Raad van State, 17-12-2014, ECLI:NL:RVS:2014:4537, 201303650/4/R3
Raad van State, 17-12-2014, ECLI:NL:RVS:2014:4537, 201303650/4/R3
Gegevens
- Instantie
- Raad van State
- Datum uitspraak
- 17 december 2014
- Datum publicatie
- 17 december 2014
- ECLI
- ECLI:NL:RVS:2014:4537
- Zaaknummer
- 201303650/4/R3
Inhoudsindicatie
Bij besluit van 30 januari 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Recreatieve zone de Heihorsten" vastgesteld en besloten geen exploitatieplan vast te stellen.
Uitspraak
201303650/4/R3.
Datum uitspraak: 17 december 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellanten], gevestigd en wonend te Someren,
en
de raad van de gemeente Someren,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 30 januari 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Recreatieve zone de Heihorsten" vastgesteld en besloten geen exploitatieplan vast te stellen.
Tegen dit besluit hebben [appellanten] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellanten] hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 februari 2014, waar [appellanten], bij monde van [gemachtigde], bijgestaan door M.J.E. Driessen, en de raad, vertegenwoordigd door drs. R.T. Klarenaar, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts zijn ter zitting [belanghebbenden] vertegenwoordigd door [gemachtigden], gehoord.
Bij tussenuitspraak van 28 mei 2014 in zaak nr. 201303650/1/R3 heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 16 weken na de verzending van de tussenuitspraak het daarin omschreven gebrek in het besluit van 30 januari 2013 te herstellen. Deze tussenuitspraak is aangehecht.
Bij besluit van 26 juni 2014 heeft de raad het bestemmingsplan "Recreatieve zone de Heihorsten" gewijzigd vastgesteld om het gebrek dat in de tussenuitspraak is genoemd te herstellen.
[appellanten] zijn in de gelegenheid gesteld een zienswijze over de wijze waarop het gebrek is hersteld naar voren te brengen. [appellanten] hebben hiervan geen gebruik gemaakt.
De Afdeling heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft. Vervolgens heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.
Overwegingen
Het besluit van 30 januari 2013 om geen exploitatieplan vast te stellen
1. De Afdeling heeft in de tussenuitspraak in 2.2 overwogen dat het beroep van [appellanten], voor zover gericht tegen het niet vaststellen van financiële delen van een exploitatieplan als bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, en artikel 6.18 van de Wet ruimtelijke ordening, niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de einduitspraak. Het beroep tegen het besluit van 30 januari 2013 om geen exploitatieplan vast te stellen is in zoverre niet-ontvankelijk.
Het besluit van 30 januari 2013 tot het vaststellen van het bestemmingsplan
2. De Afdeling heeft in de tussenuitspraak in 9.3 overwogen dat, nu geen beperking in het aantal m² voor ondersteunende horeca in de planregels is opgenomen en mede gezien de totale oppervlakte aan gronden met een recreatieve bestemming en een gemengde bestemming, niet afdoende is gewaarborgd dat alleen ondersteunende horeca van beperkte ruimtelijke omvang is toegestaan. Gelet hierop heeft de Afdeling geoordeeld dat het bestemmingsplan in zoverre is voorbereid in strijd met de bij het voorbereiden van een besluit te betrachten zorgvuldigheid.
Gelet op hetgeen is overwogen in 9.3 van de tussenuitspraak ziet de Afdeling in hetgeen [appellanten] hebben aangevoerd aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit van 30 januari 2013, voor zover dat ziet op de vaststelling van de plandelen met de bestemming "Recreatie", ter plaatse van de aanduidingen "dagrecreatie" en "centrum", en de bestemming "Gemengd", ter plaatse van de aanduiding "wellness", is genomen in strijd met artikel 3:2 van de Awb. Het beroep is gegrond, zodat het bestreden besluit in zoverre dient te worden vernietigd.
3. In 11.4 van de tussenuitspraak heeft de Afdeling verder overwogen dat voor de beoordeling van het betoog van [appellanten] dat onvoldoende onderzoek heeft plaatsgevonden naar de behoefte aan de met het plan mogelijk gemaakte horeca en zij gelet daarop voor leegstand vrezen, van belang is of in het plan is gewaarborgd dat, voor zover de raad ondersteunende horeca mogelijk heeft willen maken, alleen horeca van beperkte ruimtelijke omvang is toegestaan. In verband hiermee heeft de Afdeling de behandeling van deze beroepsgrond aangehouden tot de einduitspraak. Nu de raad op 26 juni 2014 het plan opnieuw en gewijzigd heeft vastgesteld, ziet de Afdeling aanleiding die beroepsgrond mede te beoordelen in het kader van dat besluit.
Het besluit van 26 juni 2014 tot het gewijzigd vaststellen van het bestemmingsplan
4. Bij het besluit van 26 juni 2014 heeft de raad het bestemmingsplan "Recreatieve zone de Heihorsten", naar aanleiding van de tussenuitspraak, waarbij de Afdeling de raad heeft opgedragen alsnog een beperking in het aantal m² dan wel een percentage voor ondersteunende horeca in de planregels op te nemen, gewijzigd vastgesteld. De raad heeft hierbij de planregels gewijzigd, waarbij het begrip netto-vloeroppervlakte aan de planregels is toegevoegd. Daarnaast is voor gronden met de bestemming "Gemengd" en de aanduiding "wellness" vastgelegd dat het netto-vloeroppervlakte ondersteunende horeca maximaal 25% van het bebouwingsoppervlak mag bedragen. Voorts is voor gronden met de bestemming "Recreatie" vastgelegd dat het netto-vloeroppervlakte ondersteunende horeca ter plaatse van de aanduiding "centrum" maximaal 10% van het bebouwingsoppervlak mag bedragen en ter plaatse van de aanduiding "dagrecreatie" maximaal 25% mag bedragen.
4.1. Ingevolge artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) heeft een beroep van rechtswege mede betrekking op een besluit tot intrekking, wijziging of vervanging van het bestreden besluit, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben.
4.2. De Afdeling merkt het besluit van 26 juni 2014 aan als een besluit als bedoeld in artikel 6:19, eerste lid, van de Awb. Vast staat dat [appellanten] belang hebben bij de beoordeling van dat besluit. Ingevolge artikel 6:19, eerste lid, van de Awb, zijn de beroepen van [appellanten] dan ook van rechtswege mede gericht tegen het besluit van 26 juni 2014.
4.1. [appellanten] hebben naar aanleiding van het nieuwe besluit geen zienswijze ingediend. De Afdeling leidt hieruit af dat [appellanten] geen bezwaren hebben tegen het besluit van 26 juni 2014.
Met het besluit van 26 juni 2014 is het bestemmingsplan "Recreatieve zone de Heihorsten", zoals dat op 30 januari 2013 was vastgesteld, voor het overige niet gewijzigd. Met betrekking tot de beroepsgronden die [appellanten] hebben aangevoerd tegen het besluit van 30 januari 2013, welke worden geacht mede te zijn gericht tegen het besluit van 26 juni 2014, ziet de Afdeling, behoudens voor zover het betreft het betoog over de behoefte aan de mogelijk gemaakte horeca, thans geen aanleiding anders te oordelen dan zij in de tussenuitspraak heeft gedaan.
[appellanten] hebben geen bezwaren aangevoerd tegen de wijze waarop de raad het gebrek omtrent de ondersteunende horeca heeft hersteld, zodat niet is gebleken dat [appellanten] thans nog voor leegstand vrezen. Nu voorts niet aannemelijk is gemaakt dat de thans met het plan mogelijk gemaakte horeca tot een overcapaciteit zal leiden met als gevolg daarvan dat leegstand zal optreden, heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan niet tot negatieve gevolgen voor het woon- en leefklimaat en het ondernemersklimaat van [appellanten] zal leiden. Het betoog faalt.
Het van rechtswege ontstane beroep is ongegrond.
5. De raad dient op hierna te melden wijze te worden veroordeeld in de proceskosten. De door [appellanten] gestelde kosten voor een door een deskundige uitgebracht rapport komen niet op grond van artikel 8:75 van de Awb voor vergoeding in aanmerking omdat het rapport al op 29 december 2010 is opgesteld en niet is gebleken dat dit in verband met de behandeling van het voorliggende beroep is opgemaakt.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep van [appellanten] tegen het besluit van 30 januari 2013, voor zover gericht tegen het niet vaststellen van financiële delen van een exploitatieplan, niet-ontvankelijk;
I. verklaart het beroep van [appellanten], tegen het besluit van de raad van de gemeente Someren van 30 januari 2013, waarbij het bestemmingsplan "Recreatieve zone de Heihorsten" is vastgesteld, gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Someren van 30 januari 2013, voornoemd, voor zover het betreft de vaststelling van de plandelen met de bestemming "Recreatie", ter plaatse van de aanduidingen "dagrecreatie" en "centrum", en de bestemming "Gemengd", ter plaatse van de aanduiding "wellness";
III. verklaart de beroepen van [appellanten] tegen het besluit van de raad van de gemeente Someren van 26 juni 2014, waarbij het bestemmingsplan "Recreatieve zone de Heihorsten" gewijzigd is vastgesteld, ongegrond;
IV. veroordeelt de raad van de gemeente Someren tot vergoeding van bij [appellanten], in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.037,70 (zegge: duizendzevenendertig euro en zeventig cent), waarvan € 974,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen;
V. gelast dat de raad van de gemeente Someren aan de [appellanten] het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 318,00 (zegge: driehonderdachttien euro) vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, voorzitter, en mr. J. Kramer en mr. D.J.C. van den Broek, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kegge, griffier.
w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Kegge
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 17 december 2014
45-758.