Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 09-11-2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:6639, 9325941_E09112022

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 09-11-2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:6639, 9325941_E09112022

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
9 november 2022
Datum publicatie
14 november 2022
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2022:6639
Zaaknummer
9325941_E09112022

Inhoudsindicatie

Rechtsverhouding tussen administratiekantoor en accountantskantoor is een overeenkomst van opdracht, meer dan doorbelasten facturen als service. Betalingsverplichting facturen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster I Civiele kantonzaken

Locatie Tilburg

zaak/rolnr.: 9325941 \ CV EXPL 21-2819

vonnis van 9 november 2022

inzake

de maatschap MOS Accountants & Adviseurs,

gevestigd te Oosterhout,

eiseres, (hierna te noemen: “MOS”),

gemachtigde: mr. G.E. Tip, verbonden aan D.A.S. Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringsmaatschappij N.V. te ‘s-Hertogenbosch,

tegen

1. de vennootschap onder firma AAMB, t.h.o.d.n. Administratie Advieskantoor Midden-Brabant,

gevestigd te Tilburg,

wonende te [woonplaats] ,

wonende te [woonplaats] ,

gedaagden, (hierna gezamenlijk te noemen: “AAMB c.s.”, en afzonderlijk “AAMB”, “ [gedaagde 2] ” en “ [gedaagde 3] ”),

gemachtigde: P.M.C. Tjepkema, gerechtsdeurwaarder bij Via Optima & Vissers Gerechtsdeurwaarders te Nijmegen.

1 Het verloop van de procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

 het vonnis van 18 mei 2022 en de daarin genoemde processtukken;

 de mondelinge behandeling van 11 oktober 2022, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.

1.2.

De kantonrechter heeft de uitspraak bepaald op vandaag.

2 Het geschil

2.1.

MOS vordert - samengevat - dat de kantonrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, AAMB c.s. hoofdelijk veroordeelt tot betaling aan haar van:

I. een bedrag van € 16.981,45 aan hoofdsom;

II. de rente van 1% per maand, althans de wettelijke handelsrente, vanaf de vervaldata van de verschillende facturen, althans over de hoofdsom vanaf 25 november 2019, dan wel de dag van dagvaarding, tot de dag van volledige betaling;

III. een bedrag van € 944,81 aan buitengerechtelijke kosten;

IV. de kosten van de procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente en de nakosten.

2.2.

MOS voert ter onderbouwing van haar vorderingen aan dat tussen partijen een overeenkomst van opdracht tot stand is gekomen, op basis waarvan MOS werkzaamheden heeft verricht. AAMB c.s. heeft de daarvoor verzonden facturen onbetaald gelaten. MOS vordert nakoming van de gemaakte afspraken.

2.3.

AAMB c.s. betwist dat partijen een overeenkomst van opdracht hebben gesloten. De samenwerking tussen partijen bestond slechts uit het in contact brengen van klanten van AAMB c.s. met MOS voor werkzaamheden die AAMB c.s. niet zelf kon uitvoeren. Als service mocht MOS haar facturen ter zake enige tijd via AAMB c.s. laten lopen. AAMB c.s. is echter geen contractspartij, en op haar rust geen verplichting de facturen te betalen.

2.4.

Bij de beoordeling zal voor zover van belang nader worden ingegaan op de stellingen van partijen.

3 De beoordeling

3.1.

De kern van het geschil betreft het antwoord op de vraag of tussen MOS en AAMB c.s. een overeenkomst tot stand is gekomen, op grond waarvan voor AAMB c.s. een verplichting bestaat om MOS te betalen voor verrichte werkzaamheden. Bij de beantwoording van die vraag gaat de kantonrechter uit van de volgende feiten en omstandigheden, die op basis van de processtukken en de toelichting daarop ter zitting zijn komen vast te staan.

3.2.

AAMB c.s. is een administratiekantoor dat voor haar klanten kort gezegd de boekhouding verzorgt. Niet alle werkzaamheden waaraan haar klanten behoefte hebben kunnen door AAMB c.s. zelf worden uitgevoerd; voor specialistische werkzaamheden zoals accountancy en fiscaal advies zoekt zij de samenwerking met anderen. In 2016 is AAMB c.s. een samenwerking aangegaan met de heer [naam fiscalist] (hierna: “ [naam fiscalist] ”), die op dat moment als zelfstandige werkzaam was als fiscalist. Het tarief dat [naam fiscalist] als zelfstandige in rekening bracht sloot aan bij de manier van werken van AAMB c.s.

3.3.

Ter zitting is nader toegelicht dat deze samenwerking als volgt werd vormgegeven. AAMB c.s. schakelde [naam fiscalist] in indien de klant met een vraag kwam die AAMB c.s. zelf niet kon invullen. Aan [naam fiscalist] werd gevraagd een opgave van kosten te verstrekken, zodat de klant wist wat hij kwijt was. De facturering aan de klant verliep via AAMB c.s. AAMB c.s. voegde een kopie van de factuur van [naam fiscalist] aan AAMB c.s. toe als bijlage, ter specificatie van de kosten op de factuur. [naam fiscalist] had rechtstreeks contact met de klant in het kader van de uitvoering van de werkzaamheden. Hij informeerde ook AAMB c.s. over de voortgang daarvan.

3.4.

[naam fiscalist] is op 1 juni 2016 bij MOS in dienst getreden. MOS is een accountantskantoor. [naam fiscalist] heeft AAMB c.s. over zijn indiensttreding bij MOS geïnformeerd. De samenwerking tussen AAMB c.s. en [naam fiscalist] is na 1 juni 2016 in eerste instantie op dezelfde wijze als toen hij nog zelfstandig was, voortgezet. AAMB c.s. heeft [naam fiscalist] c.q. MOS ingeschakeld voor vraagstukken van klanten waarin zij niet zelf kon voorzien. MOS heeft de factuur voor de werkzaamheden aan AAMB c.s. verzonden, die deze heeft betaald en vervolgens zonder opslag heeft doorbelast aan haar klant.

3.5.

Op een gegeven moment zijn discussies over de samenwerking ontstaan. [naam fiscalist] is als werknemer van MOS andere tarieven gaan hanteren voor zijn dienstverlening dan hij deed als zelfstandige. Dit heeft tot onvrede bij AAMB c.s. en haar klanten geleid. AAMB c.s. heeft aangegeven dat zij onvoldoende op de hoogte is gehouden van de voortgang van werkzaamheden, waardoor zij de toegezonden facturen onvoldoende kon plaatsen. AAMB c.s. wilde de samenwerking zoals zij die met [naam fiscalist] als zelfstandige was aangegaan onder dezelfde voorwaarden en op dezelfde werkwijze voortzetten nadat [naam fiscalist] in dienst was getreden van MOS. Dit was volgens AAMB c.s. vanaf 2017 niet langer het geval.

3.6.

Daarover is gesproken tussen MOS en AAMB c.s. Door AAMB c.s. is aangegeven dat de manier van werken niet langer paste, reden voor AAMB c.s. om er als schakel tussenuit te willen en aan te sturen op rechtstreekse facturering van MOS aan de klant. Als onbetwist staat vast dat MOS in een gesprek over dit onderwerp heeft aangegeven de samenwerking te willen blijven laten verlopen op de manier zoals die plaatsvond. MOS werkt met meerdere administratiekantoren samen op die manier, hetgeen voor haar een bewuste keuze is. AAMB c.s. heeft de samenwerking vervolgens niet beëindigd.

3.7.

De kantonrechter is van oordeel dat de samenwerking tussen AAMB c.s. en [naam fiscalist] als zelfstandige kwalificeert als een opdrachtrelatie, waarin AAMB c.s. de rol van opdrachtgever en [naam fiscalist] de rol van opdrachtnemer heeft vervuld. Uit de vaststaande feiten volgt dat AAMB c.s. [naam fiscalist] opdracht heeft gegeven voor het verrichten van bepaalde specialistische werkzaamheden voor haar klanten. Het was tenslotte AAMB c.s. die [naam fiscalist] inschakelde op het moment dat haar klant met een specialistische vraag kwam. Dat [naam fiscalist] deze opdrachten vervolgens zelfstandig uitvoerde, past binnen het karakter van een opdrachtrelatie. Door deze wijze van samenwerking voort te zetten nadat [naam fiscalist] bij MOS in dienst was getreden, is tussen AAMB c.s. en MOS een opdrachtrelatie tot stand gekomen, waarbij MOS als opdrachtnemer geldt. Ook na de indiensttreding van [naam fiscalist] bij MOS heeft AAMB c.s. [naam fiscalist] c.q. MOS ingeschakeld voor haar klanten. De stelling van AAMB c.s. dat zij slechts als tussenschakel voor de facturering fungeerde, zodat [naam fiscalist] c.q. MOS zich de administratieve moeite kon besparen om een rechtstreekse klantrelatie in haar systeem aan te maken, en zij verder overal buiten stond, sluit niet aan op de samenwerking zoals die in de praktijk plaatsvond.

3.8.

Op grond van de overeenkomst van opdracht die tussen MOS en AAMB c.s. tot stand is gekomen, is AAMB c.s. gehouden de in het kader van de opdracht verzonden facturen van MOS te voldoen.

Hoofdsom

3.9.

AAMB c.s. heeft aangevoerd dat de werkzaamheden waarvoor de in het geding zijnde facturen zijn verzonden pas heel laat door MOS zijn onderbouwd. Uit de bij de processtukken gevoegde correspondentie blijkt dat AAMB c.s. de specificaties van een aantal facturen heeft beoordeeld. In de brief van AAMB c.s. van 14 november 2019 meldt zij dat een deel van de facturen met nummers 379771, 382381 en 382842 gecrediteerd dient te worden. Deze creditering (vermeerderd met BTW) is verwerkt door MOS, zo blijkt uit de dagvaarding. Uit dezelfde brief van AAMB c.s. blijkt ook dat de hoogte van een deel van de facturen niet wordt betwist. Ten aanzien van de facturen met nummers 384403 en 385059 is door AAMB c.s. opgemerkt dat deze rechtstreeks aan de klant gericht dienden te worden. Ter zitting heeft AAMB c.s. toegelicht de betreffende specificaties niet meer bekeken te hebben. Het lag op de weg van AAMB c.s. om in ieder geval in het kader van deze procedure gemotiveerd te betwisten dat bepaalde werkzaamheden zijn uitgevoerd of buiten de opdracht vielen. Dat heeft zij niet of onvoldoende gedaan. Daarmee staat als niet (voldoende) gemotiveerd betwist vast dat de werkzaamheden waarvoor MOS haar facturen heeft verzonden door haar zijn verricht en passen binnen de overeenkomst van opdracht.

3.10.

Concluderend betekent dit dat de gevorderde hoofdsom van € 16.981,45 toewijsbaar is.

Rente

3.11.

MOS vordert vergoeding van rente over het bedrag van de openstaande facturen, primair 1% rente zoals vermeld onderaan elke factuur, subsidiair de wettelijke handelsrente. AAMB c.s. voert verweer, inhoudende dat de gevorderde rente beperkt dient te worden doordat MOS niet is ingegaan op de door AAMB c.s. bij brief van 19 juni 2020 geuite bezwaren tegen de vordering van MOS.

3.12.

Een factuur is een eenzijdig en achteraf opgemaakt stuk, zodat niet enkel op basis daarvan kan worden vastgesteld dat partijen het op de factuur vermelde rentepercentage zijn overeengekomen. MOS heeft geen andere grondslag dan de toegezonden facturen aangevoerd voor haar primaire rentevordering, zodat deze wordt afgewezen. De wettelijke handelsrente is wel toewijsbaar, en wel vanaf 30 dagen na de dag van ontvangst van de facturen. Voor zover AAMB c.s. met haar verweer een beroep doet op artikel 6:119a lid 8 BW en beoogt aan te voeren dat de vertraging in de betaling niet aan haar kan worden toegerekend, geldt dat dit onvoldoende is onderbouwd en daarom niet slaagt.

Buitengerechtelijke incassokosten

3.13.

MOS maakt aanspraak op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten tot een bedrag van € 944,81. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden. MOS heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag past binnen het in het Besluit bepaalde tarief en is dan ook toewijsbaar.

Proceskosten

3.14.

Bij deze uitkomst van de procedure wordt AAMB c.s. als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten aan de kant van MOS. Deze kosten worden begroot op een bedrag van € 1.869,59, bestaande uit een bedrag van € 1.013,00 aan griffierecht, € 746,00 aan salaris gemachtigde en € 110,59 aan explootkosten. De gevorderde wettelijke rente en nakosten zijn toewijsbaar zoals in het dictum bepaald.

Hoofdelijkheid

3.15.

AAMB c.s. heeft de gestelde hoofdelijkheid erkend.

4 De beslissing