Home

Raad van State, 21-01-2009, BH1105, 200802617/3

Raad van State, 21-01-2009, BH1105, 200802617/3

Gegevens

Instantie
Raad van State
Datum uitspraak
21 januari 2009
Datum publicatie
28 januari 2009
ECLI
ECLI:NL:RVS:2009:BH1105
Zaaknummer
200802617/3

Inhoudsindicatie

Bij besluit van 4 maart 2008, kenmerk 2007INT215007, heeft het college van gedeputeerde staten van Utrecht (hierna: het college) besloten over de goedkeuring van het door de raad van de gemeente Eemnes (hierna: de raad) bij besluit van 25 juni 2007 vastgestelde bestemmingsplan "Dorpshart".

Uitspraak

200802617/3.

Datum uitspraak: 21 januari 2009

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:

1. [verzoekers sub 1], wonend te [woonplaats],

2. [verzoekers sub 2], wonend te [woonplaats], handelende onder de naam Restaurant Chopstick,

en

het college van gedeputeerde staten van Utrecht,

verweerder.

1. Procesverloop

Bij besluit van 4 maart 2008, kenmerk 2007INT215007, heeft het college van gedeputeerde staten van Utrecht (hierna: het college) besloten over de goedkeuring van het door de raad van de gemeente Eemnes (hierna: de raad) bij besluit van 25 juni 2007 vastgestelde bestemmingsplan "Dorpshart".

Tegen dit besluit hebben onder meer [verzoekers sub 1] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 11 april 2008, [verzoekers sub 2] bij brieven, bij de Raad van State ingekomen op onderscheidenlijk 18 april 2008, 22 april 2008, 24 april 2008, beroep ingesteld.

Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 26 november 2008, hebben [verzoekers sub 1] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 19 december 2008, hebben [verzoekers sub 2] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De voorzitter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 8 januari 2009, waar [verzoekers sub 2], vertegenwoordigd door [gemachtigde], en het college, vertegenwoordigd door drs. M.J.J.H. Verheugen, ambtenaar in dienst van de provincie, zijn verschenen.

Voorts is ter zitting de raad van de gemeente Eemnes, vertegenwoordigd door mr. M. Bekooy, advocaat te Arnhem, H. Zoetman, wethouder, en mr. H.J.M. de Jong, ambtenaar in dienst van de gemeente, als partij gehoord.

2. Overwegingen

2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2.2. Het plan voorziet in een nieuw dorpshart voor Eemnes in het gebied rondom het huidige gemeentehuis bij de kruising Laarderweg-Noordersingel-Braadkamp. Bij het bestreden besluit heeft het college het plan goedgekeurd.

2.3. De raad heeft ter zitting betoogt dat het verzoek van [verzoekers sub 2], voor zover dat is ingediend door een groot aantal personen, niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Nu vast staat dat ten minste een aantal van de groep [verzoekers sub 2] een ontvankelijk verzoek en beroep heeft ingediend,

bestaat aanleiding voor een behandeling van het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening. De vraag of allen van hen in beroep kunnen worden ontvangen, zal bij de behandeling van de hoofdzaak nader dienen te worden onderzocht.

2.4. [verzoekers sub 2] richten zich met hun verzoek tegen de goedkeuring van het plandeel met de bestemming "Centrumdoeleinden". Zij betogen dat de financiële en economische uitvoerbaarheid van het plandeel niet is gegarandeerd. Verder voeren zij aan dat het plan op dit punt een duurzame ontwrichting van het winkelareaal in Eemnes met zich brengt.

2.4.1. Op 5 december 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van Eemnes (hierna: het college van burgemeester en wethouders) een aanvraag voor een bouwvergunning ontvangen van [partij] wat betreft de gronden met de bestemming "Centrumdoeleinden". Bij brief van 31 december 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders [partij] laten weten dat de aanvraag niet volledig is. Het college van burgemeester en wethouders heeft [partij] in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken na de verzenddatum van de brief de ontbrekende gegevens en bescheiden alsnog in te dienen. De raad heeft ter zitting te kennen gegeven dat gezien de gegunde termijn voor aanvulling en de tijd die benodigd is voor de behandeling van de aanvraag, het besluit op de aanvraag niet voor de behandeling van de hoofdzaak op de zitting van 2 maart 2009 zal worden genomen.

Gelet hierop en in ogenschouw genomen dat uit de verrichte distributieplanologische onderzoeken blijkt dat er op dit moment nog distributieplanologische ruimte is voor uitbreiding in de dagelijkse sector alsmede dat het plan met de bestemming "Centrumdoeleinden" verschillende functies mogelijk maakt, is naar het oordeel van de voorzitter niet aannemelijk dat zich voorafgaand aan de behandeling van de hoofdzaak de gevreesde duurzame ontwrichting van het voorzieningenniveau zal gaan voordoen. Gelet hierop is de voorzitter van oordeel dat een spoedeisend belang tot het treffen van een voorlopige voorziening ontbreekt. Het verzoek van [verzoekers sub 2] daartoe dient te worden afgewezen.

2.5. De raad heeft ter zitting aangevoerd dat het verzoek van [verzoekers sub 1] moet worden afgewezen, omdat hun beroep volgens de raad niet-ontvankelijk is. Volgens de raad kunnen [verzoekers sub 1] niet worden aangemerkt als belanghebbende als bedoeld in artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht bij het bestreden besluit.

2.5.1. [verzoekers sub 1] zijn woonachtig aan [locatie sub 1] dat aan de plangrens grenst. Bij voorbaat is niet uit te sluiten dat het plan een toename van sluipverkeer via [locatie] met zich zal brengen.

Gelet op het voorgaande gaat de voorzitter er voorshands van uit dat [verzoekers sub 1] belanghebbende zijn bij het bestreden besluit, zodat in zoverre geen aanleiding bestaat voor de verwachting dat hun beroep in de hoofdzaak niet-ontvankelijk zal worden verklaard. Gelet hierop bestaat in zoverre geen aanleiding het verzoek af te wijzen.

2.6. Het verzoek van [verzoekers sub 1] is ten eerste gericht tegen de goedkeuring van het plandeel met de bestemming "Woondoeleinden" met de aanduiding 'wijzigingsbevoegdheid'. Zij betogen dat toepassing van de wijzigingsbevoegdheid er toe kan leiden dat op de gronden grenzend aan hun gronden een gebouw van twaalf meter hoog wordt gerealiseerd, hetgeen een ernstige aantasting van hun woon- en leefklimaat met zich brengt.

2.6.1. Ter zitting is door de raad verklaard dat er nog geen ontwerp-wijzigingsplan is voor de gronden met de bestemming "Woondoeleinden" met aanduiding 'wijzigingsbevoegdheid'. Voorts heeft de raad te kennen gegeven dat op korte termijn ook geen ontwerp-wijzigingsplan te verwachten is. Met het verzoek van [verzoekers sub 1] is op dit punt derhalve geen spoedeisend belang gemoeid.

2.7. [verzoekers sub 1] vrezen voorts dat het plan een toename van sluipverkeer aan [locatie] met zich brengt, met geluid- en stankoverlast en een verslechtering van de luchtkwaliteit van dien.

2.7.1. Aannemelijk is geworden dat de realisering van het beoogde nieuwe dorpshart een zodanig tijdsbeslag met zich meebrengt, dat van een eventuele toename van sluipverkeer op [locatie], wat daar ook van zij, op korte termijn geen sprake is. Met het verzoek van [verzoekers sub 1] is ook in zoverre geen spoedeisend belang gemoeid.

2.8. Het verzoek van [verzoekers sub 1] om het treffen van een voorlopige voorziening komt niet voor inwilliging in aanmerking.

2.9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst de verzoeken af.

Aldus vastgesteld door mr. R.J. Hoekstra, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. S.H. Nienhuis, ambtenaar van Staat.

w.g. Hoekstra w.g. Nienhuis

voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 21 januari 2009

466.