Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 14-10-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:5178, AWB- 20_9176

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 14-10-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:5178, AWB- 20_9176

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
14 oktober 2021
Datum publicatie
19 oktober 2021
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2021:5178
Zaaknummer
AWB- 20_9176

Inhoudsindicatie

ZW

Uitspraak

Zittingsplaats Breda

Bestuursrecht

zaaknummer: BRE 20/9176 ZW

gemachtigde: mr. H.M. Paijmans,

en

De Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (het UWV, kantoor Breda), verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 29 januari 2020 (primair besluit) heeft het UWV in het kader van de eerstejaars Ziektewet-beoordeling (EZWb) bepaald dat eiser vanaf 25 maart 2020 geen recht meer heeft op een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW).

Op 25 augustus 2020 heeft het UWV aan eiser laten weten voornemens te zijn de ingangsdatum van de beëindiging van de ZW-uitkering te wijzigen van 25 maart 2020 naar 6 weken na de beslissing op bezwaar. Eiser heeft op 3 september 2020 hierop gereageerd.

In het besluit van 15 september 2020 (bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit gegrond verklaard. Het UWV heeft daarbij het primaire besluit herroepen en beslist dat de ZW-uitkering van eiser niet per 25 maart 2020, maar per 6 weken na het bestreden besluit wordt beëindigd.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.

Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 17 september 2021. Hierbij waren aanwezig: eiser, zijn gemachtigde en mr. M.B.A. van Grinsven namens het UWV.

Overwegingen

1. Feiten

Eiser werkte als fulltime magazijnmedewerker bij een autobedrijf. Voor dat werk is hij op 25 februari 2019 uitgevallen vanwege mentale problemen.

Het UWV heeft eiser met ingang van 1 juli 2019 een ZW-uitkering toegekend.

In het primaire besluit heeft het UWV na een EZWb de ZW-uitkering beëindigd met ingang van 25 maart 2019. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.

In het bestreden besluit heeft het UWV het bezwaar van eiser gegrond verklaard en bepaald dat de ZW-uitkering van eiser 6 weken na dagtekening van dat besluit zal worden beëindigd.

2. Omvang geschil

In geschil is of het UWV terecht de ZW-uitkering van eiser heeft beëindigd per 6 weken na 15 september 2020 oftewel per 27 oktober 2020, omdat eiser ten minste 65% kan verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij zich ziek meldde.

3. Wettelijk kader

De verzekerde die ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek heeft recht op ziekengeld (artikel 19, eerste en vierde lid, van de ZW).

Naar vaste rechtspraak wordt onder het begrip ‘zijn arbeid’ verstaan de arbeid die de verzekerde het laatst voor het intreden van de arbeidsongeschiktheid heeft verricht.

Als een verzekerde geen werkgever (meer) heeft en 52 weken arbeidsongeschikt is geweest heeft deze recht op ziekengeld als hij:

- ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid, als bedoeld in artikel 19 én

- slechts in staat is ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur met algemeen geaccepteerde arbeid waartoe hij met zijn krachten en bekwaamheden in staat is (artikel 19aa, eerste lid, en artikel 19ab, derde lid, van de ZW).

De mate van arbeidsongeschiktheid wordt vastgesteld op basis van een verzekeringsgeneeskundig en een arbeidskundig onderzoek (artikel 19ab, eerste lid, van de ZW).

4. Toetsingskader

Niet in geschil is dat eiser 52 weken arbeidsongeschikt is geweest. Dit betekent dat het UWV terecht ook heeft beoordeeld of eiser in staat is met algemeen geaccepteerde arbeid meer dan 65% van zijn maatmaninkomen te verdienen. Bij een arbeidsongeschiktheid van minder dan 35% bestaat er geen recht meer op een ZW-uitkering.

5. Medische beoordeling

Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapportages van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.

5.1

Verzekeringsarts J.H.G. Witjens heeft het dossier bestudeerd, eiser gezien op het spreekuur van 6 januari 2020 en het volgende – samengevat – gerapporteerd. Eiser heeft een verminderd concentratievermogen en is aangewezen op rustig overzichtelijk werk zonder druk, targets en verstoringen. Emotioneel heeft eiser nog moeite met het omgaan met problemen van anderen en met leidinggeven. Op fysiek gebied ziet de verzekeringsarts beperkingen op het gebied van trillingen en/of schokken aan rug en heupen, zwaar tillen, sjouwen, duwen en trekken, lang lopen en staan, traplopen en klimmen. Om het herstelproces niet onnodig te verstoren: geen nachtdienst en geen onregelmatige werktijden. De verzekeringsarts verwacht dat de medische situatie op termijn (binnen 3 tot 6 maanden) nog aanzienlijk zal verbeteren.

De beperkingen en de belastbaarheid van eiser heeft de verzekeringsarts neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 6 januari 2020.

5.2

Verzekeringsarts b&b L. Greveling-Fockens heeft de beschikbare medische gegevens bestudeerd, eiser gezien op de hoorzitting/spreekuur van 20 juli 2020 en het volgende – samengevat – gerapporteerd. De behandeling door de psycholoog is inmiddels afgerond, omdat de psycholoog van mening is dat de psychische klachten voortkomen uit de fysieke klachten na een val van de trap op het werk eind 2018, waarna er sprake was van een gekneusde rib. Tevens ontstonden klachten van de linker heup en knie, waar onderzoek naar is gedaan zonder dat een duidelijke oorzaak is gevonden. Eiser wordt behandeld bij de pijnpoli, maar zonder resultaat. De verzekeringsarts b&b ziet in de FML dat bij dynamische handelingen en statische houdingen voldoende rekening is gehouden met het geobjectiveerde deel van het fysieke klachtenpatroon met beperkingen voor het belasten van rug, heup en knie. Voor de psychische klachten is de primaire verzekeringsarts uitgegaan van een rouwreactie en een depressieve episode. In bezwaar zijn geen nieuwe gegevens naar voren gekomen waaruit kan blijken dat dit niet juist zou zijn. De verzekeringsarts b&b kan zich verenigen met de beperkingen in de rubriek persoonlijk functioneren, namelijk dat eiser is aangewezen op werk zonder veelvuldige deadlines of productiepieken en zonder veel storingen en onderbrekingen. Dit laatste omdat dit het vasthouden van de aandacht kan bemoeilijken. Gezien de depressieve stemming acht zij eiser, naast beperkt in sociaal functioneren, aanvullend enigszins beperkt voor het omgaan met conflicten. Wanneer eiser werkt in passende arbeid, waarbij met zijn psychische en fysieke beperkingen rekening is gehouden, ziet de verzekeringsarts b&b op energetische noch op preventieve gronden reden voor een urenbeperking. Ook is er op de datum in geding geen sprake van een medisch voorgeschreven behandeling op grond waarvan eiser een substantieel deel van de werkdag niet beschikbaar is. Volgens de verzekeringsarts b&b is eiser op 24 februari 2020 belastbaar conform de FML van 6 januari 2020 met een aanvullende beperking voor persoonlijk risico, het niet beroepsmatig besturen van een voertuig vanwege medicatiegebruik, het omgaan met conflicten en het gebogen en/of getordeerd actief zijn. Een nieuwe FML heeft die verzekeringsarts b&b daarom vastgesteld met als datum 20 juli 2020.

5.3

Eiser heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat hij zich niet kan vinden in de voor hem opgestelde FML. Daartoe voert hij aan zich niet een hele dag te kunnen concentreren, zijn aandacht niet op meerdere zaken tegelijk te kunnen richten en onmogelijk in druk verkeer te kunnen autorijden, terwijl openbaar vervoer fysiek een te grote belasting is. Zijn handelingstempo is lager dan aangegeven, mede door medicatie. De door de verzekeringsarts genoemde problemen in het omgaan met conflicten ontbreekt in de FML. Verder stelt eiser geen tocht te kunnen verdragen en niet normaal te kunnen buigen. Hij wijst daarbij op een ontsteking in de rug en spierzwakte in de benen. Vanwege de coronamaatregelen kan hij niet naar de fysiotherapeut. Verder acht eiser zich beperkt voor torderen, kan hij niet een half uur achtereen of 4 uur per werkdag lopen en maar 15 tot 20 minuten staan, ten gevolge van klachten aan de benen en rug. Hij kan niet boven schouderhoogte actief zijn, omdat hij dan zijn evenwicht verliest. Gelet op het voorgaande kan hij niet acht uur per dag of 40 uur per week werken en kan hij niet met onregelmatige werktijden uit de voeten.

In de rapportage van 17 februari 2021 concludeert verzekeringsarts E.C. van der Eijk – samengevat – het volgende. Van de klachten, waarvan in 2019 na een MRI-scan gedacht werd dat ze pseudo-radiculair waren, is inmiddels gebleken dat ze als aspecifieke lage rug-/pijnklachten zijn te benoemen, chronisch van aard, gelet op de duur van de klachten. Dat maakt dat door het daarvoor geldende devies van vermijden van zware rug belastende activiteiten, de FML daarvoor geen aanpassing behoeft. Bij nadere beschouwing geldt dat ook voor zitten. Voor het psychische deel concludeert Van der Eijk dat eiser is aangewezen op rustig overzichtelijk werk zonder druk, targets en verstoringen. De verzekeringsarts van het UWV heeft deze beperking niet in de FML verwerkt. Van der Eijk adviseert daarom te onderzoeken of de geduide functies hieraan voldoen.

5.4

Oordeel rechtbank over medische beroepsgronden

De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Uit de rapportages van de verzekeringsartsen blijkt dat zij op de hoogte waren van de door eiser gestelde klachten, zoals zijn aandachtsproblemen en zijn rug- en beenklachten. Bij de opstelling van de FML is met het geobjectiveerde deel van de klachten rekening gehouden. Ook het concentratievermogen van eiser is in die afwegingen betrokken.

De informatie die eiser in beroep heeft overgelegd geeft de rechtbank geen aanleiding te twijfelen aan de belastbaarheid die de verzekeringsartsen hebben aangenomen. Daarbij is in aanmerking genomen dat verzekeringsarts Van der Eijk in de rapportage van 17 februari 2020 aangeeft dat eiser is aangewezen op rustig overzichtelijk werk zonder druk, targets en verstoringen en dat nader onderzocht dient te worden of de geduide functies hieraan voldoen. Dit komt (grotendeels) overeen met de FML van 20 juli 2020 waarin de verzekeringsartsen van het UWV hebben opgenomen dat eiser is aangewezen op werksituaties zonder veel storingen, onderbrekingen, deadlines en productiepieken. Verzekeringsarts Van der Eijk kan in deze FML geen onvolkomenheden aanwijzen op basis van medisch geobjectiveerde feiten en/of omstandigheden.

Zoals blijkt uit de rapportage van arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) H. Claessen van 6 september 2021 hebben deze arbeidsdeskundige en verzekeringsarts b&b M. van der Ven het aspect van het rustig overzichtelijk werk zonder druk, targets en verstoringen nog apart onderzocht. Zij zijn daarbij tot de conclusie gekomen dat hiermee is bedoeld dat eiser is aangewezen op werk met overzichtelijke taken in de zin van voorspelbaarheid zonder hectiek, zodat hij niet gehaast hoeft te werken. Arbeidsdeskundige b&b H. Claessen heeft de geduide functies nogmaals op dat aspect gescreend en geconcludeerd dat die functies op dat punt voor eiser geen probleem vormen.

De rechtbank kan de conclusies in de rapportage van de arbeidsdeskundige b&b van 6 september 2021 volgen. Medische gegevens die maken dat er bij eiser sprake is van extra cognitieve of andere beperkingen is de rechtbank niet gebleken. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de beperkingen van eiser in de FML van 20 juli 2020 niet zijn onderschat. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid die is neergelegd in die FML.

6. Geschiktheid voor de functies

6.1

Een arbeidsdeskundige b&b van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: Stikster meubelbekleding, Productiemedewerker industrie (samenstellen van producten) en Monteur printplaten.

6.2

In beroep heeft eiser nog aangevoerd dat de functie stikster meubelbekleding zijn beperkingen op zes aspecten overschrijdt. Daarnaast heeft eiser ook ten aanzien van de functie productiemedewerker (samenstellen van producten) gesteld niet in staat te zijn alle benodigde handelingen in het juiste tempo te kunnen verrichten en dat zou volgens hem ook voor de andere functies gelden.

6.3

De rechtbank ziet geen reden te oordelen dat de voor eiser geselecteerde functies in medisch opzicht niet passend zijn. De rechtbank verwijst naar het rapport van de arbeidsdeskundige van 22 januari 2020, het rapport van de arbeidsdeskundige b&b van 17 augustus 2020 en het in beroep uitgebrachte rapport van arbeidsdeskundige b&b M. van der Ven. Daarin is inzichtelijk gemotiveerd dat, uitgaande van de vastgestelde beperkingen, eiser de werkzaamheden kan verrichten die verbonden zijn aan deze functies.

Eisers standpunt dat hij niet in staat is de geduide functies te verrichten, vloeit voort uit zijn opvatting dat zijn medische beperkingen zijn onderschat. Zoals de rechtbank eerder heeft geconcludeerd is die opvatting niet juist. De hiervoor genoemde functies mochten dan ook worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.

7. Mate van arbeidsongeschiktheid

Op basis van de inkomsten die eiser met de geduide functies zou kunnen verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot de conclusie dat eiser meer dan 65% kan verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij ziek werd. Omdat eiser tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.

Omdat pas recht bestaat op een ZW-uitkering als eiser niet meer dan 65% kan verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij ziek werd, heeft het UWV de ZW-uitkering terecht beëindigd per 6 weken na de verzenddatum van het bestreden besluit van 15 september 2020.

8. Conclusie

Het beroep wordt dan ook ongegrond verklaard.

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. R.A. Karsten-Badal, rechter, in aanwezigheid van R.V. van Vliet, griffier, op 14 oktober 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

griffier rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?