Home

Raad van State, 06-12-2001, AE0902, 200105232/1

Raad van State, 06-12-2001, AE0902, 200105232/1

Inhoudsindicatie

-

Uitspraak

Raad

van State

200105232/1.

Datum uitspraak: 6 december 2001

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

[appellant],

appellant,

tegen de uitspraak van de president van de arrondissementsrechtbank te 's?Gravenhage, nevenzittingsplaats Haarlem, van 19 oktober 2001 in het geding tussen:

appellant

en

de Staatssecretaris van Justitie.

1. Procesverloop

Bij besluit van 3 oktober 2001 heeft de Staatssecretaris van Justitie (hierna: de staatssecretaris) een aanvraag van appellant om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen. Dit besluit is aangehecht.

Bij uitspraak van 19 oktober 2001, verzonden op dezelfde dag, heeft de president van de arrondissementsrechtbank te ’s?Gravenhage, nevenzittingsplaats Haarlem (hierna: de president), het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 24 oktober 2001, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.

Bij faxbericht van 5 november 2001 heeft de staatssecretaris een reactie ingediend.

Vervolgens is het onderzoek gesloten.

2. Overwegingen

2.1. Ambtshalve wordt als volgt overwogen.

2.1.1. Blijkens de in hoger beroep niet bestreden rechtsoverweging 2.8 van de aangevallen uitspraak is het bij de rechtbank aanhangige geschil ter zitting beperkt tot de weigering appellant ambtshalve een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd te verlenen. Hierop is het in Afdeling 3 van Hoofdstuk 7 van de Vw 2000 neergelegde procesrecht niet van toepassing. Deze afdeling is ingevolge artikel 79, eerste lid, van die wet slechts van toepassing op asiel. In zoverre is het bepaalde bij artikel 80 van de Vw 2000 dan ook niet van toepassing op het besluit van 3 oktober 2001 en kon daartegen ingevolge artikel 72, eerste lid, van die wet, gelezen in samenhang met artikel 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), bezwaar worden gemaakt. Dat is niet gebeurd.

2.2. De president heeft miskend dat het beroepschrift met toepassing van artikel 6:15 van de Awb ter behandeling als bezwaarschrift aan de staatssecretaris had moeten worden doorgezonden.

2.3. Het hoger beroep is kennelijk gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling bevorderen dat het beroepschrift aan de staatssecretaris wordt doorgezonden ter behandeling als bezwaarschrift.

2.4. De staatssecretaris dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

I. verklaart het hoger beroep gegrond;

II. vernietigt de uitspraak van de president van de arrondissementsrechtbank te Haarlem van 19 oktober 2001 in zaak nr. AWB 01/50376;

III. verstaat dat het bij de rechtbank in die zaak ingediende beroepschrift wordt doorgezonden aan de Staatssecretaris van Justitie, opdat deze het behandelt als bezwaarschrift;

IV. veroordeelt de Staatssecretaris van Justitie in de door appellant in verband met de behandeling van het hoger beroep gemaakte proceskosten tot een bedrag van ƒ 710,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de Staat der Nederlanden (het Ministerie van Justitie) aan de Secretaris van de Raad van State te worden betaald (bankrekening Raad van State 192323091 onder vermelding van het zaaknummer).

Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, Voorzitter, en

mr. B. van Wagtendonk en mr. J.E.M. Polak, Leden,

in tegenwoordigheid van mr. H.W. Groeneweg, ambtenaar van Staat.

w.g. Loeb w.g. Groeneweg

Voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 6 december 2001

32-319.

Verzonden:

Voor eensluidend afschrift,

de Secretaris van de Raad van State,

voor deze,