Home

Raad van State, 17-04-2013, BZ7704, 201206975/1/R4

Raad van State, 17-04-2013, BZ7704, 201206975/1/R4

Gegevens

Instantie
Raad van State
Datum uitspraak
17 april 2013
Datum publicatie
17 april 2013
ECLI
ECLI:NL:RVS:2013:BZ7704
Zaaknummer
201206975/1/R4

Inhoudsindicatie

Bij besluit van 29 mei 2012 heeft het college het wijzigingsplan "Wemmenhoveweg 8" vastgesteld.

Uitspraak

201206975/1/R4.

Datum uitspraak: 17 april 2013

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant], wonend te Zuidwolde, gemeente De Wolden,

en

het college van burgemeester en wethouders van De Wolden,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 29 mei 2012 heeft het college het wijzigingsplan "Wemmenhoveweg 8" vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

[appellant], [belanghebbende A] en [belanghebbende B] en anderen hebben nadere stukken ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 maart 2013, waar het college, vertegenwoordigd door drs. L.H. Schockman, werkzaam bij de gemeente, is verschenen. Voorts is ter zitting [belanghebbende C] gehoord.

Overwegingen

Het plan

1. Het wijzigingsplan (hierna: het plan) betreft een wijziging van het bestemmingsplan "Buitengebied De Wolden / artikel 30 WRO herziening" (hierna: het bestemmingsplan), dat de raad op 13 maart 2008 heeft vastgesteld en dat het college van gedeputeerde staten van Drenthe op 28 oktober 2008 gedeeltelijk heeft goedgekeurd. Het plan voorziet in de verplaatsing van het bestemmingsvlak "Woondoeleinden" op het perceel aan de [locatie 1] te Zuidwolde. Het bestemmingsvlak is in het plan ongeveer 30 meter ten westen van de Wemmenhoveweg gesitueerd. Aan het deel van het perceel dat is gelegen tussen het bestemmingsvlak "Woondoeleinden" en de Wemmenhoveweg is de bestemming "Agrarisch gebied met natuur- en landschapswaarden" toegekend.

2. [appellant] woont op een afstand van ongeveer 200 meter van het plangebied. Hij richt zich tegen het plan voor zover dat voorziet in de wijziging van de bestemming "Agrarisch gebied met natuur- en landschapswaarden" naar de bestemming "Woondoeleinden" van een deel van het perceel aan de [locatie 1] te Zuidwolde.

Formele bezwaren

3. [appellant] voert aan dat in het besluit van 29 mei 2012 ten onrechte niet is vermeld dat het ontwerpplan twee maal ter inzage heeft gelegen. Voorts is volgens hem een beslissing omtrent de zienswijzen ten onrechte niet in het dictum van dat besluit vermeld.

3.1. De Afdeling overweegt dat geen wettelijke bepaling het college ertoe verplicht te vermelden dat een besluit twee maal ter inzage heeft gelegen, noch dat de beslissing omtrent de zienswijzen in het dictum van het besluit dient te worden vermeld. Overigens vermeldt het collegebesluit dat de zienswijzen ongegrond zijn. Het betoog faalt.

4. [appellant] voert aan dat het besluit van 29 mei 2012 ten onrechte niet is genomen binnen de wettelijke beslistermijn van zes maanden.

4.1. Voor zover sprake is van een overschrijding van de wettelijke beslistermijn tast deze overschrijding de rechtmatigheid van het besluit niet aan. Deze beroepsgrond leidt dan ook niet tot vernietiging van het bestreden besluit.

Inhoudelijk

5. [appellant] voert aan dat het plan niet voldoet aan de wijzigingsvoorschriften van het bestemmingsplan. De motieven voor het plan, privacy en verkoopbaarheid, zijn volgens [appellant] geen motieven op grond waarvan een wijzigingsplan kan worden opgesteld. Voorts heeft het plan volgens [appellant] geen betrekking op vervangende nieuwbouw, wordt er in het plan geen bouwvlak aan het perceel toegekend en wordt niet op dezelfde plaats gebouwd met nagenoeg dezelfde oppervlakte.

5.1. Het college stelt zich op het standpunt dat het plan voldoet aan de wijzigingsvoorwaarden van het bestemmingsplan. Aangezien verzocht is een wijzigingsplan op te stellen, aan de voorwaarden wordt voldaan en het college voorts de verplaatsing van het bestemmingsvlak "Woondoeleinden" naar deze locatie aanvaardbaar vindt, is het plan opgesteld, aldus het college. De verplaatsing van het bestemmingsvlak "Woondoeleinden" sluit volgens het college goed aan op het bebouwingsbeeld in de omgeving, aangezien dit bestemmingsvlak in het bestemmingsplan in vergelijking met de omringende percelen erg dicht op de weg was gesitueerd. De verplaatsing komt volgens het college voorts de privacy op het perceel en de verkoopbaarheid van het perceel ten goede. Aangezien op het perceel al een woning was toegestaan en gerealiseerd, en er een verschuiving plaatsvindt van 30 meter in westelijke richting, aansluitend op de ligging van het bestemmingsvlak "Woondoeleinden" in het bestemmingsplan, is volgens het college sprake van vervangende nieuwbouw op een andere plaats in de nabijheid.

5.2. Ingevolge artikel 3, lid 3.5, van de voorschriften van het bestemmingsplan, kan een wijziging van de bestemming "Agrarisch gebied met natuur- en landschapswaarden" naar de bestemming "Woondoeleinden" plaatsvinden ten behoeve van vervangende nieuwbouw van een bestaande woning (al dan niet een voormalige agrarische bedrijfswoning). Daarbij spelen onder meer de volgende criteria een rol:

a. na afbraak van woningen is primair herbouw op dezelfde plaats het uitgangspunt. Indien echter vanuit milieuhygiënisch, verkeerskundig, ruimtelijk en/of bouwtechnisch oogpunt noodzakelijk, kan na afbraak vervanging op een andere plaats eventueel buiten het bestaande bestemmingsvlak, in de nabijheid worden toegestaan. Bij het milieuhygiënisch aspect kan met name worden gedacht aan de noodzaak om een woning vanwege geluidhinderproblematiek anders te situeren.

5.3. Het college heeft ter zitting toegelicht dat de bebouwing in de omgeving niet aan de weg maar op enige afstand daarvan is gelegen. Gelet daarop heeft het college zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de situering van het bestemmingsvlak "Woondoeleinden" in het plan aansluit bij de situering van de woonpercelen in de omgeving.

Aangezien in het bestemmingsplan het bestemmingsvlak "Woondoeleinden" grensde aan de Wemmenhoveweg, heeft het college de verplaatsing van dit bestemmingsvlak vanuit ruimtelijk oogpunt in redelijkheid noodzakelijk kunnen achten. Gelet op de verplaatsing van het bestemmingsvlak 30 meter in westelijke richting, direct aansluitend aan de ligging van het bestemmingsvlak in het bestemmingsplan, heeft het college zich voorts terecht op het standpunt gesteld dat dit een verplaatsing in de nabijheid betreft en dat het plan voorziet in vervangende nieuwbouw.

In het aangevoerde wordt dan ook geen aanleiding gevonden voor het oordeel dat het college zich ten onrechte op het standpunt gesteld heeft dat aan de wijzigingsvoorschriften van het bestemmingsplan wordt voldaan. Het betoog faalt.

6. Met het bestaan van de wijzigingsbevoegdheid in het bestemmingsplan mag de aanvaardbaarheid van de nieuwe bestemming binnen het gebied waarop de wijzigingsbevoegdheid betrekking heeft in beginsel als een gegeven worden beschouwd, indien is voldaan aan de bij het bestemmingsplan gestelde wijzigingsvoorwaarden. Dit neemt echter niet weg dat het bij het vaststellen van een wijzigingsplan gaat om een bevoegdheid en niet om een plicht. Het feit dat aan de in een bestemmingsplan opgenomen wijzigingsvoorwaarden is voldaan, laat de plicht van het college onverlet om in de besluitvorming omtrent de vaststelling van een wijzigingsplan na te gaan of uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening, gelet op de betrokken belangen, wijziging van de oorspronkelijke bestemming is gerechtvaardigd.

7. Ten aanzien van de door [appellant] gemaakte vergelijking met de locatie aan de [locatie 2] te Zuidwolde, ten behoeve waarvan hij tevergeefs heeft verzocht het bestemmingsvlak te verplaatsen, heeft het college zich op het standpunt gesteld dat deze situatie verschilt van de aan de orde zijnde situatie omdat ten aanzien van het perceel aan de [locatie 2] planologisch gezien geen woning was toegestaan en het ter plaatse derhalve niet ging om de verplaatsing van een bestemmingsvlak met een woonbestemming. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het college zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de door [appellant] genoemde situatie niet overeenkomt met de thans aan de orde zijnde situatie.

8. [appellant] voert aan dat het plan niet uitvoerbaar is, aangezien het plan op verzoek van [belanghebbende A] is opgesteld en deze familie inmiddels heeft afgezien van de koop van het perceel.

8.1. Het college heeft uiteengezet dat de eigenaren van het perceel, vooral vanwege de verbetering van de verkoopbaarheid ervan, achter de verplaatsing van het bestemmingsvlak "Woondoeleinden" staan. Ter zitting hebben die eigenaren dit bij monde van [belanghebbende C] bevestigd. Gelet hierop ziet de Afdeling in de omstandigheid dat [belanghebbende A] heeft afgezien van de koop van het perceel aan de [locatie 1] te Zuidwolde, geen aanleiding voor het oordeel dat het college zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan uitvoerbaar is. Het betoog faalt.

9. [appellant] betoogt dat het perceel aan de [locatie 1] ten onrechte kan worden ontsloten op de Drogterweg.

De Afdeling overweegt dat de gronden waarop een ontsluiting van dit perceel richting de Drogterweg kan worden gerealiseerd, niet zijn gelegen binnen het plangebied en dat de ontsluiting derhalve niet is geregeld in dit plan. Gelet daarop slaagt dit betoog niet.

10. Hetgeen [appellant] overigens in zijn beroepschrift naar voren heeft gebracht betreft een herhaling van de over het ontwerp van het besluit naar voren gebrachte zienswijzen. In de overwegingen van het bestreden besluit is ingegaan op deze zienswijzen. [appellant] heeft in het beroepschrift, noch ter zitting redenen aangevoerd waarom de weerlegging van de desbetreffende zienswijzen in het bestreden besluit onjuist is.

Conclusie

11. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het college zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.

Het beroep is ongegrond.

12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W.G. Timmerman, ambtenaar van staat.

w.g. Van Diepenbeek w.g. Timmerman

lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 17 april 2013

431-731.