Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 15-12-2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:7751, AWB- 22_3251

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 15-12-2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:7751, AWB- 22_3251

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
15 december 2022
Datum publicatie
23 december 2022
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2022:7751
Zaaknummer
AWB- 22_3251

Inhoudsindicatie

PW

Uitspraak

Bestuursrecht

zaaknummer: BRE 22/3251

(gemachtigde: mr. M.I. Bal),

en

Procesverloop

In het besluit van 8 oktober 2021 (primair besluit) heeft verweerder de hoogte van verzoekers aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO) aangepast vanaf oktober 2021 omdat verzoekers inkomen uit zijn Turks pensioen is veranderd.

In het besluit van 18 mei 2022 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van verzoeker ongegrond verklaard.

Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

In het besluit van 21 oktober 2022 heeft verweerder het bestreden besluit ingetrokken en in plaats daarvan besloten het bezwaar van verzoeker alsnog gegrond te verklaren. Dit betekent dat verweerder in verzoekers situatie afwijkt van zijn beleid en bij de berekening van de AIO rekening houdt met de actuele koers van de Turkse Lira en niet met de fictieve kwartaalkoers.

Naar aanleiding hiervan heeft verzoeker het beroep ingetrokken met daarbij het verzoek verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.

De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren op dat verzoek.

Verweerder heeft aangegeven dat hij het eens is met dat verzoek.

Overwegingen

De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling.

De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.

Gelet op de gedingstukken en het hiervoor weergegeven procesverloop is verweerder tegemoet gekomen aan het beroep van verzoeker door het bezwaar alsnog gegrond te verklaren.

Bij het nieuwe besluit heeft verweerder al een proceskostenveroordeling voor de bezwaarfase toegekend. De beoordeling hierna over de gevraagde proceskostenveroordeling beperkt zich daarom tot de beroepsfase.

Het verzoek wordt als kennelijk gegrond toegewezen. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Bpb voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 759,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 759,- met een wegingsfactor 1).

De rechtbank wijst erop dat verweerder op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb verplicht is het door verzoeker betaalde griffierecht van € 50,- te vergoeden. Verzoeker zal zich hiervoor dan ook tot verweerder moeten wenden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 759,-.

Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van mr. M.R. Jouvenaar, griffier, op 15 december 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

De griffier is verhinderd om de uitspraak te ondertekenen.

griffier

rechter

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?