Home

Raad van State, 15-04-2009, BI1081, 200804988/1

Raad van State, 15-04-2009, BI1081, 200804988/1

Inhoudsindicatie

Bij besluiten van 20 april 2007 heeft de Raad voor Rechtsbijstand 's-Hertogenbosch (hierna: de Raad) alsnog besloten de door [wederpartij] ingediende aanvragen om toevoeging in te willigen.

Uitspraak

200804988/1.

Datum uitspraak: 15 april 2009

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

de Raad voor Rechtsbijstand 's-Hertogenbosch,

appellant,

tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 6 mei 2008 in zaken nrs. 07/1860 en 07/1861 in het geding tussen:

[wederpartij] wonend te [woonplaats],

en

de Raad voor Rechtsbijstand 's-Hertogenbosch.

1. Procesverloop

Bij besluiten van 20 april 2007 heeft de Raad voor Rechtsbijstand 's-Hertogenbosch (hierna: de Raad) alsnog besloten de door [wederpartij] ingediende aanvragen om toevoeging in te willigen.

Bij uitspraak van 6 mei 2008, verzonden op 21 mei 2008, voor zover thans van belang, heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank) de door [wederpartij] ingestelde beroepen tegen de besluiten van 20 april 2007, voor zover daarbij geen beslissing is genomen op haar verzoek tot vergoeding van de kosten die zij in verband met de behandeling van haar bezwaren heeft moeten maken, gegrond verklaard, die besluiten in zoverre vernietigd, de door [wederpartij] gemaakte kosten, verband houdende met haar bezwaren, vastgesteld op een bedrag van in totaal € 644,00 en bepaald dat de Raad deze kosten op de voet van artikel 7:15 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) aan [wederpartij] dient te vergoeden, alsmede bepaald dat deze uitspraak in de plaats treedt van de in zoverre vernietigde besluiten en de Raad in de door [wederpartij] gemaakte proceskosten, vastgesteld op in totaal € 322,00, veroordeeld. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft de Raad bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 30 juni 2008, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 18 juli 2008.

[wederpartij] heeft een verweerschrift ingediend.

De Raad heeft nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 februari 2009, waar de Raad, vertegenwoordigd door mr. R.B. van Dijken, werkzaam bij de Raad, is verschenen.

2. Overwegingen

2.1. Het hoger beroep van de Raad strekt er uitsluitend toe dat de door de rechtbank ten laste van de Raad uitgesproken veroordeling in de door [wederpartij] gemaakte kosten van de bestuurlijke voorprocedure ongedaan wordt gemaakt, dan wel dat de hoogte van die kostenveroordeling wordt aangepast, alsmede dat de hoogte van de door de rechtbank ten laste van de Raad uitgesproken veroordeling in de door [wederpartij] gemaakte kosten van beroep wordt aangepast.

2.2. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in onder meer de uitspraak van 6 juni 2008 in zaak nr. 200801200/2 (aangehecht) is de omstandigheid dat de rechtbank een bestuursorgaan heeft veroordeeld in de proceskosten onvoldoende grond aan te nemen dat dit orgaan procesbelang heeft bij het instellen van hoger beroep.

Anders dan de Afdeling impliciet nog heeft aangenomen in onder meer de uitspraak van 18 februari 2009 in zaak nr. <a target="_blank" href="http://www.raadvanstate.nl/uitspraken/zoeken_in_uitspraken/zoekresultaat/?zoeken_veld=200806839/1&verdict_id=33892&utm_id=1&utm_source=Zoeken_in_uitspraken&utm_campaign=uitspraken&utm_medium=internet&utm_content=200806839/1&utm_term=200806839/1">200806839/1</a>, is de Afdeling thans van oordeel dat geen grond bestaat om wat betreft een door de rechtbank ten laste van een bestuursorgaan uitgesproken veroordeling in de kosten verband houdende met bezwaar of administratief beroep, als bedoeld in artikel 7:15, tweede lid, onderscheidenlijk artikel 7:28, tweede lid, van de Awb, wel procesbelang aan te nemen bij het instellen van hoger beroep. Evenmin is in een door de rechtbank uitgesproken last tot griffierechtvergoeding grond gelegen voor het aannemen van procesbelang bij het instellen van hoger beroep. Hiertoe wordt als volgt overwogen.

2.3. Naar vaste jurisprudentie is de bestuursrechter alleen tot het beantwoorden van rechtsvragen geroepen in een geschil met betrekking tot een besluit. Waar een zodanig geschil niet langer bestaat, is de bestuursrechter niet meer tot beantwoording van al dan niet principiële vragen gehouden. Dit uitgangspunt kan worden ondergraven, indien een bestuursorgaan reeds aan slechts het ongedaan maken, dan wel het in hoogte doen aanpassen, van een proceskostenveroordeling of aan het ongedaan maken van een last tot griffierechtvergoeding belang kan ontlenen.

Een bestuursorgaan heeft dan ook onvoldoende procesbelang bij het instellen van hoger beroep, indien het belang uitsluitend nog bestaat uit het ongedaan maken, dan wel het in hoogte doen aanpassen, van een door de rechtbank ten laste van dat orgaan uitgesproken proceskostenveroordeling ten aanzien van de kosten van beroep, bezwaar of administratief beroep of uit het ongedaan maken van een last tot betaling van griffierecht.

Voorts valt niet in te zien op grond waarvan een onderscheid zou moeten worden gemaakt tussen een veroordeling in de kosten van beroep en een veroordeling in de kosten van bezwaar of administratief beroep of een last tot betaling van griffierecht. In alle hiervoor genoemde gevallen heeft het bestuursorgaan eenzelfde financieel belang bij de uitkomst van de procedure. In aanmerking genomen dat het slechts om relatief geringe bedragen gaat, kan gezegd worden dat die tot het procesrisico van het bestuursorgaan behoren.

2.4. Nu, gelet op het voorgaande, niet is gebleken dat de Raad nog een rechtens te beschermen belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep, dient dit niet-ontvankelijk te worden verklaard.

2.5. De Raad dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

I. verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;

II. veroordeelt de Raad voor Rechtsbijstand 's-Hertogenbosch tot vergoeding van bij [wederpartij] in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 322,00 (zegge: driehonderdtweeëntwintig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de Raad voor Rechtsbijstand 's-Hertogenbosch aan [wederpartij] onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;

III. bepaalt dat van de Raad voor Rechtsbijstand 's-Hertogenbosch een griffierecht van € 433,00 (zegge: vierhonderddrieëndertig euro) wordt geheven.

Aldus vastgesteld door mr. M. Vlasblom, voorzitter, en mr. D. Roemers en mr. K.J.M. Mortelmans, leden, in tegenwoordigheid van mr. J.H. Roelfsema, ambtenaar van Staat.

w.g. Vlasblom w.g. Roelfsema

voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 15 april 2009

58-505.