Home

Raad van State, 27-06-2012, BW9570, 201111824/1/R4

Raad van State, 27-06-2012, BW9570, 201111824/1/R4

Inhoudsindicatie

Bij besluit van 7 juli 2011 heeft het college hogere waarden als bedoeld in de artikelen 59 en 83 van de Wet geluidhinder vastgesteld voor de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting vanwege het industrieterrein Bargermeer, de Hondsrugweg en de aanleg van een nieuwe weg voor een aantal nieuw te bouwen woningen in Emmen. Dit besluit is op 19 oktober 2011 ter inzage gelegd.

Uitspraak

201111824/1/R4.

Datum uitspraak: 27 juni 2012

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

de vereniging Vereniging van Eigenaars Myriadeflat Emmen en anderen, gevestigd onderscheidenlijk wonend te Emmen,

appellanten,

en

het college van burgemeester en wethouders van Emmen,

verweerder.

1. Procesverloop

Bij besluit van 7 juli 2011 heeft het college hogere waarden als bedoeld in de artikelen 59 en 83 van de Wet geluidhinder vastgesteld voor de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting vanwege het industrieterrein Bargermeer, de Hondsrugweg en de aanleg van een nieuwe weg voor een aantal nieuw te bouwen woningen in Emmen. Dit besluit is op 19 oktober 2011 ter inzage gelegd.

Tegen dit besluit hebben VvE Myriadeflat en anderen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 10 november 2011, beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 mei 2012, waar VvE Myriadeflat en anderen, van wie [twee anderen] in persoon en vertegenwoordigd door mr. R. Klarus, advocaat te Emmen, en het college, vertegenwoordigd door mr. M. Groenewegen, J.M.E. Elfrink, B.M.E. van den Akker en T.G.M. Koopman, allen werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.

Voorts is ter zitting de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Ahold Europe Real Estate & Construction B.V., vertegenwoordigd door mr. F.T.A. Hendriks en B. Oushoorn, verschenen.

2. Overwegingen

2.1. Het bestreden besluit is genomen in verband met de vaststelling van het bestemmingsplan "Emmen, Willinkplein Zuid" voor de bouw van appartementen in de nieuwbouw die is voorzien op de percelen kadastraal bekend als EMN00 K2704 (ged.) en K2905 (ged.) onderscheidenlijk het zogenoemde Noordelijk gebouw en Zuidelijk gebouw. Bij het bestreden besluit zijn hogere waarden voor de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting (hierna: hogere waarden) vastgesteld voor de nieuw te bouwen woningen in het Noordelijk gebouw en in het Zuidelijk gebouw vanwege het wegverkeerslawaai op de Hondsrugweg en de nieuw aan te leggen weg. Daarnaast zijn bij het bestreden besluit hogere waarden vastgesteld vanwege het industrielawaai van het industrieterrein Bargermeer, aangezien de nieuw te bouwen woningen, waarvoor hogere waarden zijn vastgesteld, worden opgericht binnen de geluidzone van dit industrieterrein.

De Crisis- en herstelwet (hierna: Chw) is van toepassing op het bestreden besluit.

2.2. VvE Myriadeflat en anderen betogen dat nog onduidelijk is of de Hondsrugweg zal worden ondertunneld. Daarnaast is volgens hen nog niet duidelijk hoe het bouwplan van het voorziene Noordelijk gebouw en het Zuidelijk gebouw eruit komt te zien. Gelet daarop staat volgens hen onvoldoende vast of uitgegaan kan worden van de berekende geluidbelasting en of het noodzakelijk is voor deze nieuwbouw hogere waarden vast te stellen.

2.2.1. Ingevolge artikel 1.9 van de Chw dient de bestuursrechter een besluit niet te vernietigen op de grond dat het in strijd is met een geschreven of ongeschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel, indien deze regel of dit beginsel kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept.

2.2.2. Voor zover VvE Myriadeflat en anderen menen dat bij het bestreden besluit ook voor de woningen in de Myriadeflat hogere waarden zijn vastgesteld, stelt de Afdeling vast dat dit niet het geval is. Het beroep mist in zoverre feitelijke grondslag.

2.2.3. Ten aanzien van de hogere waarden die zijn vastgesteld vanwege het wegverkeerslawaai overweegt de Afdeling als volgt.

Zoals reeds eerder in de uitspraak van 13 juli 2011 in zaak nr. 201006731/1/M3 is overwogen, bevat afdeling 2 van hoofdstuk VI van de Wet geluidhinder - kort weergegeven en voor zover hier van belang - een regeling volgens welke bij de vaststelling van een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden die behoren tot een zone langs een weg, ter zake van de geluidbelasting, vanwege de weg waarlangs die zone ligt, voor woningen gelegen binnen die zone de waarden in acht moeten worden genomen die als de ten hoogste toelaatbare worden aangemerkt. Als beschermingsniveau geldt in beginsel de waarde die voor de betrokken woning is vastgelegd in de regeling. Indien deze waarde niet wordt gehaald, is het mogelijk om voor de betrokken woning een ander beschermingsniveau te bepalen door middel van het bij besluit vaststellen van een hogere waarde voor die woning.

De regeling in artikel 83 van de Wet geluidhinder voorziet erin dat bij besluit wordt vastgesteld welke geluidbelasting - na het zo mogelijk treffen van maatregelen - bij de te bouwen woningen vanwege de weg maximaal mag optreden. Deze regeling strekt daarmee tot bescherming van de bewoners van de te bouwen woningen.

2.2.4. De Myriadeflat staat in de omgeving van de locatie waar de nieuwe woningen worden gerealiseerd. Onbetwist is dat de bewoners van de Myriadeflat, die tezamen met VvE Myriadeflat beroep hebben ingesteld, niet woonachtig zijn in een woning waarvoor bij het bestreden besluit hogere waarden zijn vastgesteld. Evenmin wordt betwist dat de bewoners van de Myriadeflat en VvE Myriadeflat geen eigenaar zijn van een woning waarvoor bij het bestreden besluit hogere waarden zijn vastgesteld. Derhalve strekt de regeling kennelijk niet tot bescherming van de belangen van VvE Myriadeflat en anderen.

2.2.5. Ten aanzien van de hogere waarden die zijn vastgesteld vanwege industrielawaai overweegt de Afdeling als volgt.

Zoals in de uitspraak van de Afdeling van 28 maart 2012, in zaak nr. 201109828/1/A1 is overwogen, strekt de regeling in de daarin genoemde artikelen in de Wet geluidhinder, waaronder de regeling in artikel 59 van de Wet geluidhinder in samenhang gelezen met de artikelen 44 en 45 van deze wet, zowel ter bescherming van de belangen van bedrijven gevestigd op het industrieterrein als de belangen van omwonenden bij een goed woon- en leefklimaat. De Afdeling ziet thans aanleiding de zinsnede "belangen van omwonenden" in die zin te preciseren dat wordt gedoeld op de belangen van de bewoners en eigenaren van de woningen waarvoor hogere waarden zijn vastgesteld. De regeling in artikel 59 van de Wet geluidhinder in samenhang gelezen met de artikelen 44 en 45 van die wet, strekt er immers net als artikel 83 van de Wet geluidhinder toe dat bij besluit wordt vastgesteld welke geluidbelasting - na het zo mogelijk treffen van maatregelen - bij de te bouwen woningen vanwege het industrieterrein maximaal mag optreden. Er is geen reden de reikwijdte van de bescherming van artikel 59 van de Wet geluidhinder in samenhang gelezen met de artikelen 44 en 45 van die wet in zoverre ruimer te trekken.

Zoals ook hiervoor is overwogen, wordt niet betwist dat de bewoners van de Myriadeflat, die tezamen met VvE Myriadeflat beroep hebben ingesteld, niet woonachtig zijn in een woning waarvoor bij het bestreden besluit hogere waarden zijn vastgesteld. Ook wordt niet betwist dat de bewoners van de Myriadeflat en VvE Myriadeflat geen eigenaar zijn van een woning, waarvoor bij het bestreden besluit hogere waarden zijn vastgesteld. Gelet daarop kan niet worden geoordeeld dat de regeling in 59 van de Wet geluidhinder in samenhang gelezen met de artikelen 44 en 45 van die wet, strekt tot bescherming van de belangen van VvE Myriadeflat en anderen.

2.2.6. Gelet op het vorenstaande kan hetgeen VvE Myriadeflat en anderen aanvoeren over de vastgestelde hogere waarden voor de te bouwen woningen in het Noordelijk gebouw en in het Zuidelijk gebouw niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit. Daarom ziet de Afdeling af van een verdere inhoudelijke bespreking van hetgeen VvE Myriadeflat en anderen terzake aanvoeren.

2.3. Het beroep is ongegrond.

2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. J.G.C. Wiebenga, voorzitter, en mr. M.W.L. Simons-Vinckx en mr. N.S.J. Koeman, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.G. Alderlieste, ambtenaar van staat.

w.g. Wiebenga w.g. Alderlieste

voorzitter ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 27 juni 2012

590.