Home

Raad van State, 15-09-2010, BN6997, 201002214/1/M2

Raad van State, 15-09-2010, BN6997, 201002214/1/M2

Gegevens

Instantie
Raad van State
Datum uitspraak
15 september 2010
Datum publicatie
15 september 2010
ECLI
ECLI:NL:RVS:2010:BN6997
Zaaknummer
201002214/1/M2

Inhoudsindicatie

Bij besluit van 16 februari 2010 heeft het college krachtens artikel 83 van de Wet geluidhinder hogere geluidsgrenswaarden vastgesteld voor 29 woningen in verband met de aanleg van een nieuw wegvak ten behoeve van de tweede ontsluitingsweg Hoek van Holland in de gemeente Westland. Dit besluit is op 22 februari 2010 ter inzage gelegd.

Uitspraak

201002214/1/M2.

Datum uitspraak: 15 september 2010

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant], wonend te [woonplaats],

en

het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland,

verweerder.

1. Procesverloop

Bij besluit van 16 februari 2010 heeft het college krachtens artikel 83 van de Wet geluidhinder hogere geluidsgrenswaarden vastgesteld voor 29 woningen in verband met de aanleg van een nieuw wegvak ten behoeve van de tweede ontsluitingsweg Hoek van Holland in de gemeente Westland. Dit besluit is op 22 februari 2010 ter inzage gelegd.

Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 1 april 2010, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 27 april 2010.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 augustus 2010, waar [appellant] in persoon en bijgestaan door mr. G.G. Kranendonk, en het college, vertegenwoordigd door ir. M.H. Bovy en E. Scholten, zijn verschenen.

2. Overwegingen

2.1. [appellant] woont in een van de woningen waarvoor bij het bestreden besluit hogere geluidsgrenswaarden zijn vastgesteld.

2.2. Ter zitting heeft [appellant] de beroepsgronden over de geluidsbelasting op zijn tuin, het toepassen van stil asfalt, het verleggen van de rotonde nabij zijn woning, de overschrijding van de maximum snelheid op de Lange Kruisweg en de toepassing van de in artikel 110g van de Wet geluidhinder bedoelde aftrek op de berekende geluidsbelasting, ingetrokken.

2.3. Ingevolge artikel 82, eerste lid, van de Wet geluidhinder, behoudens het in de artikelen 83, 100 en 100a bepaalde, de voor woningen binnen een zone ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting van de gevel, vanwege de weg, 48 dB.

Ingevolge artikel 83, eerste lid, in samenhang met het derde lid, aanhef en onder b, voor zover hier van belang, kan voor de ter plaatse ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting als bedoeld in artikel 82, eerste lid, een hogere dan de in dat artikel genoemde waarde worden vastgesteld, met dien verstande dat deze waarde voor reeds aanwezige woningen in buitenstedelijk gebied 58 dB niet te boven mag gaan.

Ingevolge artikel 110a, vijfde lid, in samenhang met het eerste en het zevende lid, voor zover hier van belang, stellen gedeputeerde staten slechts een hogere waarde vast, indien toepassing van maatregelen, gericht op het terugbrengen van de geluidsbelasting vanwege de weg op de gevel van de betrokken woningen tot de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting onvoldoende doeltreffend zal zijn dan wel overwegende bezwaren ontmoet van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard.

2.4. [appellant] betoogt dat het bestreden besluit niet in overeenstemming is met artikel 110a, vijfde lid, van de Wet geluidhinder. Volgens hem heeft het college onvoldoende gemotiveerd waarom wordt afgezien van het treffen van aanvullende geluidsreducerende maatregelen.

2.4.1. Het college heeft zich bij het nemen van het bestreden besluit gebaseerd op het door de gemeente Rotterdam uitgevoerde akoestisch onderzoek, waarvan de resultaten zijn neergelegd in het rapport "Akoestisch onderzoek 2e Ontsluitingsweg bij Pettendijk te Westland" van 5 november 2009 (hierna: het akoestisch rapport). Volgens het akoestisch rapport zal de tweede ontsluitingsweg waar mogelijk worden voorzien van stil asfalt. Op plaatsen waar dat niet mogelijk is worden geluidschermen met een hoogte van twee meter geplaatst. Door de geprojecteerde rotonde stuit toepassing van stil asfalt en geluidschermen ter hoogte van de woning van [appellant] volgens het college op bezwaren van overwegend verkeerskundige, veiligheidstechnische en financiële aard. Dit omdat stil asfalt door de open structuur kwetsbaar is en ter hoogte van rotondes, kruisingen en bochten de fysieke belasting op het wegdek hoog is. Plaatsing van geluidschermen ter hoogte van de rotonde is in verband met zicht op en vanuit de Lange Kruisweg niet gewenst en stuit daarmee op overwegende bezwaren van verkeerskundige aard. Bovendien zal een geluidscherm ter hoogte van de rotonde geen tot weinig effect hebben, omdat deze slechts van beperkte lengte kan zijn, aldus het college.

2.4.2. In hetgeen [appellant] aanvoert ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het college zich met deze motivering niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het nemen van aanvullende geluidsreducerende maatregelen onvoldoende doeltreffend zal zijn en overwegende bezwaren ontmoet van verkeerskundige en financiële aard.

De beroepsgrond faalt.

2.5. [appellant] betoogt dat bij het bij het akoestisch onderzoek gehanteerde rekenmodel ongeschikt is voor de specifieke situatie bij zijn woning, omdat in dat model slechts van gemiddelden wordt uitgegaan.

Daarnaast betoogt hij dat een aantal bij de berekeningen gehanteerde uitgangspunten onjuist is en dat niet met alle relevante geluidsbronnen rekening is gehouden. [appellant] stelt dat de verkeersintensiteit met name wat betreft vrachtverkeer te laag is ingeschat en dat onvoldoende rekening is gehouden met weersinvloeden. Verder stelt hij dat de verkeerssnelheid op de Lange Kruisweg hoger ligt dan in het rapport is vermeld en dat de geluidsbelasting van de Pettendijk ten onrechte niet in de berekeningen is meegenomen.

2.5.1. Ingevolge artikel 110e van de Wet geluidhinder kan de minister regels stellen omtrent al hetgeen betrekking heeft op de wijze waarop de akoestische onderzoeken, bedoeld in deze wet, worden uitgevoerd.

De in dit voorschrift bedoelde regels zijn gesteld in het Reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2006.

Ingevolge artikel 3.3. van het Reken- en meetvoorschrift 2006 wordt het equivalente geluidsniveau vanwege een weg bepaald volgens de in hoofdstuk 2 van bijlage III beschreven standaardrekenmethode II.

2.5.2. Uit het akoestisch rapport blijkt dat het akoestisch onderzoek overeenkomstig het Reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2006 en de daarin weergegeven standaardrekenmethode II is uitgevoerd. In de toelichting op het hierboven weergegeven artikel 3.3 is opgemerkt dat deze methode zodanig is dat voor vrijwel alle situaties een betrouwbaar resultaat verkregen wordt. Alleen voor heel bijzondere situaties kan een andere of aanvullende methode noodzakelijk zijn voor een juiste bepaling van het geluidsniveau, aldus de toelichting.

Niet is gebleken van een bijzondere situatie die noopt tot het toepassen van een andere of aanvullende methode.

2.5.3. Uit het akoestisch rapport blijkt - gelijk het college heeft gesteld - dat in het gehanteerde rekenmodel alle omgevingsspecifieke kenmerken zijn ingevoerd, waaronder een volgens de standaardrekenmethode te hanteren meteocorrectieterm. De in het onderzoek gebruikte verkeersintensiteiten zijn gebaseerd op tellingen van de provincie die openbaar zijn. Verder is in het akoestisch rapport rekening gehouden met het feit dat op de geprojecteerde rotonde geen stil asfalt wordt aangebracht en aldaar geen geluidschermen worden opgericht.

[appellant] heeft niet aannemelijk gemaakt dat de in het rekenmodel ingevoerde gegevens onjuist zijn. De Afdeling ziet dan ook geen grond voor het oordeel dat het akoestisch rapport in zoverre onjuist is.

2.5.4. Ingevolge artikel 110a, zesde lid, van de Wet geluidhinder stellen gedeputeerde staten, indien artikel 100f van toepassing is, slechts een hogere waarde vast voor zover de gecumuleerde geluidsbelastingen na de correctie op grond van artikel 110f, derde lid, niet leiden tot een naar hun oordeel onaanvaardbare geluidsbelasting.

2.5.5. In het akoestisch rapport is bij de cumulatieberekeningen uitgegaan van een maximale snelheid op de Lange Kruisweg van 50 km/u in plaats van 60 km/u en is het verkeer op de Pettendijk niet meegenomen. Het college heeft daarom nieuwe berekeningen uitgevoerd. Daaruit blijkt dat ter plaatse van de woning van [appellant] de gecumuleerde geluidsbelasting ten gevolge van de aanleg van de tweede ontsluitingsweg niet toeneemt ten opzichte van de huidige gecumuleerde geluidsbelasting van het verkeer op de Oude Pettendijk en de Lange Kruisweg. Het college heeft daarom kunnen oordelen dat de gecumuleerde geluidsbelasting niet leidt tot een onaanvaardbare geluidsbelasting.

2.5.6. De beroepsgrond faalt.

2.6. Het beroep is ongegrond.

2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Kreveld, voorzitter, en drs. H. Borstlap en mr. W. Sorgdrager, leden, in tegenwoordigheid van mr. F.B. van der Maesen de Sombreff, ambtenaar van Staat.

w.g. Van Kreveld w.g. Van der Maesen de Sombreff

Voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 15 september 2010

190-628.