Home

Raad van State, 03-09-2014, ECLI:NL:RVS:2014:3328, 201406311/2/A1

Raad van State, 03-09-2014, ECLI:NL:RVS:2014:3328, 201406311/2/A1

Gegevens

Instantie
Raad van State
Datum uitspraak
3 september 2014
Datum publicatie
10 september 2014
ECLI
ECLI:NL:RVS:2014:3328
Zaaknummer
201406311/2/A1

Inhoudsindicatie

Bij besluit van 15 juli 2013 heeft het college geweigerd aan [verzoeker] een persoonsgebonden omgevingsvergunning te verlenen voor het permanent bewonen van een recreatieverblijf op het perceel [locatie] te Opmeer (hierna: het recreatieverblijf).

Uitspraak

201406311/2/A1.

Datum uitspraak: 3 september 2014

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:

[verzoeker], wonend te Opmeer,

tegen de uitspraak van derechtbank Noord-holland van 19 juni 2014 in zaak nr. 13/2147 in het geding tussen:

[verzoeker]

en

het college van burgemeester en wethouders van Opmeer.

Procesverloop

Bij besluit van 15 juli 2013 heeft het college geweigerd aan [verzoeker] een persoonsgebonden omgevingsvergunning te verlenen voor het permanent bewonen van een recreatieverblijf op het perceel [locatie] te Opmeer (hierna: het recreatieverblijf).

Bij besluit van 7 november 2013 heeft het college het door [verzoeker] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 19 juni 2014 heeft de rechtbank het door [verzoeker] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.

Tegen deze uitspraak heeft [verzoeker] hoger beroep ingesteld.

[verzoeker] heeft de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

[verzoeker] heeft nadere stukken ingediend.

De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 28 augustus 2014, waar [verzoeker], bijgestaan door mr. R.J. Boekel, advocaat te Medemblik, en het college, vertegenwoordigd door mr. P.H.J. de Jonge en S.C. van den Berg, allebei werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2. Ter zitting is gebleken dat het college aan [verzoeker] een last onder dwangsom heeft opgelegd vanwege de met de beheersverordening "Beheersverordening Recreatieparken Opmeer" strijdige permanente bewoning van het recreatieverblijf. De last is onherroepelijk. [verzoeker] heeft niet aan deze last voldaan waardoor hij dwangsommen heeft verbeurd. Deze dwangsommen heeft hij niet tijdig betaald. Als gevolg hiervan zal het recreatieverblijf op 15 september 2014 executoriaal worden verkocht en zullen op die wijze de dwangsommen alsnog worden geïnd.

3. Het verzoek van [verzoeker] strekt tot het schorsen van de aangevallen uitspraak en het besluit op bezwaar van 7 november 2013 teneinde te voorkomen dat het recreatieverblijf executoriaal zal worden verkocht.

De voorzitter overweegt dat het wel of niet verlenen van de gevraagde persoonsgebonden omgevingsvergunning geen gevolgen heeft voor de executoriale verkoop van het recreatieverblijf. In het aangevoerde kan derhalve geen grond worden gevonden voor het oordeel dat [verzoeker] een spoedeisend belang heeft bij het treffen van de door hem gevraagde voorlopige voorziening.

4. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.

5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. S.F.M. Wortmann, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.A.W. van Leeuwen, griffier.

w.g. Wortmann w.g. Van Leeuwen

voorzitter griffier

Uitgesproken in het openbaar op 3 september 2014

543.