Home

Raad van State, 24-07-2002, AE5758, 200104260/1

Raad van State, 24-07-2002, AE5758, 200104260/1

Gegevens

Instantie
Raad van State
Datum uitspraak
24 juli 2002
Datum publicatie
24 juli 2002
ECLI
ECLI:NL:RVS:2002:AE5758
Zaaknummer
200104260/1

Inhoudsindicatie

-

Uitspraak

200104260/1.

Datum uitspraak: 24 juli 2002

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

Carfood Motorbrandstoffen B.V., gevestigd te Groot-Ammers,

appellant,

tegen de uitspraak van de president van de arrondissementsrechtbank te Dordrecht van 20 juni 2001 in het geding tussen:

appellante

en

burgemeester en wethouders van Zederik.

1. Procesverloop

Bij besluit van 16 januari 2001 hebben burgemeester en wethouders van Zederik (hierna: burgemeester en wethouders) aan [vergunninghoudster] met toepassing van artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, zoals dat luidde tot 3 april 2000, bouwvergunning en vrijstelling verleend voor het oprichten van een benzinestation op het perceel [locatie] te [plaats].

Bij besluit van 15 mei 2001 hebben burgemeester en wethouders het daartegen door appellante gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Dit besluit en het advies van de commissie bezwaar- en beroepschriften gemeente Zederik van 2 mei 2001, waarnaar in het besluit wordt verwezen, zijn aangehecht.

Bij uitspraak van 20 juni 2001, verzonden op 8 augustus 2001, heeft de president van de arrondissementsrechtbank te Dordrecht (hierna: de president) het daartegen door appellante ingestelde beroep gegrond verklaard en de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief van 27 augustus 2001, bij de Raad van State ingekomen op 28 augustus 2001, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.

Bij brief van 5 december 2001 hebben burgemeester en wethouders een memorie van antwoord ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 juni 2002, waar burgemeester en wethouders, vertegenwoordigd door mr. R.F.H. Tamboenan en W. van Veeren, ambtenaren van de gemeente, zijn verschenen. Voorts is gehoord vergunninghoudster, bijgestaan door mr. D.H. Nas, advocaat te Nijmegen.

2. Overwegingen

2.1. De president heeft het beroep van appellante tegen het besluit van 15 mei 2001, waarbij appellante niet-ontvankelijk is verklaard, gegrond verklaard en dit besluit vernietigd. Van enig processueel belang van appellante bij een beoordeling van het hoger beroep is niet gebleken. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat het hoger beroep uitsluitend is gericht tegen overwegingen die de president in het kader van het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening heeft gehanteerd. Ingevolge artikel 37, tweede lid, sub c, van de Wet op de Raad van State staat hiertegen echter geen hoger beroep open.

2.2. Het hoger beroep is niet-ontvankelijk.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.

Aldus vastgesteld door mr. W. van den Brink, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.H. Roelfsema, ambtenaar van Staat.

w.g. Van den Brink w.g. Roelfsema

Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 24 juli 2002

378.