Home

Raad van State, 04-02-2010, BL3920, 201000405/2/V3

Raad van State, 04-02-2010, BL3920, 201000405/2/V3

Gegevens

Instantie
Raad van State
Datum uitspraak
4 februari 2010
Datum publicatie
15 februari 2010
ECLI
ECLI:NL:RVS:2010:BL3920
Zaaknummer
201000405/2/V3
Relevante informatie
Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-06-2023 tot 01-07-2023], Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-06-2023 tot 01-07-2023] art. 8:81

Inhoudsindicatie

Voorlopige voorziening / geen spoedeisend belang / door rechtbank geen termijn gesteld voor nemen nieuw besluit

Het besluit van 16 maart 2009, waarbij de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd is ingetrokken, is geen op een aanvraag van de vreemdeling genomen besluit. De enkele vernietiging van dat besluit door de rechtbank brengt niet met zich dat op de staatssecretaris de verplichting rust om een nieuw besluit te nemen. Dat de uitspraak van de rechtbank niettemin strekt tot het nemen van een nieuw besluit, levert geen spoedeisend belang op, als bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht, nu de rechtbank daartoe geen termijn heeft gesteld en bij gebreke van het voldoen aan deze opdracht geen dwangsom kan worden verbeurd.

Uitspraak

201000405/2/V3.

Datum uitspraak: 4 februari 2010

Raad van State

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:

de staatssecretaris van Justitie,

verzoeker,

tegen de uitspraak van de rechtbank 's Gravenhage, nevenzittingsplaats Zwolle, van 18 december 2009 in zaak nr. 09/13109 in het geding tussen:

[de vreemdeling]

en

de staatssecretaris van Justitie.

1. Procesverloop

Bij besluit van 16 maart 2009 heeft de staatssecretaris van Justitie (hierna: de staatssecretaris) de aan [de vreemdeling] (hierna: de vreemdeling) verleende verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingetrokken.

Bij uitspraak van 18 december 2009, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank 's Gravenhage, nevenzittingsplaats Zwolle (hierna: de rechtbank), het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris een nieuw besluit op de aanvraag neemt met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen.

Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 12 januari 2010, hoger beroep ingesteld.

Voorts heeft de staatssecretaris de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De vreemdeling heeft een verweerschrift ingediend.

2. Overwegingen

2.1. Het verzoek is er op gericht dat bij wijze van voorlopige voorziening wordt bepaald dat de staatssecretaris in afwachting van de uitspraak op het door hem ingestelde hoger beroep geen nieuw besluit hoeft te nemen en geen dwangsom wordt verbeurd.

2.2. Het besluit van 16 maart 2009, waarbij de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd is ingetrokken, is geen op een aanvraag van de vreemdeling genomen besluit. De enkele vernietiging van dat besluit door de rechtbank brengt niet met zich dat op de staatssecretaris de verplichting rust om een nieuw besluit te nemen. Dat de uitspraak van de rechtbank niettemin strekt tot het nemen van een nieuw besluit, levert geen spoedeisend belang op, als bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht, nu de rechtbank daartoe geen termijn heeft gesteld en bij gebreke van het voldoen aan deze opdracht geen dwangsom kan worden verbeurd.

2.3. Nu enig ander spoedeisend belang, anders dan het verbeuren van een dwangsom, door de staatssecretaris niet is gesteld, dient het verzoek als kennelijk ongegrond te worden afgewezen.

2.4. De staatssecretaris dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.

3. Beslissing

De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. wijst het verzoek af;

II. veroordeelt de staatssecretaris van Justitie tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 437,00 (zegge: vierhonderdzevenendertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

Aldus vastgesteld door mr. P.A. Offers, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. E.K. van Leening, ambtenaar van Staat.

w.g. Offers

voorzitter

w.g. Van Leening

ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 4 februari 2010

513.

Verzonden: 4 februari 2010

Voor eensluidend afschrift,

de secretaris van de Raad van State,

mr. H.H.C. Visser