Home

Raad van State, 21-05-2014, ECLI:NL:RVS:2014:1858, 201400530/1/A4

Raad van State, 21-05-2014, ECLI:NL:RVS:2014:1858, 201400530/1/A4

Inhoudsindicatie

Bij besluit van 10 december 2013 heeft het college vastgesteld dat op de locatie Meester Strikstraat 8 te Helmond (hierna: de locatie), sprake is van een geval van ernstige verontreiniging waarvan spoedige sanering noodzakelijk is.

Uitspraak

201400530/1/A4.

Datum uitspraak: 21 mei 2014

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant A] en [appellant B], wonend te Helmond,

appellanten,

en

het college van burgemeester en wethouders van Helmond,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 10 december 2013 heeft het college vastgesteld dat op de locatie Meester Strikstraat 8 te Helmond (hierna: de locatie), sprake is van een geval van ernstige verontreiniging waarvan spoedige sanering noodzakelijk is.

Tegen dit besluit hebben [appellanten] beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

[appellanten] hebben een nader stuk ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 10 april 2014, waar [appellanten], vertegenwoordigd door mr. T. van den Berk, en het college, vertegenwoordigd door mr. P. Helmus en ir. M. Nass, beiden werkzaam bij de gemeente Helmond, zijn verschenen.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet bodembescherming (hierna: de Wbb) stellen gedeputeerde staten naar aanleiding van een nader onderzoek in een beschikking vast of sprake is van een geval van ernstige verontreiniging.

Ingevolge artikel 37, eerste lid, stellen gedeputeerde staten in een beschikking als bedoeld in artikel 29, eerste lid, waarbij zij vaststellen dat er sprake is van een geval van ernstige verontreiniging, tevens vast of het huidige dan wel voorgenomen gebruik van de bodem of de mogelijke verspreiding van de verontreiniging leidt tot zodanige risico's voor mens, plant of dier dat spoedige sanering noodzakelijk is.

2. Het bestreden besluit is gebaseerd op artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a, en artikel 37, eerste lid, van de Wbb. Ter plaatse van de locatie en de omgeving daarvan zijn, voor zover thans van belang, de grond en het grondwater verontreinigd met vluchtige gechloreerde koolwaterstoffen (VOCI) als gevolg van het vroegere gebruik van de locatie als chemische wasserij en textielververij.

3. [appellanten] betogen dat het college de omvang van de verontreiniging niet volledig in beeld heeft gebracht. De interventiewaardecontour van de grondverontreiniging grenst aan hun perceel [locatie] te Helmond, maar ter plaatse is geen boring verricht, zodat niet kan worden vastgesteld of het geval van ernstige verontreiniging zich ook tot hun perceel uitstrekt. Indien dit het geval is, dan had ingevolge de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen een beperking voor het perceel in het gemeentelijke beperkingenregister geregistreerd moeten worden. Uit de brief van Amitec B.V. van 9 januari 2014 blijkt ook dat nader onderzoek nodig is. Nu dat niet is verricht, is het besluit volgens hen onvoldoende deugdelijk voorbereid en onvoldoende gemotiveerd.

3.1. Het college heeft zich bij het bestreden besluit op basis van de aangetroffen contouren en de resultaten van het 'Nader bodemonderzoek Meester Strikstraat 8 e.o. te Helmond' van BKK Bodemadvies van februari 2013 op het standpunt gesteld dat zich op de locatie een geval van ernstige verontreiniging voordoet en dat vanwege de onaanvaardbare risico's voor verspreiding van de verontreiniging spoedige sanering noodzakelijk is. Zoals nader toegelicht in het verweerschrift is bij het bodemonderzoek op buurpercelen van [appellanten] geen relevante verontreiniging in de onverzadigde grond aangetoond. Zoals ter zitting nader toegelicht zijn er tevens boringen uitgevoerd op de gewenste diepte direct nabij locaties waar aantoonbaar verontreiniging in de grond is gekomen. Daarbij is boven het niveau van het freatisch grondwater geen overschrijding van de interventiewaarde aangetroffen in de grond. Er is daarom op het perceel van [appellanten] geen sterke verontreiniging in de grond te verwachten die in het gemeentelijke beperkingenregister dient te worden geregistreerd. De interventiewaardecontour is correct getrokken, aldus het college. Uit de beoordeling van Amitec B.V. volgt weliswaar dat nader onderzoek nodig is in verband met de nog uit te voeren sanering, maar de feitelijke sanering ligt volgens het college niet ter toetsing voor.

3.2. In de stelling van [appellanten] dat de omvang van de verontreiniging niet volledig in beeld is gebracht omdat ter plaatse van hun perceel geen boring is verricht, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat onvoldoende metingen zijn verricht dan wel dat onvoldoende onderzoek is gedaan. Het betoog biedt daarom geen grond om het nader bodemonderzoek, dat het college aan de vaststelling van het geval van ernstige verontreiniging ten grondslag heeft gelegd, in zoverre onzorgvuldig of onvolledig te achten.

In de brief van Amitec B.V. van 9 januari 2014 is vermeld dat voor de uitvoering van een concrete VOCI-sanering nog nader onderzoek nodig is. Hierbij is van belang dat een afbakening op de aangrenzende percelen, waaronder [locatie], plaatsvindt, aldus Amitec. Zoals het college terecht stelt gaan [appellanten] er in hun betoog aan voorbij dat de aanbevelingen van Amitec geen betrekking hebben op het thans ter toetsing voorliggende besluit, maar op de nog uit te voeren sanering. Amitec vermeldt dat in het bestreden besluit en het daaraan ten grondslag liggende onderzoek voldoende is aangetoond dat sprake is van een geval van ernstige verontreiniging dat spoedig gesaneerd dient te worden en voegt daaraan toe dat, omdat de exacte omvang van de grondverontreiniging nog niet volledig in beeld is gebracht, een nader onderzoek nodig zal zijn. Amitec expliciteert dat dit onderzoek nodig is voor de actieve sanering.

De beroepsgrond faalt.

4. Het beroep is ongegrond.

5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. Y.E.M.A. Timmerman-Buck, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. H.W. Dekker, ambtenaar van staat.

w.g. Timmerman-Buck w.g. Dekker

lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 21 mei 2014

563.