Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 27-02-2023, ECLI:NL:RBZWB:2023:1285, AWB- 20_10426
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 27-02-2023, ECLI:NL:RBZWB:2023:1285, AWB- 20_10426
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 27 februari 2023
- Datum publicatie
- 28 februari 2023
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2023:1285
- Zaaknummer
- AWB- 20_10426
Inhoudsindicatie
Uitspraak inzake proceskostenvergoeding.
Verzoek om proceskostenvergoeding toegewezen na intrekking van het beroep.
Uitspraak
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/10426
(gemachtigde: mr. I. van Medenbach de Rooij),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen, het UWV
(gemachtigde: mr. H.M. van Gent).
Procesverloop
Met het besluit van 28 mei 2020 (het primaire besluit) heeft het UWV de aanvraag van verzoeker om een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) afgewezen.
Met het besluit van 20 november 2020 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van verzoeker ongegrond verklaard.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 25 oktober 2022 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, de gemachtigde van verzoeker, en de gemachtigde van het UWV.
Op 22 november 2022 heeft de rechtbank tussenuitspraak gedaan en het UWV in de gelegenheid gesteld het in de tussenuitspraak geconstateerde gebrek te herstellen.
Naar aanleiding van de tussenuitspraak heeft het UWV in het besluit van 26 januari 2023 (de rechtbank begrijpt) het bestreden besluit ingetrokken en in plaats daarvan besloten om het bezwaar van verzoeker gegrond te verklaren, het primair besluit te herroepen en aan verzoeker vanaf 22 april 2020 een loongerelateerde WGA1-uitkering toe te kennen, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op 80 tot 100%.
Naar aanleiding hiervan heeft verzoeker het beroep ingetrokken met daarbij het verzoek het UWV te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft het UWV in de gelegenheid gesteld te reageren op dat verzoek.
Het UWV heeft de rechtbank medegedeeld zich te refereren aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van het verzoek om vergoeding van de proceskosten die gemaakt zijn in de beroepsprocedure.
Overwegingen
1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling.
2. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
3. Gelet op de gedingstukken en het hiervoor weergegeven procesverloop is het UWV tegemoet gekomen aan het beroep van verzoeker.
4. In het nieuwe besluit van 26 januari 2023 heeft het UWV beslist om de door verzoeker in bezwaar gemaakte proceskosten te vergoeden volgens het Bpb. De beoordeling hierna over de gevraagde proceskostenveroordeling beperkt zich daarom tot de beroepsfase.
5. Het verzoek wordt als kennelijk gegrond toegewezen. De rechtbank veroordeelt het UWV in de door verzoeker gemaakte proceskosten. De rechtbank stelt de kosten voor rechtsbijstand door een gemachtigde met toepassing van het Bpb vast op € 1.674,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het bijwonen van de zitting met een waarde per punt van € 837,- met een wegingsfactor 1).
6. Het totaalbedrag van de te vergoeden kosten bedraagt daarmee € 1.674,-. Van overige voor vergoeding in aanmerking komende kosten is niet gebleken.
7. De rechtbank wijst erop dat het UWV op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb verplicht is het door verzoeker betaalde griffierecht van € 48,- te vergoeden. Verzoeker zal zich hiervoor dan ook tot het UWV moeten wenden.
Beslissing
De rechtbank veroordeelt het UWV in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 1.674.
Deze uitspraak is gedaan op 27 februari 2023 door mr. J.M.C. Schuurman-Kleijberg, rechter, in aanwezigheid van mr. J.B.C. Hoeksel, griffier.
griffier |
rechter |
De rechter is buiten staat
deze uitspraak te tekenen.
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.