Home

Raad van State, 21-09-2005, AU2996, 200501899/1

Raad van State, 21-09-2005, AU2996, 200501899/1

Gegevens

Instantie
Raad van State
Datum uitspraak
21 september 2005
Datum publicatie
21 september 2005
ECLI
ECLI:NL:RVS:2005:AU2996
Zaaknummer
200501899/1

Inhoudsindicatie

Bij besluit van 2 november 2004 heeft appellant (hierna: de burgemeester) aan de vennootschap onder firma "De Stoffenbeurs" vergunning verleend voor het houden van een stoffenbeurs in de Zeelandhallen te Goes op 18 maart 2005.

Uitspraak

200501899/1.

Datum uitspraak: 21 september 2005

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

de burgemeester van Goes,

appellant,

tegen de uitspraak in zaken nos. Awb 05/110 en 05/111VV van de voorzieningenrechter van de rechtbank Middelburg van 22 februari 2005 in het geding tussen:

1.    de vereniging "Zeeuwse Marktbelangen", gevestigd te Vlissingen,

2.    [wederpartij sub 2], wonend te [woonplaats]

en

appellant.

1.    Procesverloop

Bij besluit van 2 november 2004 heeft appellant (hierna: de burgemeester) aan de vennootschap onder firma "De Stoffenbeurs" vergunning verleend voor het houden van een stoffenbeurs in de Zeelandhallen te Goes op 18 maart 2005.

Bij besluit van 2 februari 2005 heeft de burgemeester het daartegen gemaakte bezwaar, voorzover ingediend door de vereniging "Zeeuwse Marktbelangen" (hierna: de ZMB) niet-ontvankelijk, en, voorzover ingediend door [wederpartij sub 2] ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 22 februari 2005, verzonden op 25 februari 2005, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Middelburg (hierna: de voorzieningenrechter) de daartegen ingestelde beroepen gegrond verklaard, de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd en het bezwaar van de ZMB alsnog gegrond verklaard.

Tegen deze uitspraak heeft de burgemeester bij brief van 2 maart 2005, bij de Raad van State ingekomen op 3 maart 2005, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 augustus 2005, waar de burgemeester, vertegenwoordigd door A.J.A. Jacobs-Melse, ambtenaar van de gemeente Goes, is verschenen.

2.    Overwegingen

2.1.    Ingevolge artikel 5.2.4, eerste lid, van de Algemene plaatselijke verordening Goes (hierna: de Apv) is het verboden zonder vergunning van de burgemeester:

a. in of op een - al dan niet met enige beperking - voor publiek toegankelijk gebouw of plaats een markt te organiseren of toe te laten, waar ter plaatse aanwezige goederen worden verhandeld;

b. toe te laten, te bevorderen of er gelegenheid toe te geven, dat in of op een - al dan niet met enige beperking - voor publiek toegankelijk gebouw of plaats met een kraam, een tafel of enig ander dergelijk middel standplaats wordt of is ingenomen om goederen aan publiek aan te bieden, te verkopen of te verstrekken.

   Ingevolge het derde lid kan een vergunning als bedoeld in het eerste lid worden geweigerd:

a. in het belang van de openbare orde;

b. in het belang van een krachtens artikel 151 (lees 160) van de Gemeentewet ingestelde markt.

2.1.1.    Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) wordt onder belanghebbende verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.

   Ingevolge het derde lid worden ten aanzien van rechtspersonen als hun belangen mede beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen.

2.2.    De burgemeester bestrijdt het oordeel van de voorzieningenrechter dat de ZMB belanghebbende is.

2.2.1.    Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen, onder andere bij uitspraak van 24 april 2002, in zaak no. 200105106/1, moet het bij belangen van een rechtspersoon als bedoeld in artikel 1:2, derde lid, van de Awb gaan om een aan de statutaire doelstellingen ontleend collectief belang, dat door een besluit direct wordt of dreigt te worden aangetast, waarbij dat belang los kan worden gezien van dat van de individuele leden en waarvan de behartiging de trekken dient te vertonen van behartiging van bovenindividuele belangen.

2.2.2.    Blijkens artikel 2 van de statuten van de ZMB heeft de vereniging onder meer ten doel: het behartigen van de belangen van de Zeeuwse marktkooplieden in het algemeen. Dit betreft de behartiging van een collectief belang in de hiervoor bedoelde zin.  

   Nu het belang van de reguliere markt in Goes is aan te merken als een collectief belang waarop haar statutaire doelstelling mede betrekking heeft en dit belang rechtstreeks is betrokken bij het besluit van 2 november 2004, moet de ZMB als belanghebbende worden aangemerkt.

   Het hoger beroep slaagt in zoverre niet.

2.3.    De voorzieningenrechter heeft overwogen dat de burgemeester het belang van de weekmarkt niet in zijn afweging heeft kunnen betrekken, aangezien de voor een dergelijke afweging noodzakelijk kennis niet is vergaard. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter mist het besluit van 2 februari 2005 daarom een deugdelijke motivering.

   De burgemeester heeft daartegen aangevoerd dat het aan de ZMB en [wederpartij sub 2] is om aannemelijk te maken dat de weekmarkt in Goes onevenredig wordt verstoord door het houden van een stoffenbeurs in de Zeelandhallen. De voorzieningenrechter heeft de bewijslast op dit punt ten onrechte omgekeerd, aldus de burgemeester.  

2.3.1.    Bij de beoordeling van de vergunningaanvraag diende de burgemeester te bezien of er aanleiding was de vergunning te weigeren in het belang van de weekmarkt in Goes.

   Blijkens de beslissing op het bezwaarschrift zag de burgemeester daarvoor geen aanleiding omdat op basis van zijn bevindingen geen onevenredige verstoring van de weekmarkt zou plaatsvinden. De overgelegde schriftelijke verklaringen van 14 marktkooplieden hebben hem niet tot een ander oordeel geleid. Naar zijn mening is op geen enkele wijze het gestelde verlies aan omzet voldoende onderbouwd, dan wel inzichtelijk en daarmee aannemelijk gemaakt, laat staan dat daaruit blijkt dat de markt als geheel zich als gevolg van de te houden beurs op een geringer aantal bezoekers en of potentiële kopers mag verheugen.

2.3.2.    In de beslissing op het bezwaarschrift is verwezen naar het besluit van 1 november 2004, dat betrekking heeft op de vergunning voor de stoffenbeurs van 17 september 2004. Daarin is vermeld dat op de weekmarkt in Goes vier stoffenkramen zijn toegestaan en dat reeds een geruim aantal jaren standplaats wordt ingenomen door het maximaal toelaatbare aantal stoffenhandelaren. Daarnaast komt in dit besluit naar voren dat er een wachtlijst is om op die markt standplaats in te nemen en dat op die wachtlijst eveneens stoffenhandelaren zijn vermeld. Deze feiten zijn niet weersproken door de ZMB en [wederpartij sub 2].

   Verder is gebleken dat in de Zeelandhallen twee maal per jaar een stoffenbeurs wordt georganiseerd en dat de beurs waarvoor thans vergunning is verleend, niet plaatsvindt op een dag waarop een week-/warenmarkt in Goes wordt gehouden.

   De Afdeling is van oordeel dat de burgemeester, gelet op het vorenstaande, geen reden had om te veronderstellen dat de stoffenbeurs een onevenredige aantasting van het belang van de reguliere markt in Goes zou betekenen. Weliswaar is niet uit te sluiten dat handelaren en met name stoffenhandelaren op de markt in Goes te maken krijgen met enige omzetdaling in de periode rond een stoffenbeurs, maar het is mede gezien eerdere ervaringen met de stoffenbeurs niet op voorhand aannemelijk dat daarvan in zodanige mate sprake zou zijn dat hierdoor de belangen van de markt als zodanig onevenredig worden aangetast. Bij deze stand van zaken was de burgemeester niet gehouden nader onderzoek te verrichten naar de gevolgen van de stoffenbeurs voor de Goese markt. Het lag onder de gegeven omstandigheden op de weg van de ZMB en [wederpartij sub 2] om aannemelijk te maken dat als gevolg van het plaatsvinden van de stoffenbeurs op 18 maart 2005 een zodanige omzetdaling en een zodanige verminderde toeloop voor de reguliere markt moest worden verwacht, dat het belang van die markt in Goes onevenredig zou worden geschaad en de burgemeester op grond daarvan de vergunning niet in redelijkheid had kunnen verlenen. Zij hebben de door hen gestelde omzetdaling echter niet bijvoorbeeld aan de hand van cijfermatige gegevens onderbouwd. De voorzieningenrechter heeft daarom het bezwaar van de ZMB tegen het besluit van 2 november 2004 en het beroep van [wederpartij sub 2] tegen het besluit van 2 februari 2005 ten onrechte gegrond verklaard.

2.4.    Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd voorzover daarbij het besluit van 2 februari 2005, in zoverre dit de ongegrond verklaring van het bezwaar van [wederpartij sub 2] betreft, is vernietigd, alsmede in zoverre daarbij het bezwaar van de ZMB alsnog gegrond is verklaard. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, verklaart de Afdeling het bezwaar van de ZMB en het beroep van [wederpartij sub 2] alsnog ongegrond.

   De aangevallen uitspraak wordt voor het overige bevestigd.  

2.5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3.    Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

I.    verklaart het hoger beroep gegrond;

II.    vernietigt de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Middelburg van 22 februari 2005, Awb 05/110 en 05/111 VV, voorzover daarbij het besluit van 2 februari 2005, in zoverre dat de ongegrond verklaring van het bezwaar van [wederpartij sub 2] betreft, is vernietigd, alsmede in zoverre daarbij het bezwaar van de ZMB alsnog gegrond is verklaard;

III.    verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep van [wederpartij sub 2] ongegrond;

IV.    verklaart het door de ZMB gemaakte bezwaar tegen het besluit van 2 november 2004 alsnog ongegrond;

V.    bevestigt de aangevallen uitspraak voor het overige.

Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, Voorzitter, en mr. T.M.A. Claessens en mr. C.H.M. van Altena, Leden, in tegenwoordigheid van mr. Y.C. Visser, ambtenaar van Staat.

w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek    w.g. Visser

Voorzitter    ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 21 september 2005

148.