Home

Raad van State, 17-06-2009, BI8447, 200808176/1/H3

Raad van State, 17-06-2009, BI8447, 200808176/1/H3

Gegevens

Instantie
Raad van State
Datum uitspraak
17 juni 2009
Datum publicatie
17 juni 2009
ECLI
ECLI:NL:RVS:2009:BI8447
Zaaknummer
200808176/1/H3

Inhoudsindicatie

Bij brief van 26 november 2006 heeft [appellant] de Gemeentelijke Gezondheidsdienst Amsterdam (hierna: de GGD) verzocht om toezending van een aantal documenten.

Uitspraak

200808176/1/H3.

Datum uitspraak: 17 juni 2009

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te Amsterdam,

tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 15 oktober 2008 in zaak nr. 07/3657 in het geding tussen:

[appellant]

en

het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam.

1. Procesverloop

Bij brief van 26 november 2006 heeft [appellant] de Gemeentelijke Gezondheidsdienst Amsterdam (hierna: de GGD) verzocht om toezending van een aantal documenten.

Bij brief van 26 februari 2007 heeft [appellant] bezwaar gemaakt tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn verzoek.

Bij brief van 3 april 2007 heeft de GGD aan [appellant] een kopie van zijn dossier toegezonden.

Bij besluit van 5 september 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (hierna: het college) het door [appellant] gemaakte bezwaar gegrond verklaard met dien verstande dat hieraan geen gevolgen zijn verbonden omdat inmiddels aan het verzoek van [appellant] is voldaan.

Bij uitspraak van 15 oktober 2008, verzonden op 16 oktober 2008, heeft de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 11 november 2008, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 11 december 2008.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 27 april 2009, waar [appellant] in persoon, en het college, vertegenwoordigd door mr. A.G.M. ter Laak, ambtenaar in dienst van de gemeente, en [hoofd] Afdeling Vangnet en Advies van de GGD Amsterdam, zijn verschenen.

2. Overwegingen

2.1. Ingevolge artikel 1, eerste lid, aanhef en onder b van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: de Wob) wordt onder bestuurlijke aangelegenheid verstaan een aangelegenheid die betrekking heeft op beleid van een bestuursorgaan, daaronder begrepen de voorbereiding en de uitvoering ervan.

Ingevolge artikel 3, eerste lid, kan een ieder een verzoek om informatie neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid richten tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf.

 

Ingevolge artikel 35, eerste lid, van de Wet bescherming persoonsgegevens (hierna: de Wbp) heeft de betrokkene het recht zich vrijelijk en met redelijke tussenpozen tot de verantwoordelijke te wenden met het verzoek hem mede te delen of hem betreffende persoonsgegevens worden verwerkt. De verantwoordelijke deelt de betrokkene schriftelijk binnen vier weken mee of hem betreffende persoonsgegevens worden verwerkt.

Ingevolge het tweede lid bevat de mededeling, indien zodanige gegevens worden verwerkt, een volledig overzicht daarvan in begrijpelijke vorm, een omschrijving van het doel of de doeleinden van de verwerking, de categorieën van gegevens waarop de verwerking betrekking heeft en de ontvangers of categorieën van ontvangers, alsmede de beschikbare informatie over de herkomst van de gegevens.

2.2. Bij brief van 26 november 2006 heeft [appellant] met een beroep op de Wob en de Wbp de GGD verzocht om toezending van:

1. een overzicht van alle gegevens die door over hem worden gehouden door de GGD, met name door Team Vangnet;

2. een overzicht van gegevens over hem die door de GGD opgevraagd zijn bij andere instanties;

3. een overzicht van de gegevensverstrekking aan derden door de GGD;

4. een kopie van alle correspondentie (inclusief e-mail verkeer) met betrekking tot hem, tussen de GGD enerzijds, en anderzijds wethouder Marijke Vos, andere wethouders, en de directie Openbare Orde en Veiligheid.

2.3. Het college heeft bij het besluit van 5 september 2007 het door [appellant] gemaakte bezwaar gegrond verklaard met dien verstande dat hieraan geen gevolgen zijn verbonden omdat inmiddels aan het verzoek van [appellant] is voldaan. Het college heeft aan dit besluit ten grondslag gelegd dat enkel de Wbp en niet de Wob op het verzoek van [appellant] van toepassing is, omdat het verzoek geen betrekking heeft op een bestuurlijke aangelegenheid. Het college heeft voorts het standpunt ingenomen dat met het overleggen van het dossier van [appellant] bij brief van 3 april 2007 aan zijn verzoek is voldaan en dat het niet over meer documenten beschikt.

2.3.1. De Afdeling verstaat dit besluit aldus dat het college het verzoek om openbaarmaking op grond van de Wob heeft afgewezen op de grond dat het verzoek geen betrekking heeft op een bestuurlijke aangelegenheid.

2.3.2. [appellant] betoogt met recht dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het college zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat enkel de Wpb op zijn verzoek van toepassing is. Onder bestuurlijke aangelegenheid wordt verstaan een aangelegenheid die betrekking heeft op beleid van een bestuursorgaan, daaronder begrepen de voorbereiding en de uitvoering ervan. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (onder meer de uitspraak van 3 oktober 2007 in zaak nr. 200701294/1) moet de term "bestuurlijk" in dit verband ruim worden opgevat en heeft deze betrekking op het openbaar bestuur in al zijn facetten. Anders dan de rechtbank is de Afdeling van oordeel dat het verzoek van [appellant] betrekking heeft op een bestuurlijke aangelegenheid, te weten de wijze waarop de GGD zijn taken vervult. [appellant] heeft voorts zijn verzoek gebaseerd op de Wob en dit in het verloop van de procedure uitdrukkelijk herhaald. Gelet hierop kan het oordeel van de rechtbank dat de Wob niet op het verzoek van [appellant] van toepassing is in rechte geen stand houden.

2.4. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd voor zover het beroep gericht tegen de afwijzing van het Wob-verzoek van [appellant] ongegrond is verklaard. Het besluit van 5 september 2007 dient te worden vernietigd voor zover het college het verzoek om openbaarmaking op grond van de Wob heeft afgewezen. Het college dient alsnog op dit verzoek te beslissen.

2.5. [appellant] heeft voorts aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte aannemelijk heeft geacht dat het college over niet meer gegevens, die onder zijn verzoek op grond van de Wpb vallen, beschikt. In dit verband voert hij aan dat de rechtbank ten onrechte heeft geweigerd een medewerker van de GGD ter zitting onder ede te horen.

2.5.1. De rechtbank heeft, onder verwijzing naar onder meer de uitspraak van de Afdeling van 26 april 2006 (zaak nr. 200509349/1), overwogen dat het, wanneer door een bestuursorgaan wordt gesteld dat na onderzoek is gebleken dat een bepaald document niet of niet meer onder hem berust en een dergelijke mededeling niet ongeloofwaardig voorkomt, in beginsel aan degene is die om informatie verzoekt om aannemelijk te maken dat een bepaald document toch onder dat bestuursorgaan berust. Weliswaar heeft [appellant] met recht aangevoerd dat bovengenoemde uitspraak van de Afdeling van 26 april 2006 betrekking heeft op een verzoek op grond van de Wob, dit laat onverlet dat de strekking van deze uitspraak ook geldt voor verzoeken op grond van de Wbp.

Bij brief van 3 april 2007 heeft de GGD aan [appellant] een kopie van zijn dossier toegezonden. In zijn beroepschrift bij de rechtbank heeft [appellant] een aantal gegevens genoemd die volgens hem ontbreken. Het college heeft per gegeven gemotiveerd verweer gevoerd. Dit verweer komt de Afdeling niet ongeloofwaardig voor. Gelet hierop deelt de Afdeling het oordeel van de rechtbank dat geen aanleiding bestaat te twijfelen aan het standpunt van het college dat het niet over meer gegevens beschikt dan het bij brief van 3 april 2007 aan [appellant] heeft toegezonden. Voor de rechtbank bestond dan ook geen aanleiding de medewerker van de GGD ter zitting onder ede te horen.

Het betoog faalt.

2.6. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd voor zover deze niet is vernietigd zoals hierboven weergegeven onder 2.4.

2.7. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

I. verklaart het hoger beroep gegrond;

II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 15 oktober 2008 in zaak nr. 07/3657, voor zover het beroep gericht tegen de afwijzing van het verzoek van [appellant] op grond van de Wet openbaarheid van bestuur ongegrond is verklaard;

III. bevestigt de aangevallen uitspraak voor het overige;

IV. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond;

V. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam van 5 september 2007, kenmerk BZ.1.07.0237.001/DJZ, voor zover het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam het verzoek van [appellant] om openbaarmaking op grond van de Wob heeft afgewezen;

VI. gelast dat de gemeente Amsterdam aan [appellant] het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 359,00 (zegge: driehonderdnegenenvijftig euro) voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. E.J.A. Idema, ambtenaar van Staat.

w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Idema

lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 17 juni 2009

512.