Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 17-09-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:4666, AWB- 21_3117
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 17-09-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:4666, AWB- 21_3117
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 17 september 2021
- Datum publicatie
- 23 september 2021
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2021:4666
- Zaaknummer
- AWB- 21_3117
Inhoudsindicatie
GEMWT
Uitspraak
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/3117 GEMWT
en
Procesverloop
Eiseres heeft op 17 juli 2021 digitaal beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een
besluit door het college op haar verzoek om handhaving.
De rechtbank heeft besloten het beroep versneld te behandelen, onder toepassing van afdeling 8.2.3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank heeft vervolgens toepassing gegeven aan artikel 8:54, eerste lid, van de Awb, zodat een behandeling ter zitting achterwege is gebleven.
Overwegingen
1. Op grond van de stukken gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Bij brief van 17 mei 2021 heeft eiseres het college verzocht om handhavend op te treden tegen het bouwwerk, de voormalige carport, op het perceel [adres] te [plaatsnaam].
Bij brief van 1 juli 2021 heeft eiseres het college medegedeeld dat de redelijke beslistermijn is verstreken. Eiseres stelt dat het college in gebreke is gebleven op het verzoek te beslissen en heeft het college verzocht dit alsnog binnen twee weken te doen.
Op 17 juli 2021 heeft eiseres digitaal beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op het verzoek om handhaving door het college.
Bij besluit van 5 augustus 2021 heeft het college aan de overtreder een last onder dwangsom opgelegd.
Het college heeft bij brief van 6 augustus 2021 de op de procedure betrekking hebbende stukken en een verweerschrift ingediend.
2. Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld (artikel 6:2, aanhef en onder b, in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Awb). Het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen (artikel 6:12, tweede lid, van de Awb).
3. Het bestuursorgaan moet in dit geval binnen een redelijke termijn beslissen en die is in ieder geval verstreken als er acht weken na het indienen van de aanvraag zijn verstreken (artikel 4:13, eerste en tweede lid, van de Awb). Het college ontving de aanvraag op 20 mei 2021. Het college had dus uiterlijk op 15 juli 2021 moeten beslissen.
Eiseres heeft het college op 1 juli 2021 in gebreke gesteld. Hiervoor is vastgesteld dat het college uiterlijk op 15 juli 2021 dient te beslissen op de aanvraag, zodat op het moment van indiening van de ingebrekestelling de beslistermijn nog niet was verstreken. Niet gesteld of gebleken is dat eiseres het college nog op enig moment na het einde van de beslistermijn in gebreke heeft gesteld.
Daarmee voldoet het beroepschrift niet aan de in artikel 6:12, tweede lid, van de Awb bepaalde vereisten voor het indienen van een beroepschrift tegen het niet tijdig beslissen.
Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk.
4. De rechtbank merkt op dat het college op 5 augustus 2021 een last onder dwangsom heeft opgelegd aan de overtreder. De rechtbank kan uit het dossier echter niet afleiden of het besluit ook aan eiseres bekend is gemaakt waarmee op haar verzoek om handhaving is beslist.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van D. Alblas, griffier, op 17 september 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op: