Home

Raad van State, 25-04-2012, BW3867, 201103906/1/R1

Raad van State, 25-04-2012, BW3867, 201103906/1/R1

Inhoudsindicatie

Bij besluit van 16 februari 2011 hebben provinciale staten de verordening "Luchthavenregeling [belanghebbende] te Winssen" (hierna: Luchthavenregeling [belanghebbende] te Winssen) vastgesteld.

Uitspraak

201103906/1/R1.

Datum uitspraak: 25 april 2012

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellante, wonend te Winssen, gemeente Beuningen,

en

provinciale staten van Gelderland,

verweerders.

1. Procesverloop

Bij besluit van 16 februari 2011 hebben provinciale staten de verordening "Luchthavenregeling [belanghebbende] te Winssen" (hierna: Luchthavenregeling [belanghebbende] te Winssen) vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft [appellante] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 1 april 2011, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 3 mei 2011.

Provinciale staten hebben een verweerschrift ingediend.

[appellante] en [belanghebbende] hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 februari 2012, waar provinciale staten, vertegenwoordigd door mr. F.J. Gaaf-van der Weerd en J. Koot, beiden werkzaam bij de provincie, zijn verschenen.

Voorts is ter zitting [belanghebbende], vertegenwoordigd door ing. H.W. Ebbers, werkzaam bij Rentmeesterskantoor Noordanus & Partners B.V., als partij gehoord.

2. Overwegingen

2.1. De Luchthavenregeling [belanghebbende] te Winssen voorziet in een luchthavenregeling voor [helihaven], die is gevestigd aan de [locatie] te Winssen.

2.2. Provinciale staten en [belanghebbende] betogen dat het beroep van [appellante] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, nu [appellante] volgens hen niet kan worden aangemerkt als belanghebbende bij het bestreden besluit.

2.2.1. Ingevolge artikel 8.64, eerste lid, van de Wet luchtvaart stellen provinciale staten bij verordening een luchthavenregeling vast voor een luchthaven.

Ingevolge artikel 12.1 van de Wet luchtvaart, voor zover van belang, kan een belanghebbende tegen een besluit als bedoeld in artikel 8.64, eerste lid, van de Wet luchtvaart beroep instellen bij de Afdeling. Artikel 8:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) is niet van toepassing.

Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.

2.3. [appellante] woont op een afstand van ongeveer 1600 m van de helihaven aan de [locatie] te Winssen. Vanuit haar woning heeft zij geen zicht op de helihaven. De kortste afstand van de woning van [appellante] tot de in- en uitvliegsector bedraagt eveneens ongeveer 1600 m. De vliegbewegingen van helikopters - die gebruik mogen maken van de helihaven - nabij de woning van [appellante] worden niet aangemerkt als opstijgen of landen, zodat de hinder die [appellante] stelt van deze vliegbewegingen te ondervinden, geen rechtstreeks gevolg is van de onderhavige luchthavenregeling, maar van het gebruik van het luchtruim, welk gebruik niet met de onderhavige luchthavenregeling wordt gereguleerd. Een luchthavenregeling heeft immers slechts betrekking op opstijgen, landen en daarmee verband houdende bewegingen op de grond. Voorts heeft [appellante] geen feiten of omstandigheden aangevoerd in verband waarmee zou moeten worden geoordeeld dat zij desondanks een objectief en persoonlijk belang heeft dat haar in voldoende mate onderscheidt van anderen en dat rechtstreeks door het besluit wordt geraakt. In dit verband is van belang dat ingevolge de luchthavenregeling per week maximaal slechts 6 vliegbewegingen mogen plaatsvinden, welk aantal gelijk is aan het aantal vliegbewegingen dat voorheen was toegestaan.

De conclusie is dat [appellante] geen belanghebbende is bij het bestreden besluit als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb en dat zij daartegen ingevolge artikel 12.1 van de Wet luchtvaart geen beroep kan instellen.

Het beroep is niet-ontvankelijk.

2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, voorzitter, en mr. E. Helder en mr. G. van der Wiel, leden, in tegenwoordigheid van mr. W.P. van Kooten-Vroegindeweij, ambtenaar van staat.

w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Van Kooten-Vroegindeweij

voorzitter ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 25 april 2012

559.