Home

Raad van State, 02-09-2010, BN6679, 200904984/1/V1

Raad van State, 02-09-2010, BN6679, 200904984/1/V1

Gegevens

Instantie
Raad van State
Datum uitspraak
2 september 2010
Datum publicatie
13 september 2010
ECLI
ECLI:NL:RVS:2010:BN6679
Zaaknummer
200904984/1/V1

Inhoudsindicatie

COa / vergoeding noodzakelijke kosten / contra-expertise taalanalyse / anonieme opsteller / vergewisplicht / onafhankelijkheid / deskundigheid

Zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, brengt de enkele omstandigheid dat de identiteit van de opsteller van de contra-expertise vooralsnog niet uit de contra-expertise blijkt niet als vanzelf mee dat die opsteller niet kan worden beschouwd als onafhankelijk en deskundig. Waar het op aankomt is of controleerbaar is door wie en onder welke omstandigheden het onderzoek is verricht. Daarbij is richtinggevend dat in lijn met de uitspraak van de Afdeling van 16 april 2010 in zaak nr. 200903085/1/V1 (www.raadvanstate.nl) de aan die opsteller te stellen kwaliteitseisen vergen dat het een academisch opgeleide linguïst betreft met actuele kennis van de taal waarover hij/zij rapporteert, zijn/haar deskundigheid en onafhankelijkheid controleerbaar zijn, zijn/haar identiteit daartoe bij De Taalstudio bekend is en dat De Taalstudio bereid is desgevraagd het COa dan wel de rechter, desnoods onder geheimhouding, de identiteit van de opsteller mede te delen. Reeds omdat het COa De Taalstudio niet heeft verzocht om de identiteit van de opsteller van de contra-expertise bekend te maken, kan aan het ontbreken van de identiteitsgegevens van de opsteller daarvan niet de conclusie worden verbonden dat het door hem/haar te vervaardigen weerwoord niet als onafhankelijk en deskundig kan worden aangemerkt.

De grief faalt.

Uitspraak

200904984/1/V1.

Datum uitspraak: 2 september 2010

Raad van State

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

het Centraal Orgaan opvang asielzoekers,

appellant,

tegen de uitspraak van de rechtbank 's Gravenhage, nevenzittingsplaats 's Hertogenbosch, van 2 juli 2009 in zaak nr. 08/41878 in het geding tussen:

[de vreemdeling]

en

het COa.

1. Procesverloop

Bij besluit van 24 november 2008 heeft het COa een verzoek van de vreemdeling om vergoeding van kosten voor een contra-expertise taalanalyse derde fase afgewezen. Dit besluit is aangehecht.

Bij uitspraak van 2 juli 2009, verzonden op 7 juli 2009, heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat het COa een nieuw besluit op het verzoek neemt met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft het COa bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 10 juli 2009, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.

De vreemdeling heeft een verweerschrift ingediend.

Vervolgens is het onderzoek gesloten.

2. Overwegingen

2.1. Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers (hierna: de Wet COa) is het COa onder meer belast met de materiële en immateriële opvang van asielzoekers.

Ingevolge het tweede lid kan de minister van Justitie (hierna: de minister) het COa taken als bedoeld in het eerste lid opdragen met betrekking tot andere categorieën vreemdelingen.

Ingevolge artikel 12 kan de minister regels stellen met betrekking tot verstrekkingen aan asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen als bedoeld in artikel 3, tweede lid.

De Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 (hierna: de Rva 2005), zoals die ten tijde van belang luidde, strekt ter uitvoering van artikel 12 van de Wet COa.

In artikel 3 van de Rva 2005 is bepaald aan welke categorieën asielzoekers of daarmee gelijk te stellen categorieën vreemdelingen door het COa opvang wordt geboden.

Ingevolge artikel 9, eerste lid, aanhef en onder g, omvat de opvang in een opvangvoorziening in elk geval betaling van buitengewone kosten.

Ingevolge artikel 17, eerste lid, kan een asielzoeker een vergoeding ontvangen voor buitengewone kosten, als bedoeld in artikel 9, eerste lid, aanhef en onder g, die hij heeft gemaakt.

Ingevolge het tweede lid zijn buitengewone kosten noodzakelijke kosten die vanwege hun aard of hoogte in redelijkheid niet geacht kunnen worden door de asielzoeker zelf te worden betaald.

In de toelichting op artikel 17, eerste en tweede lid, van de Rva 2005 (Stcrt. 2005, 24, p. 15) is, voor zover thans van belang, het volgende vermeld:

"Het gaat om kosten waarvan in redelijkheid geoordeeld kan worden dat zij noodzakelijk zijn. Het orgaan zal deze kosten in alle redelijkheid als buitengewoon moeten kunnen aanmerken. Voorwaarde hierbij is dat de kosten in enige mate (direct of indirect) gerelateerd zijn aan het verblijf in de voorziening of aan de (medische en mentale) situatie van betrokkene. Dat betekent dat het mogelijk is dat ook kosten vergoed kunnen worden die niet opgehangen zijn aan, of verbonden zijn met de asielprocedure."

2.2. Het besluit van 24 november 2008 steunt op het standpunt dat kosten welke samenhangen met een contra-expertise die is verricht door een anonieme opsteller geen noodzakelijke kosten als bedoeld in artikel 17, tweede lid, van de Rva 2005 zijn. Achtergrond daarvan is dat het niet doelmatig zou zijn om publieke middelen te besteden aan een contra expertise dan wel weerwoord, waaraan in het licht van de Afdelingsjurisprudentie geen waarde kan worden gehecht. Het COa verlangt daarbij dat met het oog op de onafhankelijkheid en deskundigheid van de desbetreffende opsteller zijn/haar identiteit en hoedanigheid bekend zijn, omdat anders ook niet achteraf controleerbaar is door wie en onder welke omstandigheden het onderzoek heeft plaatsgevonden.

2.3. In de enige grief klaagt het COa dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het COa zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de kosten voor de derde fase van de contra expertise taalanalyse geen noodzakelijk kosten als bedoeld in artikel 17, tweede lid, van de Rva 2005 zijn. Daartoe voert het COa aan dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het feit dat De Taalstudio aangeeft dat bij hem de identiteit van de opsteller van de contra expertise bekend is en dat hij instaat voor de kwaliteit van de opsteller nog niet controleerbaar maken door wie en onder welke omstandigheden het onderzoek is verricht. Ook het indienen van een curriculum vitae (hierna: cv), dat anoniem is, maakt een en ander nog niet controleerbaar, aldus het COa.

2.3.1. Ten behoeve van de vreemdeling is, onder begeleiding van De Taalstudio, een contra expertise taalanalyse uitgebracht. Bij brief van 28 mei 2008 heeft De Taalstudio de vreemdeling gemeld dat de opsteller van de contra-expertise hem heeft verzocht zijn/haar identiteit niet prijs te geven en dat de Taalstudio voor het opstellen van het weerwoord gebruik zal maken van dezelfde anonieme opsteller. Bij brief van 13 november 2008 heeft De Taalstudio de vreemdeling een anoniem cv van de opsteller overgelegd, waarin staat dat de opsteller afkomstig is uit de Hoorn van Afrika, dat hij/zij vanaf de geboorte tot heden daar heeft verbleven, dat hij/zij naast andere talen vloeiend Somalisch spreekt en dat zijn/haar opleidingsniveau 'Ph.D. Linguistics' is. Voorts heeft De Taalstudio vermeld dat hij beschikt over een exemplaar van zijn/haar volledige cv met publicatielijst en dat hij ervoor instaat dat zijn/haar kwalificaties voldoen aan de door de Guidelines gestelde standaard. De Taalstudio heeft zich ook bereid verklaard om, indien nodig, daarover nader onder ede te verklaren.

2.3.2. Zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, brengt de enkele omstandigheid dat de identiteit van de opsteller van de contra-expertise vooralsnog niet uit de contra-expertise blijkt niet als vanzelf mee dat die opsteller niet kan worden beschouwd als onafhankelijk en deskundig. Waar het op aankomt is of controleerbaar is door wie en onder welke omstandigheden het onderzoek is verricht. Daarbij is richtinggevend dat in lijn met de uitspraak van de Afdeling van 16 april 2010 in zaak nr. 200903085/1/V1 (www.raadvanstate.nl) de aan die opsteller te stellen kwaliteitseisen vergen dat het een academisch opgeleide linguïst betreft met actuele kennis van de taal waarover hij/zij rapporteert, zijn/haar deskundigheid en onafhankelijkheid controleerbaar zijn, zijn/haar identiteit daartoe bij De Taalstudio bekend is en dat De Taalstudio bereid is desgevraagd het COa dan wel de rechter, desnoods onder geheimhouding, de identiteit van de opsteller mede te delen. Reeds omdat het COa De Taalstudio niet heeft verzocht om de identiteit van de opsteller van de contra-expertise bekend te maken, kan aan het ontbreken van de identiteitsgegevens van de opsteller daarvan niet de conclusie worden verbonden dat het door hem/haar te vervaardigen weerwoord niet als onafhankelijk en deskundig kan worden aangemerkt.

De grief faalt.

2.3.3. Het hoger beroep is kennelijk ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

2.3.4. Het COa dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

I. bevestigt de aangevallen uitspraak;

II. veroordeelt het Centraal Orgaan opvang asielzoekers tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 322,00 (zegge: driehonderdtweeëntwintig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, voorzitter, en mr. B. van Wagtendonk en mr. M.A.A. Mondt Schouten, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.W. Groeneweg, ambtenaar van Staat.

w.g. Lubberdink

voorzitter

w.g. Groeneweg

ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 2 september 2010

32-587.

Verzonden: 2 september 2010

Voor eensluidend afschrift,

de secretaris van de Raad van State,

mr. H.H.C. Visser