Home

Raad van State, 07-04-2010, BM0196, 200905975/1/H2

Raad van State, 07-04-2010, BM0196, 200905975/1/H2

Gegevens

Instantie
Raad van State
Datum uitspraak
7 april 2010
Datum publicatie
7 april 2010
ECLI
ECLI:NL:RVS:2010:BM0196
Zaaknummer
200905975/1/H2

Inhoudsindicatie

Bij besluit van 14 december 2007 heeft de raad voor rechtsbijstand Amsterdam (hierna: de raad) de aanvraag van [wederpartij] om een toevoeging voor rechtsbijstand afgewezen.

Uitspraak

200905975/1/H2.

Datum uitspraak: 7 april 2010

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

de raad voor rechtsbijstand Amsterdam,

appellant,

tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 24 juni 2009 in zaak nr. 08/1534 in het geding tussen:

[wederpartij], wonend te [woonplaats],

en

de raad voor rechtsbijstand Amsterdam.

1. Procesverloop

Bij besluit van 14 december 2007 heeft de raad voor rechtsbijstand Amsterdam (hierna: de raad) de aanvraag van [wederpartij] om een toevoeging voor rechtsbijstand afgewezen.

Bij ongedateerd besluit dat is verzonden op 22 april 2008, heeft de raad het door [wederpartij] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 24 juni 2009, verzonden op 29 juni 2009, heeft de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank), voor zover hier van belang, het door [wederpartij] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard en het besluit van 22 april 2008 vernietigd. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft de raad bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 10 augustus 2009, hoger beroep ingesteld.

[wederpartij] heeft een verweerschrift ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 maart 2010, waar uitsluitend de raad, vertegenwoordigd door mr. K. Achefai, werkzaam bij het Centraal Kantoor van de raad te Utrecht, is verschenen.

2. Overwegingen

2.1. Ingevolge artikel 28, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wet op de rechtsbijstand (hierna: de Wrb) kan de raad de toevoeging weigeren indien de aanvraag betrekking heeft op een rechtsbelang ter zake waarvan de aanvrager aanspraak kan maken op rechtsbijstand op grond van een eerder afgegeven toevoeging.

Ingevolge artikel 32 geldt de toevoeging uitsluitend voor het rechtsbelang ter zake waarvoor zij is verleend en, in het geval van een procedure, voor de behandeling daarvan in één instantie, de tenuitvoerlegging van de rechterlijke uitspraak daaronder begrepen.

2.2. [wederpartij] heeft op 22 oktober 2007 een toevoeging aangevraagd ter zake van de ontbinding van een arbeidsovereenkomst. De raad heeft bij besluit van 14 december 2007 deze aanvraag afgewezen en zich daarbij op het standpunt gesteld dat de werkzaamheden onder het bereik vallen van een eerder afgegeven toevoeging. Deze eerdere toevoeging is verleend ter zake van een geschil over de door de werkgever aangekondigde opschorting van loonbetaling.

2.3. De rechtbank heeft geoordeeld dat het besluit op bezwaar van 22 april 2008 wegens onvoldoende motivering niet in stand kan blijven aangezien tussen de zaken waarvoor toevoegingen zijn aangevraagd geen dermate grote mate van verwevenheid kan worden aangenomen dat sprake is van hetzelfde rechtsbelang. Daarbij heeft de rechtbank overwogen dat hoewel beide procedures voortvloeien uit de arbeidsverhouding tussen [wederpartij] en haar werkgever, de procedures van verschillende aard zijn en niet op het hetzelfde feitencomplex zijn gebaseerd.

2.4. De raad betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat beide zaken betrekking hebben op hetzelfde rechtsbelang en dat verschillende procedures niet aan de orde zijn. De raad heeft erop gewezen dat uit de beschikking van de kantonrechter van 14 november 2007 blijkt dat de werkgever onder meer het gedrag van [wederpartij] tijdens haar ziekte aan zijn ontbindingsverzoek ten grondslag heeft gelegd, hetgeen volgens de raad een zodanige verwevenheid tussen beide procedures betekent, dat sprake is van hetzelfde rechtsbelang. Voorts betoogt de raad dat geen sprake is van diversiteit van instanties, aangezien de eerder verleende toevoeging niet is gebruikt voor het voeren van een procedure.

2.5. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in bijvoorbeeld de uitspraak van 15 oktober 1999 in zaken nrs. H01.99.0159 tot en met H01.99.0163 (AB 2000, 2) volgt uit de artikelen 28, eerste lid, aanhef en onder b, en 32 van de Wrb, in onderlinge samenhang bezien, dat, indien sprake is van verschillende rechtsbelangen ter zake waarvan rechtsbijstand wordt gevraagd, in beginsel meerdere toevoegingen moeten worden verstrekt. Als sprake is van één rechtsbelang kan met één toevoeging worden volstaan, tenzij sprake is van verschillende procedures dan wel in geval van één procedure sprake is van meer dan één instantie als bedoeld in artikel 32 van de Wrb.

2.6. De rechtbank is terecht en op goede gronden tot het oordeel gekomen dat in dit geval niet een dermate grote mate van verwevenheid tussen beide rechtsbelangen kan worden aangenomen, dat sprake is van hetzelfde rechtsbelang. Dat de feiten die hebben geleid tot het geschil over de opschorting van loonbetaling, te weten dat [wederpartij] niet op de verzoeken van haar werkgever om tijdens haar ziekte contact met hem op te nemen heeft gereageerd, ook zijn betrokken bij het geschil over het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst maakt niet dat beide geschillen hetzelfde rechtsbelang betreffen. Bij de ontbindingsprocedure is het rechtsbelang gelegen in het behoud van de arbeidsovereenkomst, terwijl in het geschil over de opschorting van loonbetaling het rechtsbelang betrekking heeft op de doorbetaling van loon. De behartiging van deze belangen noopt de advocaat tot het verrichten van te onderscheiden werkzaamheden die kunnen resulteren in het voeren van uitlopende procedures.

Het betoog van de raad dat sprake is van hetzelfde rechtsbelang, faalt.

2.7. Aangezien geen sprake is van hetzelfde rechtsbelang, wordt niet meer toegekomen aan de bespreking van het betoog van de raad dat sprake is van één procedure in niet meer dan één instantie.

2.8. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

2.9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. C.W. Mouton, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Meurs-Heuvel, ambtenaar van Staat.

w.g. Mouton w.g. Van Meurs-Heuvel

lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 7 april 2010

47-609.