en daarin niet wordt verwezen naar het tijdstip van terinzagelegging van het reconstructieplan. Dat in de toelichting behorende bij het bij besluit van 28 september 2010 vastgestelde bestemmingsplan "Buitengebied Borne, actualisatie en reparatie" staat dat nieuwvestiging van intensieve veehouderijen is uitgesloten door alleen de bestaande intensieve veehouderijbedrijven toe te staan, maakt niet dat, bij de beantwoording van de vraag of een bestaande intensieve veehouderij als bedoeld in het bestemmingsplan aanwezig is op het perceel, dient te worden bezien of op het perceel ten tijde van de terinzagelegging van het reconstructieplan een intensieve veehouderij aanwezig was. Een vergelijking met de door rechtbank genoemde uitspraak van de Afdeling van 30 oktober 2013 in zaak nr. 201211936/1/R1 (www.raadvanstate.nl) gaat naar het oordeel van de Afdeling niet op, nu in de plantoelichting behorende bij het in die procedure aan de orde zijnde bestemmingsplan is opgenomen dat als algemene regel geldt dat de (her)vestiging van een intensief veehouderijbedrijf op een bestaand bouwblok waar op het tijdstip van terinzagelegging van het reconstructieplan geen intensieve veehouderij aanwezig is in een verwevingsgebied niet mogelijk is, terwijl in het onderhavige geval een vergelijkbare verwijzing naar de datum van terinzagelegging van het reconstructieplan ontbreekt.

3.3. Het bestemmingsplan "Buitengebied Borne, actualisatie en reparatie", is vastgesteld op 28 september 2010 en in werking getreden op 25 december 2010. Naar het oordeel van de Afdeling dient de datum van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan te worden aangemerkt als peildatum. Gelet op hetgeen onder 1 is overwogen staat vast dat ten tijde van de peildatum op het perceel geen activiteiten werden verricht ten behoeve van een intensieve veehouderij. Daarnaast is [verzoeker rechtbank] eerst na de eigendomsoverdracht van het perceel op 19 januari 2012 vee gaan stallen op het perceel teneinde het perceel in gebruik te nemen als intensieve veehouderij. Gelet hierop is niet aannemelijk dat ten tijde van de peildatum het perceel in gebruik was voor een bestaande intensieve veehouderij als bedoeld in het bestemmingsplan. De rechtbank heeft derhalve niet onderkend dat de door [verzoeker rechtbank] gedane aanvraag om omgevingsvergunning voorziet in nieuwvestiging van een intensieve veehouderij, hetgeen in strijd is met het bestemmingsplan. Gelet hierop heeft de rechtbank ten onrechte overwogen dat het bouwplan in overeenstemming is met het bestemmingsplan en heeft de rechtbank het besluit van 18 februari 2014 ten onrechte vernietigd.

Het betoog slaagt.

4. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank had behoren te doen, zal de Afdeling het beroep van [verzoeker rechtbank] gericht tegen het besluit van 18 februari 2014 van het college alsnog ongegrond verklaren.

5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

6. Met toepassing van artikel 8:114, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht bepaalt de Afdeling dat de griffier van de Raad van State aan [appellant] het door hem betaalde griffierecht voor de behandeling van het hoger beroep terugbetaalt.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. verklaart het hoger beroep gegrond;

II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 22 april 2014 in zaken nrs. 14/732 en 14/733;

III. verklaart het bij de rechtbank door [verzoeker rechtbank] ingestelde beroep tegen het besluit van 18 februari 2014 ongegrond;

IV. verstaat dat de griffier van de Raad van State aan [appellant A] en [appellant B] het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 246,00 (zegge: tweehonderdzesenveertig euro) voor de behandeling van het hoger beroep terugbetaalt.

Aldus vastgesteld door mr. J.A. Hagen, voorzitter, en mr. D.J.C. van den Broek en mr. G.M.H. Hoogvliet, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Vermeulen, griffier.

w.g. Hagen w.g. Vermeulen

voorzitter griffier

Uitgesproken in het openbaar op 17 juni 2015

700.