Raad van State, 02-06-2014, ECLI:NL:RVS:2014:2143, 201401648/1/R1 en 201401648/2/R1
Raad van State, 02-06-2014, ECLI:NL:RVS:2014:2143, 201401648/1/R1 en 201401648/2/R1
Gegevens
- Instantie
- Raad van State
- Datum uitspraak
- 2 juni 2014
- Datum publicatie
- 11 juni 2014
- ECLI
- ECLI:NL:RVS:2014:2143
- Zaaknummer
- 201401648/1/R1 en 201401648/2/R1
Inhoudsindicatie
Bij besluit van 9 december 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Longstayparking, Rijksweg 4a Milsbeek" vastgesteld.
Uitspraak
201401648/1/R1 en 201401648/2/R1.
Datum uitspraak: 2 juni 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht; hierna: de Awb) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het beroep, in het geding tussen:
[appellant], wonend te Milsbeek, gemeente Gennep,
appellant,
en
de raad van de gemeente Gennep,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 9 december 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Longstayparking, Rijksweg 4a Milsbeek" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld. [appellant] heeft de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Emons Group Holding B.V. heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellant] heeft een nader stuk ingediend.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 8 april 2014, waar [appellant], bijgestaan door A. Bil, werkzaam bij A. Bil Rechtspraktijk, en de raad, vertegenwoordigd door mr. M.P.M. Peeters, en mr. S. Peters, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is Emons, vertegenwoordigd door mr. E. Broeren, advocaat te Breda, en [gemachtigde], als partij gehoord.
Buiten bezwaren van partijen heeft de raad ter zitting nadere stukken overgelegd.
Partijen hebben ter zitting toestemming gegeven onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
Overwegingen
1. In dit geval kan nader onderzoek redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak en bestaat ook overigens geen beletsel om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Awb onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
2. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De voorzitter toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de voorzitter aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de voorzitter aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
3. Het bestemmingsplan voorziet in een long stay parkeerplaats ten behoeve van de stalling van opleggers van het goederenwegvervoerbedrijf Emons dat is gevestigd aan de Rijksweg 4a. Het plangebied ligt ten noorden van het bestaande bedrijventerrein De Drie Kroonen dat is gelegen aan de Rijksweg en ten zuiden van de weg Onderkant.
4. [appellant] betoogt dat het aanvullende akoestische onderzoek dat in de plantoelichting wordt aangehaald, ten onrechte niet tezamen met het bestemmingsplan op de landelijke voorziening www.ruimtelijkeplannen.nl is gepubliceerd. Deze beroepsgrond heeft betrekking op een mogelijke onregelmatigheid van na de datum van het bestreden besluit en kan reeds om die reden de rechtmatigheid van het besluit niet aantasten. Het betoog van [appellant] faalt.
Geluid
5. [appellant] betoogt dat de voorziene long stay parkeerplaats zal leiden tot een onevenredige aantasting van zijn woon- en leefklimaat op het perceel [locatie]. Hiertoe voert hij aan dat, gelet op de voorziene gebruiksmogelijkheden, ten onrechte wordt afgeweken van de in de brochure "Bedrijven en milieuzonering" van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (hierna: de VNG-brochure) aanbevolen richtafstand van 100 m voor goederenwegvervoerbedrijven ten aanzien van het aspect geluid. In dit verband betoogt hij dat de rapporten "Akoestisch onderzoek Long stay parking Emons Group Holding B.V., Rijksweg 4a te Milsbeek", van 24 oktober 2013 en 3 december 2013 die zijn opgesteld door K+ adviesgroep, onvoldoende zijn om de afwijking van de in de VNG-brochure aanbevolen afstand, te rechtvaardigen. In deze rapporten is namelijk onder meer niet betrokken de cumulatie van de geluidbronnen afkomstig van het eveneens op het bedrijventerrein De Drie Kroonen aanwezige bedrijf CNC Grondstoffen B.V. en is evenmin uitgegaan van de maximale planologische mogelijkheden, aldus [appellant].
5.1. De raad betoogt dat de akoestische gevolgen van het bestemmingsplan voldoende zijn onderzocht en dat het bestemmingsplan niet leidt tot ernstige geluidhinder op het perceel [locatie].
5.2. Ingevolge artikel 2.17, eerste lid, onder a, van het Activiteitenbesluit milieubeheer mag het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau veroorzaakt door de in de inrichting aanwezige installaties en toestellen, alsmede door de in de inrichting verrichte werkzaamheden en activiteiten en laad- en losactiviteiten ten behoeve van en in de onmiddellijke nabijheid van de inrichting op de gevel van gevoelige gebouwen niet meer bedragen dan 50, 45 en 40 dB(A) voor onderscheidenlijk de dag-, avond- en nachtperiode. Voor de maximale geluidsniveaus op de gevels van woningen geldt dat deze niet meer mogen bedragen dan 70, 65 en 60 dB(A) voor onderscheidenlijk de dag-, avond- en nachtperiode.
Aan de gronden waar de long stay parkeerplaats is voorzien is de bestemming "Bedrijf" toegekend. Aan de stroken grond ten noorden en ten oosten van de gronden met de bestemming "Bedrijf" is de bestemming "Natuur" toegekend.
Ingevolge artikel 3, lid 3.1, van de planregels zijn de voor "Bedrijf" aangewezen gronden bestemd voor:
a. een parkeerplaats voor opleggers, als onderdeel van een goederenwegvervoerbedrijf, met dien verstande dat de gronden pas in gebruik genomen mogen worden nadat de landschappelijke inpassing en/of erfbeplanting zoals opgenomen in de bestemming "Natuur" is gerealiseerd;
[…]
e. in-en uitrit naar goederenwegvervoerbedrijf.
Ingevolge artikel 3, lid 3.2, van de planregels mag op de voor "Bedrijf" aangewezen gronden niet worden gebouwd met uitzondering van erfafscheidingen en lichtvoorzieningen met een maximale hoogte van 2 m.
Ingevolge artikel, lid 3.3, van de planregels wordt tot een gebruik in strijd met de bestemming "Bedrijf" in ieder geval begrepen een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van:
[…]
e. een openbare parkeerplaats;
f. het meer dan 40 maal per etmaal aankomen of vertrekken van opleggers en het aankomen en vertrekken van opleggers in de nachtperiode zijnde van 23.00 tot 7.00 uur;
g. het opslaan van goederen;
h. het in werking hebben van een koelinstallatie (aggregaat);
i. het stallen van vrachtwagens;
j. het overnachten van chauffeurs.
5.3. Het plangebied is gelegen ten zuiden van het perceel van [appellant] aan de [locatie]. Voor dit perceel geldt, voor zover hier van belang, het bestemmingsplan "Buitengebied Gennep" dat is vastgesteld door de raad op 3 april 2012, waarbij aan het perceel [locatie] een woonbestemming is toegekend. De afstand tussen de zuidelijke grens van het plandeel met de bestemming "Wonen" voor het perceel [locatie] en de noordelijke grens van de voorziene long stay parkeerplaats bedraagt ongeveer 48 m. De afstand tussen de bestaande woning van [appellant] op het perceel [locatie] en het plandeel met de bestemming "Bedrijf" bedraagt ongeveer 97 m.
5.4. In de plantoelichting staat dat voor de beoordeling van de gevolgen van het bestemmingsplan voor het woon- en leefklimaat van de nabij het plangebied gelegen woningen gebruik is gemaakt van de VNG-brochure. Volgens de plantoelichting kent de VNG-brochure geen richtafstanden voor een parkeerplaats voor opleggers die deel uitmaakt van een wegvervoerbedrijf, zodat aansluiting is gezocht bij de richtafstanden die worden aanbevolen bij bedrijfsactiviteiten die een raakvlak hebben met de thans voorziene ontwikkeling. Zo is blijkens de plantoelichting aansluiting gezocht bij onder meer de activiteit goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks) met een bedrijfsoppervlak groter dan 1.000 m2 (SBI-2008 code 494), de activiteit voor autoparkeerterreinen en parkeergarages (SBI-2008 code 5221.1) en de activiteit van de stalling van vrachtwagens (met koelinstallaties) (SBI-2008 code 5221.2). Voor deze activiteiten worden in de VNG-brochure richtafstanden aanbevolen van onderscheidenlijk 100 m, 30 m en 100 m. In het onderhavige geval kan volgens de plantoelichting met een afstand van 50 m tot gevoelige objecten worden volstaan, omdat het gebruik van koelinstallaties ingevolge artikel 3, lid 3.3, aanhef en onder h, van de planregels niet is toegestaan en thans niet wordt voorzien in een zelfstandig wegvervoerbedrijf.
5.4.1. Voor zover [appellant] heeft aangevoerd dat de afwijking van de aanbevolen richtafstand van 100 m onvoldoende is gerechtvaardigd, omdat de bestemming "Bedrijf" niet is beperkt tot het stallen van opleggers, overweegt de voorzitter dat de richtafstanden in de VNG-brochure indicatief zijn voor een goede ruimtelijke ordening en dat daarvan, mits voldoende onderbouwd, kan worden afgeweken. Ter onderbouwing van het standpunt van de raad zijn in opdracht van Emons de akoestische gevolgen van de voorziene long stay parkeerplaats op de dichtstbijzijnde woningen onderzocht. Uit de plantoelichting volgt dat de resultaten van het akoestisch onderzoek zijn neergelegd in het akoestisch rapport "Akoestisch onderzoek Long Stay Parking, Emons Group Holding B.V., Rijksweg 4a te Milsbeek", van 24 oktober 2013 van K+ Adviesgroep B.V. In dit akoestisch rapport staat dat als gevolg van de voorziene long stay parkeerplaats en de bedrijfsactiviteiten van Emons op het perceel Rijksweg 4a op de gevels van de meest nabijgelegen woningen langtijdgemiddelde geluidniveaus zijn berekend met een waarde van ten hoogste 48 dB(A) en maximale geluidniveaus die ten hoogste 60 dB(A) bedragen. Op de gevel van de woning van [appellant] (waarneempunt 24) op het perceel [locatie] is daarbij een langtijdgemiddeld geluidniveau berekend van ten hoogste 45 dB(A) en een maximaal geluidniveau van ten hoogste 55 dB(A).
5.4.2. Voorts is in opdracht van Emons het akoestisch rapport "Akoestisch onderzoek Long Stay Parking, Emons Group Holding B.V., Rijksweg 4a te Milsbeek", van 3 december 2013 van K+ Adviesgroep B.V. opgesteld. Emons heeft toegelicht dat daarbij voor de berekening van geluidbelasting van de bestaande bedrijfsactiviteiten op het perceel Rijksweg 4a, anders dan in het akoestisch rapport van 24 oktober 2013, is uitgegaan van de feitelijke bedrijfsactiviteiten die thans vallen onder het Activiteitenbesluit milieubeheer. Uit dit akoestisch rapport van 3 december 2013 volgt dat op de gevel van de woning van [appellant] (waarneempunt 24) op het perceel [locatie] een langtijdgemiddeld geluidniveau is berekend van ten hoogste 35 dB(A) en een maximaal geluidniveau van ten hoogste 55 dB(A) en dat derhalve bij de woning op het perceel [locatie] ruimschoots kan worden voldaan aan de grenswaarden van het Activiteitenbesluit milieubeheer voor de langtijdgemiddelde en de maximale geluidniveaus.
5.5. [appellant] heeft weliswaar kritische kanttekeningen geplaatst bij de akoestisch rapporten van 24 oktober 2013 en 3 december 2013, maar heeft daarmee naar het oordeel van de voorzitter niet de onjuistheid aannemelijk gemaakt van de conclusie dat een aanvaardbaar akoestisch woon- en leefklimaat op het perceel van [appellant] is gewaarborgd. Hierbij neemt de voorzitter in aanmerking dat het bestemmingsplan slechts voorziet in het 40 keer per etmaal aankomen en vertrekken van opleggers, waarbij het aankomen en vertrekken niet is toegestaan in de nachtperiode. Voorts is daarbij van belang dat uit beide akoestische rapporten volgt dat op de gevel van de woning van [appellant] op het perceel [locatie] kan worden voldaan aan de grenswaarden van het Activiteitenbesluit milieubeheer voor de langtijdgemiddelde en maximale geluidniveaus. Volgens het rapport van 3 december 2013 kan bij de woning van [appellant] op het perceel [locatie] daaraan zelfs ruimschoots worden voldaan. Gelet op het voorgaande faalt het betoog.
Beleid
6. [appellant] betoogt voorts dat het bestemmingsplan in strijd met landelijk, provinciaal en gemeentelijk beleid voorziet in een long stay parkeerplaats in het buitengebied. Hiertoe heeft [appellant] aangevoerd dat de inhoud van het Limburgs Kwaliteitsmenu onvoldoende bij de besluitvorming is betrokken, omdat voorbij is gegaan aan de daarin neergelegde principes van de SER-ladder.
6.1. De voorzitter overweegt dat de raad bij de vaststelling van een bestemmingsplan niet is gebonden aan provinciaal beleid. De raad dient met dit beleid rekening te houden, hetgeen betekent dat dit beleid in de belangenafweging dient te worden betrokken. De raad is in de plantoelichting ingegaan op het provinciale beleid, waarbij in paragrafen 2.2.2 en 2.2.3 uitdrukkelijk wordt ingegaan op de principes van de SER-ladder en het Limburgs Kwaliteitsmenu. Verder volgt uit de plantoelichting dat in het kader van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: het Bro) overleg heeft plaatsgevonden tussen het gemeentebestuur en het provinciaal bestuur en dat het provinciebestuur daarbij geen bezwaren over het bestemmingsplan naar voren heeft gebracht. Gelet op het voorgaande bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat de raad het provinciaal beleid, in het bijzonder het Limburgs Kwaliteitsmenu, onvoldoende bij de belangenafweging heeft betrokken. Ook voor het overige is niet aannemelijk geworden dat de voorziene long stay parkeerplaats in strijd is met landelijk, provinciaal of gemeentelijk beleid. Het betoog van [appellant] faalt.
Artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro
7. [appellant] betoogt dat het bestemmingsplan niet voldoet aan artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro. Hiertoe voert hij aan dat het bestemmingsplan voorziet in een nieuwe stedelijke ontwikkeling, zodat in de plantoelichting op het toetsingskader van artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro had moeten worden ingegaan.
7.1. De raad stelt zich op het standpunt dat het bestemmingsplan niet voorziet in een stedelijke ontwikkeling zoals bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, onder i, van het Bro, omdat het bestemmingsplan niet voorziet in bebouwing. Indien de voorziene ontwikkeling wel moet worden aangemerkt als een stedelijke ontwikkeling, stelt de raad zich op het standpunt dat in plantoelichting in voldoende mate is ingegaan op het toetsingskader van artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro.
7.2. Ingevolge artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder h, van het Bro wordt in het Bro onder bestaand stedelijk gebied verstaan: bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur.
Ingevolge artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder i, wordt in het Bro onder een stedelijke ontwikkeling verstaan: ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.
Ingevolge artikel 3.1.6, tweede lid, voldoet de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, aan de volgende voorwaarden:
a. er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
b. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel a, blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en;
c. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel b, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.
7.3. Met artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro is blijkens de geschiedenis van totstandkoming van deze bepaling (nota van toelichting, blz. 34 en 49; Stb. 2012, 388) beoogd zorgvuldig ruimtegebruik te stimuleren. De ladder duurzame verstedelijking is geen blauwdruk voor een optimale ruimtelijke inpassing van alle nieuwe ontwikkelingen, maar bewerkstelligt dat de wens om in een nieuwe stedelijke ontwikkeling te voorzien aan de hand van het toetsingskader van artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro nadrukkelijk in de plantoelichting wordt gemotiveerd en afgewogen met oog voor de ontwikkelingsbehoefte van een gebied en met oog voor de toekomstige ruimtebehoefte en de ontwikkeling van de omgeving waarin het gebied ligt. De stappen schrijven geen vooraf bepaald resultaat voor, omdat het optimale resultaat moet worden beoordeeld door het bevoegd gezag dat de regionale en lokale omstandigheden kent en de verantwoordelijkheid draagt voor de ruimtelijke afweging met betrekking tot die ontwikkeling.
7.4. Uit de plantoelichting volgt dat het plangebied een voormalige graanakker betreft waaraan in het voorgaande bestemmingsplan "Buitengebied Gennep" de bestemming "Agrarisch" was toegekend. Het bestemmingsplan voorziet in een verharding van gronden met een oppervlak van ongeveer 20.700 m² voor de beoogde long stay parkeerplaats en daarmee in een wijziging van de agrarische functie naar een bedrijfsfunctie.
7.5. Gelet op de voorziene wijziging van de agrarische functie van de gronden naar een long stay parkeerplaats ten behoeve van een goederenwegvervoerbedrijf alsmede de aanzienlijke omvang van die parkeerplaats betoogt [appellant] naar het oordeel van de voorzitter terecht dat het bestemmingsplan voorziet in een stedelijke ontwikkeling zoals bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder i, van het Bro. De omstandigheid dat de ontwikkeling een uitbreiding van een bestaand bedrijventerrein betreft, maakt dit niet anders. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 19 februari 2014 in zaak nr. 201306647/1/R1) dient immers ook de uitbreiding van een bedrijventerrein te worden aangemerkt als een stedelijke ontwikkeling zoals bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder i, van het Bro. Voor zover de raad betoogt dat de voorziene ontwikkeling niet kan worden aangemerkt als een stedelijke ontwikkeling, omdat nagenoeg geen bouwmogelijkheden zijn voorzien, overweegt de voorzitter dat deze omstandigheid er niet aan afdoet dat de voorziene functiewijziging een stedelijke ontwikkeling is. De agrarische gronden kunnen voortaan immers worden gebruikt ten behoeve van de bedrijfsactiviteiten van het goederenwegvervoerbedrijf. [appellant] betoogt in dit verband dan ook terecht dat het toetsingskader van artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro onvoldoende in de plantoelichting is betrokken, zodat het bestemmingsplan in strijd met artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro is vastgesteld. Het betoog van [appellant] slaagt in zoverre.
8. [appellant] heeft zich in het beroepschrift voor het overige beperkt tot het herhalen van zijn zienswijze. In de overwegingen van het bestreden besluit is ingegaan op deze zienswijze. [appellant] heeft in het beroepschrift, noch ter zitting, redenen aangevoerd waarom de weerlegging van de desbetreffende zienswijze in het bestreden besluit onjuist zou zijn. Het betoog faalt.
9. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de voorzitter gelet op het voorgaande derhalve aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit, voor zover dat betrekking heeft op het plandeel met de bestemming "Bedrijf" in strijd met artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro is vastgesteld. Het beroep is gegrond, zodat het bestreden besluit in zoverre dient te worden vernietigd.
10. De voorzitter ziet aanleiding om met het oog op een finale geschilbeslechting nader te bezien of de rechtsgevolgen van het bestreden besluit met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder a, van de Awb in zoverre in stand gelaten kunnen worden. Daartoe wordt het volgende overwogen.
10.1. Het goederenwegvervoerbedrijf Emons heeft toegelicht dat zij reeds lange tijd op het bedrijventerrein De Drie Kroonen aan de Rijksweg 4a te Milsbeek is gevestigd en dat daar onlangs een nieuw kantoorgebouw is opgericht ten behoeve van de samenvoeging van haar drie regionale bedrijfsvestigingen in Tiel, Beuningen en Milsbeek. In de plantoelichting staat voorts dat de aanwezigheid van Emons op het bedrijventerrein De Drie Kroonen leidt tot een toename van de regionale werkgelegenheid. Gelet op het voorgaande wordt volgens de raad met de voorziene uitbreiding van het bedrijfsperceel van Emons aan de Rijksweg 4a met een long stay parkeerplaats, voorzien in een actuele regionale behoefte zoals bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid, onder a, van het Bro. De voorzitter acht dit standpunt niet onjuist en [appellant] heeft dit standpunt ook niet of althans onvoldoende betwist. Voorts neemt de voorzitter in aanmerking dat de raad heeft toegelicht dat het provinciebestuur, in het kader van het overleg op grond van artikel 3.3.1 van het Bro, heeft ingestemd met het bestemmingsplan.
10.1.1. In het kader van artikel 3.1.6, tweede lid, aanhef en onder b, van het Bro betwist de raad niet dat binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio fysiek mogelijk ruimte bestaat voor een long stay parkeerplaats. De raad meent evenwel dat de voorziene long stay parkeerplaats, uit een oogpunt van een efficiënte bedrijfsvoering, onlosmakelijk is verbonden met de bestaande bedrijfsactiviteiten van Emons op het perceel Rijksweg 4a en derhalve dicht nabij dat perceel dient te worden voorzien. De voorzitter acht deze beleidskeuze niet onredelijk en evenmin in strijd met het onderhavige toetsingskader. De raad heeft verder toegelicht dat de ruimte op het bedrijventerrein De Drie Kroonen reeds optimaal wordt benut. In dit verband heeft Emons uiteengezet dat haar opleggers thans worden geparkeerd op het terrein van het bedrijf CNC Grondstoffen B.V. dat eveneens op het bedrijventerrein De Drie Kroonen is gevestigd, maar dat deze mogelijkheid door CNC Grondstoffen B.V. wordt beëindigd. Gelet op het voorgaande heeft de raad zich in het kader van artikel 3.1.6, tweede lid, aanhef en onder b, van het Bro in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat niet kan worden gevergd dat de voorziene long stay parkeerplaats binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins.
10.1.2. Verder heeft de raad toegelicht dat de voorziene long stay parkeerplaats via het bestaande terrein van Emons op het bedrijventerrein De Drie Kroonen wordt ontsloten op de Rijksweg N271. Gelet hierop alsmede de omstandigheid dat het bestemmingsplan slechts voorziet in het 40 keer per etmaal aankomen of vertrekken van opleggers bestaat aanleiding voor het oordeel dat de raad in het onderhavige geval in het kader van artikel 3.1.6, tweede lid, onder c, van het Bro, in redelijkheid met deze motivering heeft kunnen volstaan.
10.2. De conclusie is derhalve dat het aan het bestreden besluit klevende gebrek door hetgeen tijdens de procedure naar voren is gebracht is ondervangen en [appellant] zich daarover voldoende heeft kunnen uitlaten, zodat de voorzitter aanleiding ziet te bepalen dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in zoverre in stand blijven.
11. De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
12. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Gennep van 9 december 2013 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Longstayparking, Rijksweg 4a Milsbeek";
III. bepaalt dat de rechtsgevolgen van dat besluit geheel in stand blijven;
IV. wijst het verzoek af;
V. veroordeelt de raad van de gemeente Gennep tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het beroep en het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1461,00 (zegge: veertienhonderdeenenzestig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
VI. gelast dat de raad van de gemeente Gennep aan [appellant] het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 330,00 (zegge: driehonderddertig euro) voor de behandeling van het beroep en het verzoek vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J. Schaaf, ambtenaar van staat.
w.g. Polak w.g. Schaaf
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 2 juni 2014
523-749.