Home

Raad van State, 17-06-2011, BQ8820, 201101432/2/R1

Raad van State, 17-06-2011, BQ8820, 201101432/2/R1

Gegevens

Instantie
Raad van State
Datum uitspraak
17 juni 2011
Datum publicatie
22 juni 2011
ECLI
ECLI:NL:RVS:2011:BQ8820
Zaaknummer
201101432/2/R1

Inhoudsindicatie

Bij besluit van 14 december 2010, kenmerk 2010, IV.2/VII, heeft de raad het bestemmingsplan "Bogmanplein Noorbeek" vastgesteld.

Uitspraak

201101432/2/R1.

Datum uitspraak: 17 juni 2011

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:

[verzoeker] en anderen, wonend te Noorbeek, gemeente Eijsden-Margraten,

en

de raad van de gemeente Margraten, thans: Eijsden-Margraten,

verweerder.

1. Procesverloop

Bij besluit van 14 december 2010, kenmerk 2010, IV.2/VII, heeft de raad het bestemmingsplan "Bogmanplein Noorbeek" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben onder meer [verzoeker] en anderen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 2 februari 2011, beroep ingesteld.

Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 2 februari 2011, hebben [verzoeker] en anderen de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

[verzoeker] en anderen en de raad hebben nadere stukken ingediend.

De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 29 april 2011, waar [verzoeker] en anderen, bijgestaan door mr. D.H.A.S. Gidding en Z. Hofman, werkzaam bij H2M Architecten B.V., en de raad, vertegenwoordigd door mr. F.J.P. Baur en ing. H. Luth, beiden werkzaam bij de gemeente, en bijgestaan door ir. R.S.M.A. Coenegracht, werkzaam bij Vandehoek Coenegracht + Kromwijk, zijn verschenen. Voorts zijn ter zitting de stichting Woonpunt vertegenwoordigd door M. Rompelberg, werkzaam bij Woonpunt, en de stichting Vivre, vertegenwoordigd door E.A.M. Spijkerman, werkzaam bij Vivre, als partij gehoord.

2. Overwegingen

2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2.2. Met het plan beoogt de raad een woonzorgcomplex op de gronden met de bestemming "Maatschappelijk" en vijftien woningen op de gronden met de bestemming "Wonen" ter plaatse van het Burgemeester Bogmanplein in Noorbeek mogelijk te maken.

2.3. Ingevolge artikel 1.1, eerste lid, onder a, gelezen in verbinding met categorie 3, onder 3.1 van bijlage I van de Crisis- en herstelwet (hierna: Chw) is afdeling 2 van hoofdstuk 1 van de Chw van toepassing op het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan.

2.4. [verzoeker] en anderen kunnen zich niet verenigen met het plan voor zover dit een woonzorgcomplex en nieuwe woningen mogelijk maakt en beogen met hun verzoek onomkeerbare gevolgen te voorkomen.

Ter zitting heeft de raad verklaard dat de initiatiefnemers indien het plan in werking treedt zo spoedig mogelijk een omgevingsvergunning voor het bouwen zullen aanvragen en dat de uitspraak in de hoofdzaak derhalve niet afgewacht zal worden. Gelet hierop overweegt de voorzitter dat [verzoeker] en anderen een spoedeisend belang hebben bij de door hen gevraagde voorlopige voorziening.

2.5. [verzoeker] en anderen betogen onder meer dat het plan ten onrechte voorziet in de mogelijkheid om op de gronden voor het plandeel met de bestemming "Maatschappelijk" maximaal vijftien zorgwoningen op te richten.

2.5.1. Ter zitting heeft de raad zich op het standpunt gesteld dat is beoogd binnen de bestemming "Maatschappelijk" wat betreft bebouwing alleen het woonzorgcomplex mogelijk te maken en dat de mogelijkheid om tevens vijftien zorgwoningen binnen deze bestemming te realiseren abusievelijk is opgenomen. Hij stelt dat het plan voor zover het vijftien zorgwoningen mogelijk maakt binnen de bestemming "Maatschappelijk" voor schorsing en vernietiging in aanmerking komt.

2.5.2. Ingevolge artikel 4, lid 4.1, van de planregels, voor zover van belang, zijn de gronden met de bestemming "Maatschappelijk" bestemd voor maatschappelijke doeleinden en de daarbij behorende voorzieningen, alsmede voor wegen, voetpaden, openbaar groen, verblijfsgebied en voorzieningen van openbaar nut.

Ingevolge lid 4.2, onder 4.2.1, aanhef en sub a, mogen op de gronden met de bestemming "Maatschappelijk" uitsluitend worden gebouwd maximaal vijftien zorgwoningen, ten behoeve van het in lid 4.1 bedoelde gebruik.

2.5.3. De voorzitter overweegt dat de raad zich in zoverre op een ander standpunt stelt dan hij in het bestreden besluit heeft gedaan en niet is gebleken dat gewijzigde omstandigheden hiertoe aanleiding hebben gegeven. Gelet hierop verwacht de voorzitter dat in de hoofdzaak zal worden geoordeeld dat het bestreden besluit voor zover het vijftien zorgwoningen mogelijk maakt op de gronden met de bestemming "Maatschappelijk" niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid en derhalve in zoverre vernietigd zal worden. Gelet hierop zal de voorzitter het plan in zoverre schorsen.

2.6. Nu in de motivering van het plan en de aan het plan ten grondslag liggende stukken en onderzoeken de abusievelijk opgenomen mogelijkheid om vijftien zorgwoningen te realiseren binnen de bestemming "Maatschappelijk" niet is betrokken, ziet de voorzitter aanleiding om voor het navolgende het plan te bezien zoals de raad dit heeft beoogd.

2.7. [verzoeker] en anderen komen voorts op tegen de mogelijkheid op de gronden met de bestemming "Maatschappelijk" het woonzorgcomplex op de gronden met de bestemming "Wonen" vijftien woningen op te richten. Zij betogen in dat verband dat in de geluidsonderzoeken ten onrechte niet is uitgegaan van de maximale bouwmogelijkheden die het plan biedt. Zij voeren daartoe aan dat in het onderzoek door AFL/Adviesbureau F. Lemmens naar de gevolgen van twee nabijgelegen bedrijven op de gebouwen die het plan mogelijk maakt, waarvan de resultaten zijn neergelegd in het rapport "Woonfuncties zorgcentrum Heuvelland Noorbeek, geluidimmissie bedrijven in de omgeving" van 24 juni 2009, is uitgegaan van een kleiner gebouw dan ingevolge het plan mogelijk is. Voorts stellen zij dat in het onderzoek door AFL/Adviesbureau F. Lemmens naar de geluidsbelasting van verkeersgeluid van de Dorpsstraat op de gevel van de gebouwen die het plan mogelijk maakt, waarvan de resultaten zijn neergelegd in het rapport "Woonzorgcomplex Bogmanplein Noorbeek, geluidsbelasting gevel" van 12 november 2010, van 13 woningen is uitgegaan, terwijl het plan ter plaatse 15 woningen mogelijk maakt.

2.7.1. Ingevolge artikel 1.9 van de Chw, dat onderdeel uitmaakt van afdeling 2 van hoofdstuk 1 van de Chw, dient de bestuursrechter een besluit niet te vernietigen op de grond dat het in strijd is met een geschreven of ongeschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel, indien deze regel of dat beginsel kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept.

Uit de memorie van toelichting op het wetsvoorstel van de Chw (Kamerstukken II 2009/2010, 32 127, nr. 3, blz. 49) kan worden afgeleid dat de wetgever met dit artikel de eis heeft willen stellen dat er een verband moet bestaan tussen een beroepsgrond en de daadwerkelijke (of: achterliggende) reden om een besluit in rechte aan te vechten en dat de bestuursrechter een besluit niet moet vernietigen wegens schending van een rechtsregel die niet strekt tot bescherming van een belang waarin de eisende partij feitelijk dreigt te worden geschaad.

2.7.2. [verzoeker] en anderen wonen in de omgeving van het plangebied. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat geen van hen woont op de gronden voor de plandelen met de bestemming "Wonen" of "Maatschappelijk" en ook anderszins niet is gebleken dat zij rechten hebben met betrekking tot deze gronden. Voorts bevinden zich onder hen geen van de exploitanten van de ondernemingen die zijn betrokken in het geluidsonderzoek dat ten grondslag ligt aan het rapport van 24 juni 2009. De door [verzoeker] en anderen bestreden geluidsonderzoeken hebben betrekking op de naleving van geluidsnormen ten aanzien van het nieuw op te richten woonzorgcomplex en de nieuw op te richten woningen. De voorzitting neemt voorshands aan dat deze normen niet strekken tot bescherming van de belangen van [verzoeker] en anderen.

Het voorgaande en het hetgeen de Afdeling in overweging 2.4.3. van haar uitspraak van 19 januari 2011, in zaak nr. 201006426/1/R2, heeft overwogen leidt ertoe dat de voorzitter verwacht dat, daargelaten of deze beroepsgrond indien de Chw niet van toepassing zou zijn in de hoofdzaak zou slagen, de Afdeling dit betoog buiten beschouwing zal laten, nu artikel 1.9 van de Chw er aan in de weg staat dat het bestreden besluit om die reden wordt vernietigd.

2.8. [verzoeker] en anderen betogen dat onvoldoende duidelijk is op grond waarvan de raad zich op het standpunt stelt dat ten behoeve van het plan 40 parkeerplaatsen benodigd zijn. Voorts staat volgens [verzoeker] en anderen het plan het gebruik van de gronden voor parkeren niet toe. Zij betogen dat de raad niet kan volstaan met het verwijzen naar een nabijgelegen parkeerterrein dat buiten de plangrens valt.

2.8.1. De raad stelt zich op het standpunt dat op basis van parkeerkencijfers uit de Aanbeveling Stedelijke Verkeersvoorzieningen (hierna: ASW) van het Centrum voor Regelgeving en Onderzoek in de Grond-, Water- en Wegenbouw (hierna: CROW) is berekend hoeveel parkeerplaatsen voor het woonzorgcomplex en de vijftien woningen nodig zijn. Binnen het plangebied zullen 28 parkeerplaatsen worden gerealiseerd en de overige 12 zullen op een nog te realiseren parkeerterrein aan de Klein Heugdeweg worden gerealiseerd. Omdat het parkeerterrein aan de Klein Heugdeweg een capaciteit van 57 parkeerplaatsen zal hebben zullen voor de inwoners van Noorbeek 45 parkeerplaatsen beschikbaar zijn.

2.8.2. Ingevolge artikel 4, lid 4.4, onder a, sub 1, van de planregels, voor zover van belang, wordt voor de gronden met de bestemming "Maatschappelijk" onder gebruik strijdig met de bestemming verstaan het gebruik van de gronden anders dan voor parkeervoorzieningen.

2.8.3. De raad heeft als nader stuk de "Parkeerbalans WoZoCo Burg. Bogmanplein te Noorbeek" (hierna: de parkeerbalans) ingediend. Ter zitting hebben [verzoeker] en anderen medegedeeld dit stuk te kennen. In de parkeerbalans staat dat op basis van de ASW van CROW voor het woonzorgcomplex maximaal 29,4 parkeerplaatsen nodig zijn en voor de vijftien woningen maximaal 9, zodat derhalve in totaal maximaal 38,4 parkeerplaatsen voor het plan benodigd zijn. De raad heeft vervolgens voor 40 parkeerplaatsen gekozen. Gelet hierop acht de voorzitter voldoende duidelijk op grond waarvan de raad het standpunt heeft ingenomen dat ten behoeve van de ontwikkeling die het plan mogelijk maakt 40 parkeerplaatsen benodigd zijn. Voorts is ingevolge de bestemming "Maatschappelijk" parkeren mogelijk gemaakt, zodat in het plan is voorzien in de mogelijkheid parkeerplaatsen te realiseren. Voorts ziet de voorzitter in de enkele omstandigheid dat het nabijgelegen parkeerterrein aan de Klein Heugdeweg niet binnen het plangebied ligt geen aanleiding voor het oordeel dat de raad deze parkeerplaatsen niet in zijn besluitvorming heeft mogen betrekken.

2.9. Wat betreft de overige door [verzoeker] en anderen aangevoerde gronden overweegt de voorzitter dat hij op voorhand geen aanleiding ziet voor het oordeel dat deze gronden in de bodemprocedure tot vernietiging van het bestreden besluit zullen leiden.

Overigens is niet uitgesloten dat een aantal van deze beroepsgronden, als deze gegrond zouden zijn, gelet op artikel 1.9 van de Chw niet tot een vernietiging van het besluit zal leiden.

2.10. Gelet op het voorgaande bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening voor het overige af te wijzen.

2.11. De raad dient ten aanzien van [verzoeker] en anderen op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.

3. Beslissing

De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de raad van de gemeente Margraten, thans: Eijsden-Margraten, van 14 december 2010, kenmerk 2010, IV.2/VII, wat betreft artikel 4, lid 4.2, onder 4.2.1, sub a, van de planregels;

II. wijst het verzoek voor het overige af;

III. veroordeelt de raad van de gemeente Eijsden-Margraten tot vergoeding van bij [verzoeker] en anderen in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 874,00 (zegge: achthonderdvierenzeventig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen;

IV. gelast dat de raad van de gemeente Eijsden-Margraten aan [verzoeker] en anderen het door hen voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 150,00 (zegge: honderdvijftig euro) vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen.

Aldus vastgesteld door mr. R.J. Hoekstra, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. S. Bechinka, ambtenaar van staat.

w.g. Hoekstra w.g. Bechinka

voorzitter ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 17 juni 2011

91-655.