Home

Raad van State, 15-06-2011, BQ7957, 201012304/1/R2

Raad van State, 15-06-2011, BQ7957, 201012304/1/R2

Gegevens

Instantie
Raad van State
Datum uitspraak
15 juni 2011
Datum publicatie
15 juni 2011
ECLI
ECLI:NL:RVS:2011:BQ7957
Zaaknummer
201012304/1/R2

Inhoudsindicatie

Bij besluit van 18 februari 2010 heeft de raad de aanvraag van Arti Imfa om een herziening van het bestemmingsplan "De Steiger" vast te stellen voor haar perceel De Steiger 51, afgewezen.

Uitspraak

201012304/1/R2.

Datum uitspraak: 15 juni 2011

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

Exploitatie Maatschappij Arti Imfa B.V., gevestigd te Almere,

appellante,

en

de raad van de gemeente Almere,

verweerder.

1. Procesverloop

Bij besluit van 18 februari 2010 heeft de raad de aanvraag van Arti Imfa om een herziening van het bestemmingsplan "De Steiger" vast te stellen voor haar perceel De Steiger 51, afgewezen.

Bij besluit van 7 oktober 2010, verzonden op 4 november 2010, heeft de raad het door Arti Imfa daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Tegen dit besluit heeft Arti Imfa bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 16 december 2010, beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 mei 2011, waar Arti Imfa, vertegenwoordigd door mr. H.J. Breeman, advocaat te Rotterdam, en de raad, vertegenwoordigd door mr. M.A. Klaver, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.

2. Overwegingen

2.1. In het bestemmingsplan "De Steiger" (hierna: het bestemmingsplan) is aan het perceel De Steiger 51 (hierna: het perceel) de bestemming "Bedrijfsdoeleinden (B)" met de aanduiding "zone III" toegekend.

Ingevolge artikel 3, lid 3.1, van de planregels, voor zover thans van belang, zijn de gronden op de plankaart aangewezen voor "Bedrijfsdoeleinden (B)" bestemd voor:

- in zone III: bedrijven behorende tot ten hoogste categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;

met dien verstande dat:

f. detailhandel en horeca niet zijn toegestaan;

met uitzondering van:

g. detailhandel in caravans.

2.2. Arti Imfa heeft de raad gevraagd het bestemmingsplan voor het perceel te herzien ten behoeve van de vestiging van detailhandel ter plaatse. De raad heeft deze aanvraag afgewezen. Arti Imfa kan zich niet verenigen met het bestreden besluit, waarbij de afwijzing van haar aanvraag is gehandhaafd.

2.3. Arti Imfa betoogt dat de raad het bestreden besluit in strijd met de artikelen 7:11 en 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) heeft genomen. Zij betoogt dat de raad door het advies van de commissie bezwaar- en beroepschriften van de gemeente Almere (hierna: de commissie), waarin staat dat het primaire besluit terughoudend is getoetst, over te nemen het bestreden besluit ten onrechte niet volledig heeft heroverwogen. Zij stelt tevens dat de raad ten onrechte niet is ingegaan op alle door Arti Imfa aangevoerde bezwaren. Voor zover de raad in het bestreden besluit wel op de door haar aangevoerde bezwaren is ingegaan, is het bestreden besluit volgens Arti Imfa niet deugdelijk gemotiveerd.

2.3.1. De raad stelt zich op het standpunt dat het bestreden besluit een volledige heroverweging inhoudt en dat hierin is ingegaan op de door Arti Imfa aangevoerde bezwaren. Het bestreden besluit berust op een voldoende draagkrachtige motivering, aldus de raad.

2.3.2. In het bestreden besluit is vermeld dat de raad het bezwaarschrift van Arti Imfa heeft voorgelegd aan de commissie. De commissie heeft geadviseerd de bezwaren tegen de afwijzing van het verzoek tot herziening van het plan ongegrond te verklaren, omdat voorzichtig moet worden omgegaan met het bestemmingsplan vanwege toekomstige ontwikkelingen in het gebied rondom de A6, het perceel onvoldoende parkeergelegenheid biedt en Arti Imfa geen rechten kan ontlenen aan andere in strijd met het bestemmingsplan zijnde situaties. In het bestreden besluit heeft de raad, na kennisneming van alle ter zake van belang zijnde feiten en omstandigheden, het door de commissie uitgebrachte advies en de daaraan ten grondslag gelegde motivering overgenomen en het bezwaarschrift ongegrond verklaard.

2.3.3. Nu in het advies van de commissie inhoudelijk is ingegaan op de door Arti Imfa naar voren gebrachte bezwaren, uit het bestreden besluit blijkt dat de raad dit advies en de daaraan ten grondslag gelegde motivering overneemt en hieruit blijkt dat de raad kennis heeft genomen van alle ter zake van belang zijnde feiten en omstandigheden, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat niet volledig is ingegaan op de door Arti Imfa aangevoerde bezwaren en dat geen volledige heroverweging van het primaire besluit heeft plaatsgevonden. Gelet op hetgeen in het bestreden besluit en het advies is vermeld, ziet de Afdeling evenmin aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit niet berust op een deugdelijke motivering. Het bestreden besluit is dan ook niet in strijd met de artikelen 7:11 en 7:12 van de Awb genomen. Het betoog faalt.

2.4. Voorts betoogt Arti Imfa dat de raad de afwijzing van haar verzoek tot herziening van het plan bij het bestreden besluit ten onrechte heeft gehandhaafd. Hiertoe voert zij aan dat de raad haar voorstel om de bestemming van het perceel te wijzigen teneinde leegstand te voorkomen, onvoldoende in zijn belangenafweging heeft betrokken en haar aanvraag uitsluitend heeft afgewezen op grond van het geldende beleidskader. Verder stelt Arti Imfa dat de raad het argument dat in verband met de verbreding van de A6 geen parkeerplaatsen kunnen worden aangelegd niet ten grondslag had mogen leggen aan het bestreden besluit, nu de raad had kunnen voorzien en ook is gebleken dat op de groenstrook waar Arti Imfa de parkeerplaatsen wil aanleggen geen ontsluiting naar de A6 zal worden gerealiseerd. Ten slotte voert Arti Imfa aan dat in strijd met het gelijkheidsbeginsel is gehandeld, nu elders in Almere met het bestemmingsplan strijdige detailhandel wordt gedoogd en gelegaliseerd, terwijl haar verzoek tot herziening ten behoeve van de vestiging van detailhandel is afgewezen.

2.4.1. De raad stelt zich op het standpunt dat hij de afwijzing van de aanvraag van Arti Imfa bij het bestreden besluit heeft gehandhaafd omdat de vestiging van detailhandel op het perceel in strijd is met het gemeentelijk beleid zoals neergelegd in de nota "Detailhandel in Almere, Ruimte en diversiteit in winkelgebieden" (hierna: het beleidskader detailhandel), nu op grond hiervan detailhandel niet is toegestaan op bedrijventerrein De Steiger. Verder kan Arti Imfa geen rechten ontlenen aan andere met het bestemmingsplan strijdige situaties, aldus de raad.

2.4.2. De Afdeling stelt voorop dat, gelet op de systematiek van de Wet ruimtelijke ordening, aan de raad in beginsel een grote mate van beleidsvrijheid toekomt bij het besluit omtrent het vaststellen van een bestemmingsplan.

2.4.3. De raad heeft in redelijkheid minder gewicht kunnen toekennen aan het belang van Arti Imfa bij het wijzigen van de bestemming van het perceel dan aan het belang vast te houden aan de uitgangspunten die ten grondslag hebben gelegen aan het geldende bestemmingsplan. De Afdeling overweegt daartoe het volgende. Het verzoek van Arti Imfa is gericht op het wijzigen van de bestemming van het perceel ten behoeve van de vestiging van detailhandel ter plaatse, waaraan is gekoppeld het verzoek om parkeerplaatsen toe te staan. Uit het bestreden besluit volgt dat de raad de afwijzing van het verzoek hiertoe in bezwaar heeft gehandhaafd, omdat de raad de vestiging van detailhandel op het perceel in strijd acht met het beleidskader detailhandel. Door Arti Imfa in niet betwist dat de vestiging van detailhandel ter plaatse in strijd is met dit beleidskader. De Afdeling is van oordeel dat de raad het verzoek om het bestemmingsplan voor het perceel te herzien reeds wegens strijd met het beleidskader detailhandel in redelijkheid heeft kunnen afwijzen en deze beslissing in het bestreden besluit heeft mogen handhaven. Daarbij merkt de Afdeling op dat de aanvraag van Arti Imfa om een tijdelijke ontheffing ten behoeve van de vestiging van een kringloopwinkel op het perceel dateert van na het bestreden besluit en derhalve niet van invloed kan zijn op de toetsing van dit besluit. Het betoog faalt.

2.5. In hetgeen Arti Imfa heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit is genomen in strijd met het recht. Het beroep is ongegrond.

2.6. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. B. Klein Nulent, ambtenaar van staat.

w.g. Van Sloten w.g. Klein Nulent

lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 15 juni 2011

218-694.