Raad van State, 17-12-2014, ECLI:NL:RVS:2014:4622, 201311167/1/R3
Raad van State, 17-12-2014, ECLI:NL:RVS:2014:4622, 201311167/1/R3
Gegevens
- Instantie
- Raad van State
- Datum uitspraak
- 17 december 2014
- Datum publicatie
- 17 december 2014
- ECLI
- ECLI:NL:RVS:2014:4622
- Zaaknummer
- 201311167/1/R3
Inhoudsindicatie
Bij besluit van 3 oktober 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Uitbreiding Peellandschapspark Voskuilenheuvel" vastgesteld.
Uitspraak
201311167/1/R3.
Datum uitspraak: 17 december 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [appellante], gevestigd te [plaats], gemeente Boekel,
appellante,
en
de raad van de gemeente Boekel,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 3 oktober 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Uitbreiding Peellandschapspark Voskuilenheuvel" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellante] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 oktober 2014, waar [appellante], vertegenwoordigd door [gemachtigde], bijgestaan door mr. M.C.H. van de Sande-van de Ven, en de raad, vertegenwoordigd door mr. M.A. van der Vleuten, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2. Het plan maakt de uitbreiding van het reeds bestaande Peellandschapspark "Voskuilenheuvel" mogelijk. Hiertoe is de bestemming "Natuur" toegekend aan een gebied waaraan in het voorheen geldende plan de bestemming "Agrarisch gebied" was toegekend.
3. [appellante] exploiteert een intensieve veehouderij op de percelen [locatie] te [plaats], ten zuidwesten van het plangebied. Zij kan zich niet met het plan verenigen.
Ter zitting heeft [appellante] haar beroepsgronden over de kwaliteit van het grondwater en over de archeologische verwachtingswaarde in het plangebied ingetrokken.
4. [appellante] betoogt dat het plan ten onrechte de mogelijkheid biedt om nieuwe natuur aan te leggen in de directe omgeving van haar bedrijf. Zij voert aan dat het bestemmingsplan onder tijdsdruk tot stand is gekomen vanwege de verplichting om
de aantasting van natuurwaarden elders in de gemeente te compenseren. Volgens [appellante] heeft de raad daardoor onvoldoende rekening gehouden met haar bedrijfsbelangen. Zij vreest dat in de toekomst beschermde dier- en plantensoorten in het plangebied zullen voorkomen en dat het plangebied zal worden aangewezen als ecologische hoofdstructuur (hierna: EHS). Volgens [appellante] zal een toekomstige uitbreiding van haar bedrijf hierdoor worden bemoeilijkt of onmogelijk worden gemaakt. Gelet hierop had de raad ervoor moeten kiezen om het Peellandschapspark aan de andere zijde van het park uit te breiden en had de raad het plan niet mogen vaststellen, zo betoogt zij.
4.1. Het plangebied, dat eigendom is van de gemeente, ligt direct naast het bestaande Peellandschapspark "Voskuilenheuvel". Blijkens de plantoelichting is het beheer in dit park gericht op het herstel van het oorspronkelijke Peellandschap, zowel in cultuurhistorisch als in natuurlandschappelijk opzicht. Het park is een natuur- en recreatiegebied dat bestaat uit heide en vennen, afgewisseld met naaldhout en een loofbos. In het park zijn onder meer wandelpaden, informatiebordjes, een schaapskooi en een visvijver aanwezig.
De raad heeft overwogen dat al jarenlang de wens bestaat om het Peellandschapspark "Voskuilenheuvel" uit te breiden, maar dat het eerder niet mogelijk was om geschikte gronden aansluitend aan het bestaande park te verwerven. Met de herinrichting van het plangebied, dat door de gemeente kon worden aangekocht, kan het park worden uitgebreid en ontstaat er meer ruimte voor de recreant, aldus de raad. Verder heeft de raad toegelicht dat de uitbreiding van het park kan worden ingezet als compensatie voor de aantasting van natuurwaarden, als gevolg van de reconstructie van de provinciale weg N605, elders in de gemeente. Gelet hierop stelt de raad zich op het standpunt dat de vaststelling van het plan uit een oogpunt van het algemene belang wenselijk is.
Hetgeen [appellante] heeft aangevoerd, leidt niet tot het oordeel dat dit standpunt van de raad onredelijk is. De omstandigheid dat in het bestemmingsplan "Buitengebied 2005" voor andere gronden in de omgeving van het bestaande park een wijzigingsbevoegdheid is opgenomen waarmee het park kan worden uitgebreid, maakt niet dat de raad - nog daargelaten dat de gemeente de desbetreffende gronden niet heeft kunnen verwerven - had moeten afzien van de vaststelling van het plan. Dat het plan, vanwege het feit dat hiermee mede is beoogd te voorzien in compensatie voor de aantasting van natuurwaarden elders in de gemeente, onder tijdsdruk tot stand is gekomen waardoor geen zorgvuldige afweging van alle betrokken belangen heeft plaatsgevonden, heeft [appellante] niet aannemelijk gemaakt. Daarbij is van belang dat [appellante] niet heeft bestreden dat de bestemmingsplanprocedure volgens de regels in de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: Bro) is verlopen.
4.2. De raad heeft verder overwogen dat de verwachting weliswaar gerechtvaardigd is dat in de toekomst nieuwe beschermde dier- en plantensoorten zich in het plangebied zullen vestigen, maar dat in het bestaande gedeelte van het park, dat eveneens ligt in de nabijheid van het bedrijf van [appellante], ook reeds beschermde soorten voorkomen. Mede gelet hierop stelt de raad zich op het standpunt dat [appellante] geen onevenredige beperkingen zal ondervinden als gevolg van het plan.
In hetgeen [appellante] heeft aangevoerd, ziet de Afdeling geen grond voor het oordeel dat de raad hiervan bij de planvaststelling niet heeft kunnen uitgaan. Daarbij is van belang dat, blijkens het verhandelde ter zitting, tussen partijen niet in geschil is dat [appellante] door het plan niet wordt beperkt in haar huidige bedrijfsvoering. Verder is aannemelijk geworden dat het plan niet in de weg staat aan de verlening van de door [appellante] aangevraagde omgevingsvergunning voor de uitbreiding van haar bedrijf, waarbij zij de bebouwing binnen het bestaande bouwvlak wil vergroten.
4.3. Voor zover [appellante] betoogt dat het plan de aanzet vormt voor toekomstige besluitvorming waardoor zij haar bedrijf naar verwachting niet meer zal kunnen uitbreiden, overweegt de Afdeling dat in deze procedure uitsluitend het vastgestelde bestemmingsplan, waarin het plangebied niet is aangeduid als EHS, ter beoordeling voorligt. De vraag of het plangebied in de toekomst zal worden aangewezen als EHS kan thans dan ook niet aan de orde komen, nog daargelaten dat een dergelijke aanwijzing van provinciewege plaatsvindt. Overigens heeft de raad ter zitting verklaard dat hij niet voornemens is om een verzoek aan de provincie te doen om het plangebied te laten aanwijzen als EHS.
4.4. Het aangevoerde leidt, gezien het vorenstaande, niet tot het oordeel dat de raad met het oog op de bedrijfsbelangen van [appellante] van de planvaststelling had moeten afzien.
Het betoog faalt.
5. Subsidiair betoogt [appellante] dat de raad de bestemming "Bosplantsoen/Heidelandschap" aan het plangebied had moeten toekennen. Zij verwacht dat een dergelijke bestemming in de toekomst minder beperkingen zal opleveren voor de uitbreiding van haar bedrijf dan de natuurbestemming die aan het plangebied is toegekend. Daarbij voert zij tevens aan dat in het plangebied geen natuurwaarden aanwezig zijn en dat het gebied niet geschikt is voor natuurontwikkeling.
5.1. Blijkens de plantoelichting en het verhandelde ter zitting heeft de raad de bestemming "Natuur" aan het plangebied toegekend, omdat deze bestemming aansluit bij de bestemming voor het bestaande gedeelte van het Peellandschapspark.
Ingevolge artikel 3, lid 3.1, van de planregels zijn de voor "Natuur" aangewezen gronden bestemd voor:
a. behoud en/of herstel en ontwikkeling van landschappelijke en natuurwaarden van zowel beboste als niet beboste gronden zoals poelen, waterpartijen, waterlopen en heide;
b. het behoud van voorkomende abiotische, natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en aardkundige waarden;
c. agrarisch natuurbeheer door wild- en/of graasvee;
d. extensief dagrecreatief medegebruik;
e. onverharde paden;
f. poelen, sloten en greppels, houtgewassen en beplanting;
g. wildroosters en soortgelijke voorzieningen voor het beheer van wild en graasvee;
h. extensief dagrecreatieve voorzieningen zoals bankjes, bewegwijzeringpalen, informatieborden en andere kleine voorzieningen; en
i. bijbehorende voorzieningen.
5.2. Hetgeen [appellante] heeft aangevoerd, leidt niet tot de conclusie dat de hiervoor weergegeven bestemmingsregeling niet is toegesneden op het beoogde gebruik van het plangebied als onderdeel van het Peellandschapspark en dat het plangebied na het uitvoeren van inrichtingswerkzaamheden en door het door de Stichting Peellandschapspark Voskuilenheuvel voorgestane beheer niet geschikt is voor natuurontwikkeling. Voor zover [appellante] betoogt dat zij in de toekomst minder beperkingen zal ondervinden van de door haar voorgestelde bestemming, overweegt de Afdeling dat een andere bestemming - nu hiermee geen andere invulling van het plangebied wordt beoogd - er niet toe zal leiden dat zich feitelijk geen nieuwe natuur zal ontwikkelen en geen nieuwe beschermde dier- en plantensoorten in het plangebied zullen voorkomen.
In het aangevoerde ziet de Afdeling dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat de raad er niet in redelijkheid voor heeft kunnen kiezen om de bestemming "Natuur" aan het plangebied toe te kennen.
Het betoog faalt.
6. [appellante] betoogt dat de uitvoering van het plan zal leiden tot een verstoring van de waterhuishouding in het plangebied en in de omgeving daarvan. Zij vreest voor nadelige gevolgen ter plaatse van haar bedrijfspercelen. Volgens [appellante] had de raad het plan dan ook niet mogen vaststellen zonder nader onderzoek te doen naar de geohydrologische gesteldheid van de bodem in het plangebied en naar de gevolgen van de aanleg van nieuwe natuur in het gebied.
6.1. Op pagina 24 van de plantoelichting is omschreven op welke wijze de herinrichting van het plangebied zal plaatsvinden of reeds heeft plaatsgevonden. Daarbij is - aan de hand van een rapport van Aeres Milieu B.V. van 2 januari 2013 - ingegaan op de gevolgen die van de herinrichting van het gebied zijn te verwachten voor de waterhuishouding. In de plantoelichting is, op basis van het genoemde rapport, geconcludeerd dat eventuele schommelingen in de grondwaterstand als gevolg van de herinrichting van het plangebied minimaal zullen zijn en dat voor de omliggende percelen geen nadelige effecten op de waterhuishouding zijn te verwachten.
[appellante] heeft geen feiten of omstandigheden naar voren gebracht die zouden moeten leiden tot het oordeel dat de raad hiervan bij de planvaststelling niet heeft mogen uitgaan. Hetgeen [appellante] heeft aangevoerd, leidt dan ook niet tot het oordeel dat het bestreden besluit op dit punt niet met de vereiste zorgvuldigheid is genomen.
Het betoog faalt.
7. [appellante] betoogt dat het plan is vastgesteld in strijd met artikel 3.1.6, eerste lid, onder f, van het Bro. Zij betwijfelt of het plan financieel uitvoerbaar is.
7.1. Ingevolge artikel 3.1.6, eerste lid, aanhef en onder f, van het Bro gaan een bestemmingsplan alsmede een ontwerp hiervoor vergezeld van een toelichting, waarin de inzichten over de uitvoerbaarheid van het plan zijn neergelegd.
7.2. Op pagina 27 van de plantoelichting is ingegaan op de financiële uitvoerbaarheid van het plan. Volgens de toelichting zijn de voor de uitbreiding van het park benodigde gronden eigendom van de gemeente en zal de ontwikkeling, in samenwerking met de Stichting Peellandschapspark Voskuilenheuvel, worden uitgevoerd en onderhouden. Daarbij is vermeld dat er voldoende middelen beschikbaar zijn voor de uitvoering van het plan en dat ook het beheer gedurende de planperiode van tien jaar is gewaarborgd.
In de zienswijzennota is de financiële uitvoerbaarheid van het plan nader toegelicht, waarbij aan de hand van concrete bedragen is ingegaan op de verwachte kosten en op de dekking van die kosten.
In hetgeen [appellante] heeft aangevoerd, ziet de Afdeling, gelet op het voorgaande, geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan financieel uitvoerbaar is.
Het betoog faalt.
8. Gelet op het vorenstaande is het beroep ongegrond. Het betoog van de raad dat artikel 8:69a van de Awb aan de vernietiging van het bestreden besluit in de weg staat, behoeft derhalve geen bespreking.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, voorzitter, en mr. M.A.A. Mondt-Schouten en mr. J. Kramer, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.F.N. Pikart-van den Berg, griffier.
w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Pikart-van den Berg
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 17 december 2014
208.