Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 04-05-2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:2408, 02/258059-21

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 04-05-2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:2408, 02/258059-21

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
4 mei 2022
Datum publicatie
4 mei 2022
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2022:2408
Zaaknummer
02/258059-21

Inhoudsindicatie

mensensmokkel, levensgevaar, Oekraïense verdachten, gevangenisstraf, afwijzen vordering opheffing schorsing voorlopige hechtenis.

Uitspraak

Strafrecht

Zittingsplaats: Middelburg

parketnummer: 02/258059-21

vonnis van de meervoudige kamer van 4 mei 2022

in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren op [geboortedag] 1994 te [geboorteplaats] ),

zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,

raadsman mr. S. Urcun, advocaat te Rotterdam.

1 Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 21 april 2022. Verdachte is niet verschenen. Wel is verschenen zijn gemachtigde raadsman. De officier van justitie

mr. I.H.C.M. van Dorst en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2 De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich samen met een ander in september 2021 schuldig heeft gemaakt aan mensensmokkel van elf Albanese personen naar het Verenigd Koninkrijk, waarbij levensgevaar te duchten was en waarbij sprake was van winstbejag, dan wel een poging daartoe.

3 De voorvragen

De dagvaarding is geldig.

De rechtbank is bevoegd.

De ontvankelijkheid van de officier van justitie

De raadsman heeft aangevoerd dat het, gelet op de inhoud van het proces-verbaal van

24 september 2021, niet anders kan zijn dan dat er informatie ontbreekt en dat er al voor de start van de observatie van 24 september 2021 voorbereidend onderzoek is gedaan, maar dit eerdere onderzoek niet in het dossier is vastgelegd. Hierdoor kan de start van het onderzoek niet worden getoetst, is sprake van schending van het recht van de verdediging op inzage in de processtukken en kan het recht van verdachte op een eerlijk proces op grond van artikel 6 EVRM niet worden gewaarborgd. Er is sprake van ernstige inbreuken op de beginselen van een behoorlijke procesorde waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van belangen van verdachte aan zijn recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak te kort is gedaan. Het zogenaamde Zwolsman-criterium is van toepassing. Verdachte is hierdoor in aanzienlijke mate in zijn belangen geschaad. Er is inbreuk gemaakt op zijn recht op inzage in de processtukken. Daarnaast valt niet te toetsen hoe het onderzoek is verlopen nu de start ontbreekt en wellicht gebruik is gemaakt van onbekend gebleven dwangmiddelen. Wat de verdediging betreft moet dit zonder meer leiden tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie. Zelfs indien de rechtbank zou oordelen dat de belangen van verdachte op zichzelf niet zouden zijn geschaad, meent de verdediging dat er sprake is van zodanige zeer fundamentele inbreuken die op zichzelf al niet-ontvankelijkheid kunnen opleveren, het zogenaamde Karmancriterium.

De officier van justitie heeft aangevoerd dat uit het dossier duidelijk blijkt waarom het jacht in het oog is gesprongen. Het is de taak van de marechaussee om haar controlebevoegdheid uit te oefenen. In het dossier is keurig terug te vinden hoe dat is gegaan. Van niet-ontvankelijkheid kan geen enkele sprake zijn.

De rechtbank stelt vast dat uit het proces-verbaal van bevindingen opgenomen op pagina 156 en 157 van het procesdossier blijkt dat het strafrechtelijk onderzoek is gestart naar aanleiding van bevindingen, waaruit kan worden opgemaakt dat het zeiljacht “ [naam 1] ” mogelijk betrokken was bij mensensmokkel. Zo was het zeiljacht in korte tijd meerdere keren van naam veranderd en zijn er in korte tijd wisselingen geweest van de opvarenden van het zeiljacht, waarbij de opvarenden telkens de Oekraïense nationaliteit hadden. Daarnaast zijn er mensensmokkelincidenten met de zeiljachten “ [naam 1] " op 16 augustus 2021 en “ [naam 1] ” op 17 september 2021 geweest, waarbij Oekraïense opvarenden zijn aangehouden. Het zeiljacht “ [naam 1] ” lag op dat moment achter het zeiljacht “ [naam 1] ” in de haven. De koopovereenkomst van het zeiljacht “ [naam 1] ” kwam voor honderd procent overeen met de koopovereenkomst van het zeiljacht “ [naam 1] ” dat verdachte [medeverdachte] op

17 september 2021 had gekocht. [naam 1] van het zeiljacht “ [naam 1] ” had weer dezelfde kleur en lettertype als die van het zeiljacht “ [naam 1] ”. Hoewel het betreffende proces-verbaal van bevindingen is opgemaakt op 27 september 2021 ziet het op bevindingen van data voorafgaand aan de observatie op 24 september 2021 van het zeiljacht “ [naam 1] ”. Alle voornoemde informatie was op het moment van de start van het onderzoek en de observatie op 24 september 2021 dus al bekend. Dat het proces-verbaal van bevindingen waarin dit staat gerelateerd van een latere datum is, maakt het feit dat de marechaussee wel al op 24 september 2021 bekend was met deze informatie niet anders. De marechaussee heeft een toezichthoudende taak en op grond daarvan een controlebevoegdheid. Ook zonder dergelijke bevindingen kunnen zij controleren en er staat niets in de weg aan een controle naar aanleiding van eerder gedane bevindingen, zoals door de officier van justitie ter terechtzitting terecht is aangevoerd. Van ernstige inbreuken op de beginselen van een behoorlijke procesorde waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van belangen van verdachte aan zijn recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak te kort is gedaan, is dan ook geen sprake. De aanleiding van het strafrechtelijk onderzoek is voldoende gebleken en voor de verdediging ook te controleren. De rechtbank acht de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging.

Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4 De beoordeling van het bewijs

5 De strafbaarheid

6 De strafoplegging

7 Het beslag

8 De voorlopige hechtenis

9 De wettelijke voorschriften

10 De beslissing