Home

Raad van State, 05-09-2008, BE9987, 200805982/1

Raad van State, 05-09-2008, BE9987, 200805982/1

Gegevens

Instantie
Raad van State
Datum uitspraak
5 september 2008
Datum publicatie
5 september 2008
ECLI
ECLI:NL:RVS:2008:BE9987
Zaaknummer
200805982/1
Relevante informatie
Vreemdelingenwet 2000 [Tekst geldig vanaf 01-10-2022], Vreemdelingenwet 2000 [Tekst geldig vanaf 01-10-2022] art. 59, Vreemdelingenwet 2000 [Tekst geldig vanaf 01-10-2022] art. 106

Inhoudsindicatie

Vreemdelingenbewaring / China / zicht op uitzetting

Uit het vorenstaande volgt dat de staatsecretaris weliswaar de nodige inspanningen verricht op diplomatiek niveau, doch hieruit blijkt niet van concrete aanknopingspunten die de verwachting rechtvaardigen dat thans op korte termijn zal kunnen worden overgegaan tot uitzetting van Chinese vreemdelingen naar China, ook als de vreemdeling de vereiste medewerking verleent. De staatssecretaris heeft over de inhoud van de gevoerde gesprekken noch over de termijn waarbinnen een verandering in de houding van de Chinese autoriteiten mag worden verwacht ter zitting van 21 augustus 2008 helderheid kunnen verschaffen. Onder deze omstandigheden moet worden vastgesteld dat thans het zicht op uitzetting is komen te ontbreken, zodat de inbewaringstelling van de vreemdeling met ingang van voormelde datum onrechtmatig moet worden geacht.

Uitspraak

200805982/1.

Datum uitspraak: 5 september 2008

RAAD VAN STATE

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

de staatssecretaris van Justitie,

appellant,

tegen de uitspraak in zaak nr. 08/26060 van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats 's-Hertogenbosch, van 29 juli 2008 in het geding tussen:

[wederpartij]

en

de staatssecretaris van Justitie.

1. Procesverloop

Bij besluit van 17 juli 2008 is [wederpartij] (hierna: de vreemdeling) in vreemdelingenbewaring gesteld.

Bij uitspraak van 29 juli 2008, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank ’s-Gravenhage, nevenzittingsplaats 's-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank), het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, de opheffing van de maatregel van bewaring met ingang van die dag bevolen en de vreemdeling schadevergoeding toegekend.

Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris van Justitie (hierna: de staatssecretaris) bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 4 augustus 2008, hoger beroep ingesteld.

De vreemdeling heeft een verweerschrift ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 augustus 2008, waar de staatssecretaris, vertegenwoordigd door mr. M.P. Bouma, ambtenaar in dienst van het Ministerie van Justitie, en de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. Y.M. Schrevelius, advocaat te Rotterdam, zijn verschenen.

2. Overwegingen

2.1. De staatssecretaris klaagt in grief 2 dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat geen reëel zicht op uitzetting bestaat. Daartoe betoogt hij dat de rechtbank heeft miskend dat de inspanningen van de betrokken Nederlandse bewindspersonen weliswaar nog niet tot concrete toezeggingen van de zijde van de Chinese autoriteiten hebben geleid, maar dat die inspanningen zullen leiden tot een veranderde houding van die autoriteiten. Door hem wordt alles in het werk gesteld om tot de gewenste verbetering te komen. Gelet hierop kan, anders dan de rechtbank heeft overwogen, niet worden geoordeeld dat geen zicht op uitzetting bestond en is de voortduring van de inbewaringstelling vooralsnog gerechtvaardigd te achten, aldus de staatssecretaris.

2.1.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (bijvoorbeeld in de uitspraak van 13 juni 2008 in zaak nr. 200803407/1, www.raadvanstate.nl), kan van een vreemdeling op wie de rechtsplicht rust Nederland te verlaten, worden gevergd dat hij actieve en volledige medewerking verleent aan het verkrijgen van concrete en verifieerbare gegevens, waaronder documenten, die nodig zijn om de beoogde uitzetting te bewerkstelligen en dat hij ook zelf de nodige, controleerbare inspanningen verricht om dergelijke gegevens te verkrijgen. Gelet op die verplichting en in aanmerking nemend dat door de Nederlandse bewindspersonen de maximale inspanning werd geleverd om te komen tot een terugname door China van eigen onderdanen, heeft de Afdeling bij haar uitspraak van 6 augustus 2008 in zaak nr. 200805059/1 (www.raadvanstate.nl) nog geen grond gezien voor het oordeel dat uitzetting van de desbetreffende vreemdeling binnen een redelijke termijn niet tot de mogelijkheden behoorde.

2.1.2. De door de rechtbank in aanmerking genomen informatie over de inspanningen van de staatssecretaris en het uitblijven van concrete toezeggingen van de zijde van de Chinese autoriteiten over de afgifte van laissez passer verschilt niet wezenlijk van de informatie die heeft geleid tot de hiervoor genoemde uitspraak van de Afdeling. De rechtbank heeft, gelet op hetgeen in die uitspraak is overwogen, derhalve ten onrechte geoordeeld dat van aanvang af de inbewaringstelling wegens het ontbreken van een reëel zicht op uitzetting onrechtmatig moet worden geacht te zijn. Grief 2 slaagt.

2.2. Het hoger beroep is gegrond. De overige grieven behoeven geen bespreking. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het besluit van 17 juli 2008 beoordelen in het licht van de daartegen in eerste aanleg voorgedragen beroepsgrond, voor zover deze, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, nog bespreking behoeft.

2.2.1. Zoals hiervoor onder 2.1.1 reeds is overwogen, kan van een in bewaring gestelde vreemdeling worden gevergd dat hij actieve en volledige medewerking verleent. Hoewel de verplichting daartoe ook geldt in de situatie dat ondanks zodanige medewerking niet tot uitzetting kan worden gekomen, kan de desbetreffende vreemdeling in dat geval niet langer ter motivering van de bewaring worden tegengeworpen dat hij niet of in onvoldoende mate aan zijn verplichting tot medewerking voldoet.

2.2.2. De staatssecretaris heeft ter zitting naar voren gebracht dat hij er zich van bewust is dat de afhandeling en behandelduur van de door de Nederlandse staat in Peking ingediende verzoeken om afgifte van een vervangend reisdocument kan worden verbeterd. Hij heeft dat door tussenkomst van bewindslieden op diplomatiek niveau ter sprake gebracht. Op 9 mei 2008 heeft hij overleg gevoerd met de meest betrokken bewindspersonen. Voorts is de wijze waarop de Chinese autoriteiten documenten verstrekken op 27 mei 2008 bij een bezoek van de vice-minister van Justitie van China aan Nederland onderwerp van gesprek geweest en heeft op 17 juli 2008 een interdepartementaal overleg plaatsgevonden, dat nog zal worden vervolgd. Op 10 augustus 2008 heeft de minister-president tijdens een gesprek met de premier van China aandacht gevraagd voor de situatie rond de terugkeer van illegale Chinese vreemdelingen. Daarbij is de noodzaak om tot concrete resultaten te komen benadrukt. In oktober 2008 zal de minister-president een officieel bezoek aan China brengen, waarbij overleg zal worden gevoerd met de premier van China. Intussen werken Nederlandse en Chinese ambtenaren aan de uitwerking van de door deze beide bewindspersonen gewenste oplossing. Op 22 augustus 2008 zal een gesprek tussen de plaatsvervangend directeur van de Dienst Terugkeer en Vertrek en de ambassadeur van China plaatsvinden en ook de vaste Kamercommissie zal met de ambassadeur over dit onderwerp een bespreking voeren, aldus de staatssecretaris.

2.2.3. Uit het vorenstaande volgt dat de staatsecretaris weliswaar de nodige inspanningen verricht op diplomatiek niveau, doch hieruit blijkt niet van concrete aanknopingspunten die de verwachting rechtvaardigen dat thans op korte termijn zal kunnen worden overgegaan tot uitzetting van Chinese vreemdelingen naar China, ook als de vreemdeling de vereiste medewerking verleent. De staatssecretaris heeft over de inhoud van de gevoerde gesprekken noch over de termijn waarbinnen een verandering in de houding van de Chinese autoriteiten mag worden verwacht ter zitting van 21 augustus 2008 helderheid kunnen verschaffen. Onder deze omstandigheden moet worden vastgesteld dat thans het zicht op uitzetting is komen te ontbreken, zodat de inbewaringstelling van de vreemdeling met ingang van voormelde datum onrechtmatig moet worden geacht.

2.3. Gelet op het voorgaande zal de Afdeling het beroep tegen het besluit van 17 juli 2008 gegrond verklaren. Nu de inbewaringstelling reeds is opgeheven, kan een daartoe strekkend bevel achterwege blijven. Er is geen grond voor schadevergoeding.

2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

I. verklaart het hoger beroep gegrond;

II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats 's-Hertogenbosch, van 29 juli 2008 in zaak nr. 08/26060;

III. verklaart het door de vreemdeling bij de rechtbank in die zaak ingestelde beroep gegrond;

IV. wijst het verzoek om schadevergoeding af.

Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, voorzitter, en mr. H. Troostwijk en mr. R. van der Spoel, leden, in tegenwoordigheid van mr. C.E.C.M. van Roosmalen, ambtenaar van Staat.

w.g. Lubberdink w.g. Van Roosmalen

voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 5 september 2008

53-549.